ECLI:NL:RBLIM:2022:2340

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
03/702640-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling van een 2-jarig kind na onduidelijkheid over letsel

Op 25 maart 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van zware mishandeling van haar 2-jarige zoontje. Het jongetje werd op 18 april 2018 opgenomen in het ziekenhuis met ernstige verwondingen, waaronder een zwelling op het hoofd, bijtwonden, blauwe plekken en buikletsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel niet met zekerheid kan worden toegeschreven aan de verdachte, omdat er veel onduidelijkheid bestaat over de oorzaak en het tijdstip van het letsel. De forensische kinderarts kon geen definitieve conclusie trekken over de toedracht van de verwondingen, waardoor de rechtbank niet wettig en overtuigend kon vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de zware mishandeling. De verdachte werd daarom vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, de vader van het kind, vorderde schadevergoeding, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, ondanks het ernstige letsel van het kind.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/702640-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1994,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 maart 2022. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op of kort voor 18 april 2018 samen met een ander heeft geprobeerd haar tweejarige zoon van het leven te beroven (
primair) dan wel haar zoon zwaar heeft mishandeld (
subsidiair) dan wel heeft geprobeerd om haar zoon zwaar te mishandelen (
meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

Op 18 april 2018 heeft verdachte van 9.00 uur tot 10.00 uur rijles. Gedurende deze tijd past de medeverdachte op haar zoontje [slachtoffer] . Enige tijd na thuiskomst constateert verdachte dat [slachtoffer] een grote bult op zijn hoofd heeft. Zij gaat meteen met hem naar de huisarts. De huisarts verwijst haar door naar het Zuyderland ziekenhuis. Vervolgens wordt [slachtoffer] doorverwezen naar het Universitair Medisch Centrum in Maastricht (verder: MUMC). De volgende dag maakt het MUMC melding bij Veilig Thuis van een vermoeden van ernstig toegebracht letsel. Er is onder andere sprake van buikletsel.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Hoewel de officier van justitie zich op het standpunt heeft gesteld dat het letsel bij [slachtoffer] is toegebracht op of omstreeks 18 april 2018, is zij van oordeel dat het niet (mede) de verdachte is geweest die dit letsel heeft toegebracht, maar (alleen) haar vriend en medeverdachte [medeverdachte] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Het dossier bevat volgens de raadsman onvoldoende bewijs dat de verdachte het letsel bij haar kind heeft toegebracht dan wel dat zij hier een wezenlijke bijdrage aan heeft geleverd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 18 april 2018 zegt [slachtoffer] , toen bijna 2 jaar en 4 maanden oud, tegen zijn moeder dat hij hoofdpijn heeft. De verdachte, moeder van [slachtoffer] , voelt dat hij een bult op zijn hoofd heeft en gaat direct met hem naar de huisarts. De huisarts beschrijft [slachtoffer] als een alerte, maar bleke jongen en constateert een zachte zwelling aan het hoofd en blauw-rode vlekken op de linker handrug. Vanwege de zwelling verwijst de huisarts [slachtoffer] door naar een kinderarts.
De kinderarts in het Zuyderland ziekenhuis in Sittard voert die middag een lichamelijk onderzoek uit en beschrijft [slachtoffer] als een bedrukte jongen met een grauw vale kleur van de lippen. De kinderarts constateert een grote zwelling boven het linkeroor en een ronde afdruk op de linker wang. Daarnaast is de lever voelbaar en zijn er onderhuidse bloeduitstortingen en roodheid op verschillende delen van het lichaam zichtbaar. Er wordt aanvullend onderzoek verricht en aan het einde van de middag wordt besloten om [slachtoffer] voor verdere diagnostiek en monitoring over te plaatsen naar het MUMC.
In de avond van 18 april 2018 wordt [slachtoffer] opgenomen in het MUMC. Tijdens deze opname wordt aanvullend onderzoek verricht. Bij [slachtoffer] worden afwijkingen in de buik geconstateerd, waarbij er sprake is van een bloeduitstorting of een kneuzing in de lever en sterk verhoogde levertransaminasewaarden. Daarnaast is er sprake van een mogelijke bloeduitstorting of kneuzing in de galblaaswand en bevinden zich mogelijke afwijkingen of een kneuzing aan de alvleesklier met daarbij afwijkende alvleesklierenzymwaarden. Verder is bij [slachtoffer] tijdens de opname sprake van acuut nierfalen en heeft [slachtoffer] meerdere onderhuidse bloeduitstortingen van de huid.
Op 19 april 2018 wordt door een kinderarts van het MUMC melding gedaan bij Veilig Thuis van een vermoeden van ernstig toegebracht letsel.
Op 7 mei wordt [slachtoffer] uit het ziekenhuis ontslagen.
Oorzaak en datering van het letsel
Op 9 oktober 2018 heeft drs. H.C. Terlingen, kinderarts en forensisch arts, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, als deskundige in opdracht van de rechter-commissaris een rapport uitgebracht van het medisch forensisch onderzoek naar aanleiding van het letsel bij [slachtoffer] .
Uit het rapport blijkt dat bij [slachtoffer] op 18 april 2018 de volgende problemen speelden:
 Huidafwijkingen, bestaande uit: bijtletsel, onderhuidse bloeduitstortingen en een subgaleale bloeding;
 Buikletsel, bestaande uit: een leverhematoom of leverkneuzing, mogelijk hematoom of kneuzing in de galblaaswand, een mogelijke kneuzing in de alvleesklier en tekenen van beschadiging van de nieren.
De huidafwijkingen
Ten aanzien van de huidafwijkingen heeft de deskundige het volgende gerapporteerd.
Bij [slachtoffer] waren op de linkerwang onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar, die een patroon passend bij een bijtletsel vertoonden. Als een kind wordt gebeten door een mens dan gaat het altijd om niet-accidenteel letsel. Bijtletsels kunnen niet worden gedateerd.
Op het lichaam van [slachtoffer] waren tenminste 25 onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar. Deze bloeduitstortingen bevonden zich in het gelaat, op de borst, op de buik, in de flank, op de rug, op het linker bovenbeen, op de linker handrug en op beide scheenbenen van [slachtoffer] . Onderhuidse bloeduitstortingen bij kinderen kunnen het resultaat zijn van normale activiteiten/ accidenteel trauma, niet-accidenteel trauma of stollingsziekten.
Bij [slachtoffer] is stollingsonderzoek verricht, maar dit gaf geen aanwijzingen voor stollingsproblemen. Ook was het huidbeeld niet passend bij een medische aandoening. De onderhuidse bloeduitstortingen bij [slachtoffer] zijn veel waarschijnlijker onder de hypothese van een krachtsinwerking dan onder de hypothese van een aandoening.
Het totaal van onderhuidse bloeduitstortingen is gezien de locaties (op de wang, de borst, de buik, de rug, het bovenbeen en de linker handrug) en het aantal waarschijnlijker onder de hypothese van een niet-accidenteel trauma dan onder de hypothese van een accidenteel trauma. Ter zitting heeft de deskundige toegelicht dat zij, gezien een recente studie naar blauwe plekken bij kinderen, nu de waarschijnlijkheidsterm: ‘veel waarschijnlijker’ zou gebruiken in plaats van ‘waarschijnlijker’.
Onderhuidse bloeduitstortingen zijn niet goed te dateren, anders dan dat ze doorgaans – afhankelijk van de locatie – tamelijk snel na het veroorzakend incident zichtbaar worden (vrijwel direct tot minuten, zoals aan het voorhoofd), echter soms na uren tot een dag bij wat dieper gelegen letsel (bijvoorbeeld aan de bil).
De huisarts en de kinderarts beschreven een zachte zwelling van circa 5 tot 10 centimeter met blauwe verkleuring aan de linkerzijkant van het hoofd. Deze zwelling aan het hoofd was zichtbaar op de CT-scan van 18 april 2018. De zwelling werd door prof. S.G.M. Robben, bij revisie van de beelden uit het Zuyderland ziekenhuis, geduid als passend bij een subgaleale bloeding.
De subgaleale bloeding bij [slachtoffer] is even waarschijnlijk na een trauma met een niet- accidentele toedracht als na een trauma met een accidentele toedracht of na een niet-gemeld minor trauma of bijvoorbeeld met kracht het kammen van zijn haren.
Het trauma dat leidde tot de subgaleale bloeduitstorting zal hebben plaatsgevonden in de periode tussen circa 4 en 18 april 2018. Nadere datering is niet mogelijk.
Het buikletsel
Ten aanzien van het buikletsel heeft de deskundige het volgende gerapporteerd.
De afwijkingen aan de galblaas en de alvleesklier waren lastig te duiden en zijn dus niet nader beoordeeld. Bij [slachtoffer] zijn de letsels in de buik het gevolg van een uitwendige stomp botsende krachtsinwerking. De aangetoonde buikletsels bij [slachtoffer] op 18 april 2018, als afzonderlijke bevinding beschouwd, zijn even waarschijnlijker onder de hypothese niet-accidenteel letsel (bijvoorbeeld een stomp/ stompen in de buik) als onder de hypothese accidenteel letsel (zoals de val in het speeltoestel op 16 april 2018).
Bij laboratoriumonderzoek in het Zuyderland ziekenhuis en later in het MUMC was bij [slachtoffer] sprake van zeer sterk verhoogde levertransaminasewaarden. Alanine aminotransferase (verder: ALAT) en aspartaat aminotransferase (verder: ASAT) zijn biochemische markers van leverschade. Bij [slachtoffer] was het ALAT bij opname meer dan 175 keer de normale bovengrens en het ASAT zelfs meer dan 330 keer de normale bovengrens. De mate van ASAT en ALAT stijging hangt af van de oorzaak van de levercelschade.
Bij [slachtoffer] werden geen aanwijzingen gevonden voor, en paste het klinische beloop niet bij een onderliggende leverziekte. De fors verhoogde levertransaminasewaarden kunnen worden verklaard als gevolg van beschadiging van levercellen door een stomp botsende krachtsinwerking op de lever (levertrauma). De snelheid van afname van met name ASAT na leverceldestructie blijkt een indicatie voor het moment van ontstaat van de destructie. De snelheid van afname van ALAT toont een vlakker beloop.
De bij [slachtoffer] gemeten ASAT/ALAT waarden op en na 18 april 2018 om 12.38 uur zijn waarschijnlijker onder de hypothese van een recent trauma (op of kort voor 18 april 2018) dan onder de hypothese van een ouder trauma (meer dan twee dagen geleden).
De nierfunctie kan zijn beïnvloed door celafbraak na spierschade, het contrastmiddel van de CT-scan en mogelijk ook door stomp trauma op de rug of flanken. De bloedwaarde die een indicatie geeft voor de nierfunctie, heeft zijn piek bereikt op 19 april 2018 om 15:45 uur. De nierfunctie begon na een aantal dagen te verbeteren. Dialyse werd overwogen, maar was niet nodig. Uiteindelijk normaliseerde het beeld.
De afwijkingen in de buik herstelden spontaan.
Overwegingen
Bij de beoordeling van het bewijsmateriaal stelt de rechtbank het volgende voorop. De tenlastelegging komt erop neer dat de verdachte al dan niet samen met een ander [slachtoffer] in de nacht van 17 april of de ochtend van 18 april zwaar heeft mishandeld. De officier van justitie betoogt dat dit op 18 april tussen 09.00 en 10.00 uur moet zijn gebeurd, toen de medeverdachte alleen met [slachtoffer] was. Deze zaak gaat dus niet over de algemene vraag of iemand [slachtoffer] ergens in de periode voorafgaand aan de ziekenhuisopname enig letsel heeft toegebracht, maar alleen over de concrete beschuldiging dat de verdachte al dan niet samen met een ander [slachtoffer] kort daarvoor zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Het enige objectieve bewijsmateriaal is het deskundigenrapport van forensisch kinderarts Terlingen. De rechtbank trekt daaruit de volgende conclusies:
het is niet te bepalen wanneer of waardoor de zwelling op het hoofd is veroorzaakt;
de bijtwond is toegebracht door een mens, maar het is niet mogelijk om te bepalen of dit een kind of een volwassene was en ook niet wanneer dat is gebeurd;
de blauwe plekken zijn toegebracht, maar het is niet mogelijk om te bepalen wanneer dat is gebeurd en dus ook niet of dit op één moment was;
het buikletsel is ontstaan op 17 of 18 april, maar het forensisch onderzoek kan geen onderscheid maken tussen een ongeval en een mishandeling als mogelijke oorzaak.
Op basis van het forensisch bewijsmateriaal kan de rechtbank dus van geen enkel letsel vaststellen dat het is veroorzaakt door een mishandeling kort voor de ziekenhuisopname. De rechtbank zou die conclusie alleen kunnen trekken als zij
aanneemtdat de verschillende letsels bij dezelfde gebeurtenis zijn ontstaan. Dan zou het buikletsel immers de zwelling op het hoofd, de bijtwond in de wang en de blauwe plekken op het lichaam dateren op 17 of 18 april en dan zouden de bijtwond in de wang en de blauwe plekken op het lichaam vervolgens het buikletsel duiden als verwonding door mishandeling. Het dossier bevat daarvoor echter geen objectief aanknopingspunt.
De rechtbank kan uiteindelijk niet vaststellen wat er in de dagen voorafgaand aan de ziekenhuisopname met [slachtoffer] is gebeurd. Hoewel het duidelijk is dat [slachtoffer] divers en serieus letsel had en alle betrokken professionals daarop adequaat hebben gereageerd, blijven er zoveel mogelijke oorzaken en momenten over dat de rechtbank het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank zal verdacht dan ook integraal vrijspreken.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

4.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] , de vader van [slachtoffer] , vordert een schadevergoeding van in totaal € 21.588,56. Deze vordering bestaat voor € 4.088,46 uit materiële schade en voor € 17.500,00 uit affectieschade. De gestelde materiële schade bestaat uit de posten reiskosten en gederfde inkomsten.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de post ‘reiskosten’ kan worden toegewezen waarbij voor de hoogte van de gevorderde kilometervergoeding aansluiting moet worden gezocht bij het normbedrag conform “De Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding”. De post ‘gederfde inkomsten’ kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De gevorderde affectieschade moet volgens de officier van justitie worden afgewezen. De officier van justitie heeft verzocht om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het ten laste gelegde zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte integraal
vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partij schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Stuurman, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2022.
Buiten staat
mr. R.J.M.G. Rulkens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 18 april 2018 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] (zijnde haar kind)
opzettelijk
van het leven te beroven,
(met kracht) in de buik heeft gestompt/getrapt/geschopt en/of, al dan niet
met een voorwerp, op de borst, op de rug, op het bovenbeen en/of de hand
heeft geslagen en/of getrapt/geschopt en/of geknepen althans een of meer
geweldshandelingen op het lichaam van die [slachtoffer] heeft toegepast,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 18 april 2018 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan haar kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig buikletsel, heeft toegebracht, door
(met kracht) in diens buik te stompen/trappen/schoppen, in elk geval geweld
toe te passen;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 18 april 2018 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan haar kind [slachtoffer] . geboren op [geboortedatum 2] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(met kracht) in de buik heeft gestompt/getrapt/geschopt althans geweld heeft
toegepast op het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;