ECLI:NL:RBLIM:2022:2345

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
ROE 21/344
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor huisvesting van short-stay arbeidsmigranten in Echt

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die was verleend voor de huisvesting van zestien short-stay arbeidsmigranten in een voormalige woning en hotel/restaurant te Echt. De Vereniging van Eigenaren Du Commerce, eiseres in deze procedure, stelde dat de vergunning zou leiden tot onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat door geluidsoverlast en inperking van privacy, alsook tot grotere parkeerproblemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder, de derde-partij, eigenaar is van het pand aan de Stationsweg 4 te Echt, waar de huisvesting zou plaatsvinden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, oordelend dat er geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat. De rechtbank overwoog dat de vergunninghouder zich aan de voorwaarden van de omgevingsvergunning moet houden, waaronder het bijhouden van een nachtregister voor de short-stay arbeidsmigranten, en dat de vergunning voldoende waarborgen biedt voor de maximale verblijfsduur van negen maanden. De rechtbank concludeerde dat de vergunningverlening niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat de zorgen van eiseres over overlast en parkeerdruk onvoldoende onderbouwd waren. De uitspraak benadrukt de beleidsruimte van het college van burgemeester en wethouders bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de noodzaak voor eiseres om haar bezwaren met concrete feiten te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/344

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

Vereniging van Eigenaren Du Commerce, uit Echt, eiseres

(gemachtigde: J.T.W.J. de Wit)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder
(gemachtigde: mr. B.G.J. Knubben).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [naam 1], uit [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van huisvesting voor zestien short-stay arbeidsmigranten in het pand aan de Stationsweg 4 te Echt en het realiseren van een in- en uitrit.
Bij besluit van 22 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is niet verschenen.
Ter zitting heeft verweerder zijn standpunt uit het verweerschrift dat eiseres wegens het ontbreken van een machtiging aan het bestuur van eiseres niet-ontvankelijk zou zijn gehandhaafd. De rechtbank heeft daarom aan het einde van de zitting de zaak aangehouden om eiseres in staat te stellen een machtiging aan haar bestuur in het geding te brengen waaruit blijkt dat zij haar bestuur heeft opgedragen om deze procedure te starten en te voeren. Op 3 februari 2022 heeft de rechtbank die machtiging van eiseres ontvangen. Verweerder heeft op 14 februari 2022 op de machtiging gereageerd door aan te geven dat zij haar ontvankelijkheidsstandpunt intrekt. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Wat zijn de relevante feiten en omstandigheden?
1. De derde-partij (vergunninghouder) is eigenaar van enkele percelen met daarop het pand gelegen aan de Stationsweg 4 te Echt, kadastraal bekend als gemeente Echt, sectie K, nummers 2613, 4671 en 4672. Op het perceel met kadastraal nummer 2613 bevindt zich het grootste deel van het pand dat voorheen werd geëxploiteerd als hotel en (bar)restaurant (hierna: het Hotel). Op de percelen met kadastrale nummers 4671 en 4672 bevindt zich het deel van het pand dat als woning werd gebruikt (hierna: de Woning).
1.1.
Eiseres is eigenaar van een aangrenzend appartementencomplex, gelegen aan de
Du Commerce te Echt.
2. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor het Hotel en de Woning is het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 mei 2016 (bestemmingsplan). Het pand van vergunninghouder kent twee bestemmingen. Het Hotel is bestemd voor ‘Horeca’, met specifieke aanduidingen ‘horeca van categorie 2’ en ‘horeca van categorie 4’. De Woning is bestemd voor ‘Wonen’. Ook geldt ter plaatse het bestemmingsplan ’Facetbestemmingsplan Deregulering’, vastgesteld door de gemeenteraad op 6 november 2019, waaruit blijkt dat arbeidsmigrantenhuisvesting niet is toegestaan, behalve waar dit expliciet in een bestemmingsplan is toegestaan en/of hiervoor een rechtsgeldige omgevingsvergunning is verleend.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
3. Vergunninghouder wil in zijn pand zestien short-stay arbeidsmigranten huisvesten op basis van verhuur. Daarvoor dient het pand inpandig te worden verbouwd en moet er een in- en uitrit worden gerealiseerd. Het huisvesten van arbeidsmigranten is daarnaast in strijd met de ter plaatse geldende bestemmingen. Om zijn project mogelijk te maken heeft vergunninghouder daarom een omgevingsvergunning aangevraagd voor:
  • de activiteit ‘bouwen’ uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en
  • de activiteit ‘planologisch strijdig gebruik’ uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
3.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘strijdig planologisch gebruik’ verleend met toepassing van artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II, van het Besluit Omgevingsrecht (Bor). Ook heeft verweerder op grond van artikel 2.10 van de Wabo de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ verleend.
3.2.
Eiseres is het er niet mee eens dat verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft verleend en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Eiseres vreest overlast als er door vergunninghouder arbeidsmigranten in het Hotel en de Woning worden gehuisvest, onder meer in de vorm van geluidsoverlast, privacy schending en parkeerproblemen. De omgevingsvergunning had dus niet verleend mogen worden, althans er zouden in ieder geval aanvullende voorschriften aan moeten worden verbonden.
3.3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van strijd met de goede ruimtelijke ordening geen sprake is, omdat voor zowel de short-stay arbeidsmigranten als omwonenden sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat als in het Hotel en de Woning maximaal zestien short-stay arbeidsmigranten worden gehuisvest. Ook geeft verweerder aan dat hij het niet nodig vindt om de door eiseres gevraagde aanvullende voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden.
Wat is de relevante regelgeving en de omvang van het beroep?
4. De rechtbank heeft de relevante regelgeving opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar beroep niet richt tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Alleen het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘planologisch strijdig gebruik’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is tussen partijen in geschil. Daarbij is echter niet in geschil dat aan de toepassingsvoorwaarden voor afwijking op grond van artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II, van het Bor is voldaan, maar wel is in geschil of verlening van de omgevingsvergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening of niet.
Beroepsgrond 1: heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat?
6. Eiseres stelt dat de omgevingsvergunning niet kon worden verleend, omdat verlening ervan in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, meer specifiek dat er geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als er zestien short-stay arbeidsmigranten verblijven in het Hotel en/of de Woning. Dat verblijf zorgt namelijk voor overlast in de vorm van geluidsoverlast en inbreuk op de privacy van met name de appartementen aan de kant van het Hotel en de Woning. De short-stay arbeidsmigranten verblijven met regelmaat op het parkeerterrein, de brandtrap en op de platte daken van het Hotel en de Woning. Er wordt door hen op die plekken gebarbecued en zelfs aan auto’s gewerkt. Weliswaar hebben de Woning en het Hotel een buitenruimte in de vorm van een terras, maar dat wordt door de short-stay arbeidsmigranten volgens eiseres niet gebruikt. Toen het Hotel nog als een regulier hotel werd geëxploiteerd, was er bovendien nauwelijks overlast voor de buurt. Dit komt omdat de restaurantfunctie voorop stond en het pand nauwelijks daadwerkelijk als hotel werd gebruikt. Bovendien kwamen veel bezoekers uit de buurt en niet met de auto. De overlast is volgens eiseres dan ook aanzienlijk toegenomen.
6.1.
Ook is eiseres van mening dat in het bestreden besluit onvoldoende is meegewogen dat parkeren een probleem vormt, wanneer het Hotel en de Woning gebruikt worden voor arbeidsmigrantenhuisvesting. De reden daarvoor is dat vergunninghouder op eigen terrein nu vier parkeerplaatsen beschikbaar heeft en dat is te weinig om aan de parkeernorm (acht parkeerplaatsen) voor huisvesting van zestien short-stay arbeidsmigranten te voldoen. De oplossing van verweerder hiervoor is dat vergunninghouder op eigen terrein twee extra parkeerplaatsen en in het aangrenzende openbare gebied twee extra parkeerplaatsen moet realiseren. Dat is volgens eiseres echter niet haalbaar. Er is volgens eiseres geen ruimte beschikbaar voor aanvullende parkeerplaatsen en de parkeeroverlast is bovendien zonder die aanvullende parkeerplaatsen al enorm. De twee parkeerplaatsen die aan de linkerzijde van het Hotel op eigen terrein worden gerealiseerd zorgen bovendien voor een gevaarlijke verkeerssituatie. De in- en uitrit van die parkeerplaatsen is recht tegenover het NS-station, bij een zebrapad en vlak voor twee parkeerplaatsen voor bussen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat verlening van de omgevingsvergunning geen strijd oplevert met de goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat en overweegt daartoe als volgt.
7.1.
Door verweerder kan een omgevingsvergunning worden verleend wanneer aan de voorwaarden voor afwijking van het bestemmingsplan is voldaan en verlening niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling/ABRvS) heeft verweerder beleidsruimte bij het antwoord op de vraag of hij een afwijking van het bestemmingsplan al dan niet toestaat. [1] Van een goede ruimtelijke ordening is volgens de Afdeling [2] slechts dan geen sprake wanneer verlening van de omgevingsvergunning voor omwonenden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat leidt.
7.2.
Dat er arbeidsmigranten in het Hotel en de Woning verblijven en die zich ook rondom het Hotel en de Woning ophouden zal voor eiseres een bepaalde mate van geluidsoverlast en inperking van haar privacy tot gevolg hebben, maar daar staat tegenover dat het grootste deel van het pand, namelijk het Hotel, waar het merendeel van de zestien short-stay arbeidsmigranten verblijft en dat het dichtst bij het appartementencomplex van eiseres is gelegen, bestemd is voor ‘Horeca’ en dat enige mate van geluidsoverlast en privacy inperking ook aan die bestemming inherent is. In tegenstelling tot waar eiseres vanuit gaat, moet daarbij worden uitgegaan van de maximale reële mogelijkheden die de horecabestemming biedt voor exploitatie en niet hoe de vroegere feitelijke exploitatie door eiseres werd ervaren. Door eiseres is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de huisvesting van zestien short-stay arbeidsmigranten tot een zodanige verslechtering van haar woon- en leefklimaat leidt ten opzichte van de exploitatiemogelijkheden op grond van de horecabestemming, dat verweerder in redelijkheid had moeten vaststellen dat sprake is van een onaanvaardbare aantasting hiervan. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat uit de door eiseres overgelegde overzichten van ‘overlast veroorzakende activiteiten’ ook niet blijkt van een mate van overlast op grond waarvan aannemelijk is dat van een goed woon- en leefklimaat geen sprake kan zijn. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat als de short-stay arbeidsmigranten verblijven op een plaats die daarvoor niet bedoeld is of activiteiten verrichten die niet zijn toegestaan, verweerder daartegen niet handhavend kan en zal optreden.
7.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de veiligheids- en parkeersituatie in de omgeving door het verlenen van de omgevingsvergunning aan vergunninghouder zodanig is dat niet meer kan worden gesproken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De rechtbank overweegt dat door eiseres niet is onderbouwd waarom het niet mogelijk zou zijn om in de openbare ruimte nog twee parkeerplaatsen te realiseren en daarmee aan de parkeernorm te voldoen. Dat sprake is van een aanzienlijk toegenomen parkeerdruk door de komst van zestien short-stay arbeidsmigranten ten opzichte van de vroegere hotel- en restaurantexploitatie, is door eiseres ook niet onderbouwd en dat had wel op haar weg gelegen, zeker omdat eiseres niet betwist dat als de aanvullende parkeerplaatsen op eigen terrein en in de openbare ruimte wél worden gerealiseerd aan de parkeernorm wordt voldaan. Verder overweegt de rechtbank dat omdat op pagina dertien van de omgevingsvergunning het voorschrift is opgenomen dat in totaal zes parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd en twee parkeerplaatsen in het openbaar gebied, eiseres handhaving van dat voorschrift kan vragen bij verweerder. Dat door realisatie van de in- en uitrit van twee nieuwe parkeerplaatsen een verkeersonveilige situatie is ontstaan, heeft eiseres niet door bijvoorbeeld een deskundigenrapport inzichtelijk gemaakt. De enkele stelling van eiseres dat de nieuwe in- en uitrit van de twee parkeerplaatsen voor auto’s in combinatie met twee parkeerplaatsen voor bussen, een zebrapad en een station aan de overkant van de straat onveilig is, is daarvoor onvoldoende.
Beroepsgrond 2: is voldoende gewaarborgd dat short-stay arbeidsmigranten maximaal negen maanden verblijven in het Hotel en/of de Woning?
8. Eiseres stelt verder dat in de omgevingsvergunning onvoldoende is gewaarborgd dat daadwerkelijk sprake is van short-stay arbeidsmigranten die maximaal negen maanden verblijven in het Hotel en/of de Woning. Er kan door verweerder volgens eiseres niet worden gecontroleerd dat een short-stay arbeidsmigrant langer dan negen maanden daar verblijft. Daardoor kan verweerder ook niet handhavend optreden tegen een langer verblijf. Om die reden dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
9. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden, omdat eiseres van een feitelijke onjuistheid uitgaat. De rechtbank overweegt dat in de omgevingsvergunning (pagina zeven) als voorschrift is opgenomen dat er door vergunninghouder een nachtregister moet worden bijgehouden en ook is er op pagina zeven opgenomen dat de maximale verblijfsduur van short-stay arbeidsmigranten negen maanden is. In tegenstelling tot waar eiseres vanuit gaat, overweegt de rechtbank dat uit deze twee voorschriften niet anders kan worden opgemaakt dan dat de arbeidsmigranten die door vergunninghouder worden gehuisvest, maximaal negen maanden in het Hotel en/of de Woning mogen verblijven, wat verweerder kan controleren aan de hand van het nachtregister dat vergunninghouder op grond van het voorschrift uit de omgevingsvergunning verplicht is bij te houden en waaruit per nacht moet blijken welke personen er verblijven. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat op grond van de voorschriften uit de omgevingsvergunning handhavend kan worden opgetreden door verweerder als short-stay arbeidsmigranten langer in het Hotel en/of de Woning verblijven
.Dat de short-stay arbeidsmigranten uit hoofde van Europees recht mogelijk langer dan negen maanden rechtmatig in Nederland kunnen en mogen verblijven, doet aan het voorgaande niets af.
Wat is de uitkomst van deze zaak?
10. De uitkomst van deze zaak is dat verweerder het standpunt heeft mogen innemen dat verlening van de omgevingsvergunning voor het huisvesten van zestien arbeidsmigranten geen onaanvaardbaar woon- en leefklimaat oplevert. Verder is in de omgevingsvergunning voldoende gewaarborgd dat door een arbeidsmigrant maximaal negen maanden in het Hotel en/of de Woning mag worden verbleven. Het beroep is ongegrond en daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit niet.
10.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.M. van den Brekel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op: 24 maart 2022
de griffier is verhinderd om
rechter
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 24 maart 2022

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo kan een aanvraag voor een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo slechts worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het bouwplan is aan te merken als een van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. De algemene maatregel van bestuur die hier wordt bedoeld, is het Besluit Omgevingsrecht (Bor).
Besluit Omgevingsrecht (Bor)
Op grond van artikel 2.7 van het Bor worden de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II van het Bor aangewezen als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
Op grond van artikel 4, aanhef en negende lid, van bijlage II, van het Bor, komt het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, in aanmerking voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken.
Bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’
Op grond van de artikelen 18.1, 1.55 en 1.58 van de planregels zijn de voor horeca aangewezen gronden bestemd voor:
  • een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt, en ook een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood- en broodjeszaken/lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels.
  • een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
Op grond van artikel 25.1 van de planregels zijn de voor wonen aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Facetbestemmingsplan ’Facetbestemmingsplan Deregulering’
Op grond van artikel 1.5 van de planregels wordt onder short-stay arbeidsmigrantenhuisvesting verstaan: het huisvesten van legale werknemers van bedrijven, die tijdelijk in Nederland verblijven.
Op grond van artikel 7.3 van de planregels is arbeidsmigrantenhuisvesting niet toegestaan, met uitzondering van waar dit expliciet in een bestemmingsplan is toegestaan en/of hiervoor een rechtsgeldige omgevingsvergunning is verleend.

Voetnoten

1.ABRvS, 3 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1057.
2.Bijvoorbeeld: ABRvS, 6 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1179.