ECLI:NL:RBLIM:2022:2339

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
03/700163-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling van een 2-jarig kind door de verzorgende verdachte

Op 25 maart 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling van een 2-jarig kind dat hij verzorgde. Het kind werd op 18 april 2018 opgenomen in het ziekenhuis met diverse verwondingen, waaronder een zwelling op het hoofd, een bijtwond, blauwe plekken en buikletsel. De rechtbank kon echter niet vaststellen wanneer en hoe deze verwondingen waren ontstaan. Het letsel was onderzocht door een forensische kinderarts, maar het onderzoek leverde geen duidelijke aanwijzingen op voor mishandeling door de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er te veel onzekerheden waren over de oorzaak van het letsel en dat het niet zonder twijfel bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij, de vader van het kind, niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/700163-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1996,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 maart 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op of kort voor 18 april 2018 heeft geprobeerd om een tweejarig kind van het leven te beroven (
primair), dan wel dat kind, zijnde een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, zwaar heeft mishandeld (
subsidiair), dan wel heeft geprobeerd om dat kind zwaar te mishandelen (
meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

Op 18 april 2018 past verdachte een uurtje op [slachtoffer] , omdat de moeder van [slachtoffer] van 9.00 tot 10.00 uur rijles heeft. Enige tijd na thuiskomst constateert de moeder van [slachtoffer] dat hij een grote bult op zijn hoofd heeft. Zij gaat meteen met hem naar de huisarts. De huisarts verwijst haar door naar het Zuyderland ziekenhuis. Vervolgens wordt [slachtoffer] doorverwezen naar het Universitair Medisch Centrum in Maastricht (verder: MUMC). De volgende dag maakt het MUMC melding bij Veilig Thuis van een vermoeden van ernstig toegebracht letsel. Er is onder andere sprake van buikletsel.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair tenlastegelegde poging doodslag moet worden vrijgesproken. Volgens de officier van justitie was er geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood. De subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend worden bewezen. Hoewel niet al het letsel dat op 18 april 2018 bij [slachtoffer] wordt geconstateerd kan worden gedateerd, bestaat er volgens de officier van justitie geen andere logische verklaring dan dat het letsel is toegebracht. Het staat volgens haar vast dat [slachtoffer] tot de ochtend van 18 april 2018 normaal functioneerde, omdat niemand heeft verklaard iets anders te hebben gemerkt. Gelet op de snelheid waarmee blauwe plekken ontstaan, het feit dat bij buiktrauma direct klachten worden verwacht en de gemeten hoge leverwaarden, komt de officier van justitie tot de conclusie dat het trauma is ontstaan op of omstreeks 18 april 2018. Op die dag heeft verdachte tussen 09.00 uur en 10.00 uur de zorg over [slachtoffer] overgenomen, omdat medeverdachte [medeverdachte] rijles had. Bij thuiskomst van [medeverdachte] wordt bij [slachtoffer] een bult en een rode vlek boven het oog gezien. Uit opgenomen communicatie tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] komt volgens de officier van justitie naar voren dat medeverdachte [medeverdachte] niet weet wat er is gebeurd. Daarnaast blijk uit berichten van de telefoon van verdachte dat hij [slachtoffer] te druk vindt en dat [slachtoffer] hem dan irriteert. Dat alles brengt volgens de officier van justitie met zich mee dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die het letsel bij [slachtoffer] heeft toegebracht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte degene is geweest die het letsel heeft toegebracht. Volgens de raadsman gaat de officier van justitie in haar requisitoir uit van twee onjuiste premissen. Ten eerste dat medeverdachte [medeverdachte] een betrouwbare getuige is en dat van haar verklaring, dat [slachtoffer] op 17 april 2018 nog geen letsel had, mag worden uitgegaan. Ten tweede dat het letsel bij [slachtoffer] niet door een val kan zijn veroorzaakt en dat het letsel op of kort voor 18 april 2018 moet zijn toegebracht. De raadsman heeft aangevoerd dat het bijtletsel, de bult op het hoofd en de blauwe plekken niet kunnen worden gedateerd en dus niet kunnen worden gebracht onder de tenlastegelegde periode. Hoewel voor het ontstaan van het buikletsel een duidelijker tijdspad is aan te duiden, wil dit volgens de raadsman niet zeggen dat er sprake is van een situatie waarbij het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] op 18 april 2018 een stomp heeft gegeven. De raadsman heeft daarbij gewezen op de verklaring van de deskundige dat het ook mogelijk is dat dit buikletsel kort vóór 18 april 2018 is toegebracht. Op 17 april 2018 is verdachte niet alleen met [slachtoffer] geweest en is [slachtoffer] wel bij een of meerdere andere personen geweest.
Indien de rechtbank toch tot het oordeel zou komen dat verdachte het letsel heeft toegebracht, dan heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een poging doodslag, omdat [slachtoffer] volgens de deskundige niet in levensgevaar was. Ook is volgens de raadsman geen sprake van een voltooide zware mishandeling. Hoewel [slachtoffer] in het ziekenhuis is opgenomen, heeft er geen medisch ingrijpen plaatsgevonden. [slachtoffer] is gemonitord en er heeft eenmaal een bloedtransfusie plaatsgevonden. Dit is, gelet op geldende jurisprudentie van de Hoge Raad, onvoldoende om te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 18 april 2018 zegt [slachtoffer] , toen bijna 2 jaar en 4 maanden oud, tegen zijn moeder dat hij hoofdpijn heeft. De moeder van [slachtoffer] , medeverdachte, voelt dat hij een bult op zijn hoofd heeft en gaat direct met hem naar de huisarts. De huisarts beschrijft [slachtoffer] als een alerte, maar bleke jongen en constateert een zachte zwelling aan het hoofd en blauw-rode vlekken op de linker handrug. Vanwege de zwelling verwijst de huisarts [slachtoffer] door naar een kinderarts.
De kinderarts in het Zuyderland ziekenhuis in Sittard voert die middag een lichamelijk onderzoek uit en beschrijft [slachtoffer] als een bedrukte jongen met een grauw vale kleur van de lippen. De kinderarts constateert een grote zwelling boven het linkeroor en een ronde afdruk op de linker wang. Daarnaast is de lever voelbaar en zijn er onderhuidse bloeduitstortingen en roodheid op verschillende delen van het lichaam zichtbaar. Er wordt aanvullend onderzoek verricht en aan het einde van de middag wordt besloten om [slachtoffer] voor verdere diagnostiek en monitoring over te plaatsen naar het Universitair Medisch Centrum in Maastricht (verder: MUMC).
In de avond van 18 april 2018 wordt [slachtoffer] opgenomen in het MUMC. Tijdens deze opname wordt aanvullend onderzoek verricht. Bij [slachtoffer] worden afwijkingen in de buik geconstateerd, waarbij er sprake is van een bloeduitstorting of een kneuzing in de lever en sterk verhoogde levertransaminasewaarden. Daarnaast is er sprake van een mogelijke bloeduitstorting of kneuzing in de galblaaswand en bevinden zich mogelijke afwijkingen of een kneuzing aan de alvleesklier met daarbij afwijkende alvleesklierenzymwaarden. Verder is bij [slachtoffer] tijdens de opname sprake van acuut nierfalen en heeft [slachtoffer] meerdere onderhuidse bloeduitstortingen van de huid.
Op 19 april 2018 wordt door een kinderarts van het MUMC melding gedaan bij Veilig Thuis van een vermoeden van ernstig toegebracht letsel.
Op 7 mei wordt [slachtoffer] uit het ziekenhuis ontslagen.
Oorzaak en datering van het letsel
Op 9 oktober 2018 heeft drs. H.C. Terlingen, kinderarts en forensisch arts, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, als deskundige in opdracht van de rechter-commissaris een rapport uitgebracht van het medisch forensisch onderzoek naar aanleiding van het letsel bij [slachtoffer] .
Uit het rapport blijkt dat bij [slachtoffer] op 18 april 2018 de volgende problemen speelden:
 Huidafwijkingen, bestaande uit: bijtletsel, onderhuidse bloeduitstortingen en een subgaleale bloeding;
 Buikletsel, bestaande uit: een leverhematoom of leverkneuzing, mogelijk hematoom of kneuzing in de galblaaswand, een mogelijke kneuzing in de alvleesklier en tekenen van beschadiging van de nieren.
De huidafwijkingen
Ten aanzien van de huidafwijkingen heeft de deskundige het volgende gerapporteerd.
Bij [slachtoffer] waren op de linkerwang onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar, die een patroon passend bij een bijtletsel vertoonden. Als een kind wordt gebeten door een mens dan gaat het altijd om niet-accidenteel letsel. Bijtletsels kunnen niet worden gedateerd.
Op het lichaam van [slachtoffer] waren tenminste 25 onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar. Deze bloeduitstortingen bevonden zich in het gelaat, op de borst, op de buik, in de flank, op de rug, op het linker bovenbeen, op de linker handrug en op beide scheenbenen van [slachtoffer] . Onderhuidse bloeduitstortingen bij kinderen kunnen het resultaat zijn van normale activiteiten/ accidenteel trauma, niet-accidenteel trauma of stollingsziekten.
Bij [slachtoffer] is stollingsonderzoek verricht, maar dit gaf geen aanwijzingen voor stollingsproblemen. Ook was het huidbeeld niet passend bij een medische aandoening. De onderhuidse bloeduitstortingen bij [slachtoffer] zijn veel waarschijnlijker onder de hypothese van een krachtsinwerking dan onder de hypothese van een aandoening.
Het totaal van onderhuidse bloeduitstortingen is gezien de locaties (op de wang, de borst, de buik, de rug, het bovenbeen en de linker handrug) en het aantal waarschijnlijker onder de hypothese van een niet-accidenteel trauma dan onder de hypothese van een accidenteel trauma. Ter zitting heeft de deskundige toegelicht dat zij, gezien een recente studie naar blauwe plekken bij kinderen, nu de waarschijnlijkheidsterm: ‘veel waarschijnlijker’ zou gebruiken in plaats van ‘waarschijnlijker’.
Onderhuidse bloeduitstortingen zijn niet goed te dateren, anders dan dat ze doorgaans – afhankelijk van de locatie – tamelijk snel na het veroorzakend incident zichtbaar worden (vrijwel direct tot minuten, zoals aan het voorhoofd), echter soms na uren tot een dag bij wat dieper gelegen letsel (bijvoorbeeld aan de bil).
De huisarts en de kinderarts beschreven een zachte zwelling van circa 5 tot 10 centimeter met blauwe verkleuring aan de linkerzijkant van het hoofd. Deze zwelling aan het hoofd was zichtbaar op de CT-scan van 18 april 2018. De zwelling werd door prof. S.G.M. Robben, bij revisie van de beelden uit het Zuyderland ziekenhuis, geduid als passend bij een subgaleale bloeding.
De subgaleale bloeding bij [slachtoffer] is even waarschijnlijk na een trauma met een niet- accidentele toedracht als na een trauma met een accidentele toedracht of na een niet-gemeld minor trauma of bijvoorbeeld met kracht het kammen van zijn haren.
Het trauma dat leidde tot de subgaleale bloeduitstorting zal hebben plaatsgevonden in de periode tussen circa 4 en 18 april 2018. Nadere datering is niet mogelijk.
Het buikletsel
Ten aanzien van het buikletsel heeft de deskundige het volgende gerapporteerd.
De afwijkingen aan de galblaas en de alvleesklier waren lastig te duiden en zijn dus niet nader beoordeeld. Bij [slachtoffer] zijn de letsels in de buik het gevolg van een uitwendige stomp botsende krachtsinwerking. De aangetoonde buikletsels bij [slachtoffer] op 18 april 2018, als afzonderlijke bevinding beschouwd, zijn even waarschijnlijk onder de hypothese niet-accidenteel letsel (bijvoorbeeld een stomp/ stompen in de buik) als onder de hypothese accidenteel letsel (zoals de val in het speeltoestel op 16 april 2018).
Bij laboratoriumonderzoek in het Zuyderland ziekenhuis en later in het MUMC was bij [slachtoffer] sprake van zeer sterk verhoogde levertransaminasewaarden. Alanine aminotransferase (verder: ALAT) en aspartaat aminotransferase (verder: ASAT) zijn biochemische markers van leverschade. Bij [slachtoffer] was het ALAT bij opname meer dan 175 keer de normale bovengrens en het ASAT zelfs meer dan 330 keer de normale bovengrens. De mate van ASAT en ALAT stijging hangt af van de oorzaak van de levercelschade.
Bij [slachtoffer] werden geen aanwijzingen gevonden voor, en paste het klinische beloop niet bij een onderliggende leverziekte. De fors verhoogde levertransaminasewaarden kunnen worden verklaard als gevolg van beschadiging van levercellen door een stomp botsende krachtsinwerking op de lever (levertrauma). De snelheid van afname van met name ASAT na leverceldestructie blijkt een indicatie voor het moment van ontstaat van de destructie. De snelheid van afname van ALAT toont een vlakker beloop.
De bij [slachtoffer] gemeten ASAT/ALAT waarden op en na 18 april 2018 om 12.38 uur zijn waarschijnlijker onder de hypothese van een recent trauma (op of kort voor 18 april 2018) dan onder de hypothese van een ouder trauma (meer dan twee dagen geleden).
De nierfunctie kan zijn beïnvloed door celafbraak na spierschade, het contrastmiddel van de CT-scan en mogelijk ook door stomp trauma op de rug of flanken. De bloedwaarde die een indicatie geeft voor de nierfunctie, heeft zijn piek bereikt op 19 april 2018 om 15:45 uur. De nierfunctie begon na een aantal dagen te verbeteren. Dialyse werd overwogen, maar was niet nodig. Uiteindelijk normaliseerde het beeld.
De afwijkingen in de buik herstelden spontaan.
Overwegingen
Bij de beoordeling van het bewijsmateriaal stelt de rechtbank het volgende voorop. De tenlastelegging komt erop neer dat de verdachte [slachtoffer] in de nacht van 17 april of de ochtend van 18 april zwaar heeft mishandeld. De officier van justitie betoogt dat dit op 18 april tussen 09.00 en 10.00 uur moet zijn gebeurd, toen verdachte alleen met [slachtoffer] was. Deze zaak gaat dus niet over de algemene vraag of iemand [slachtoffer] ergens in de periode voorafgaand aan de ziekenhuisopname enig letsel heeft toegebracht, maar alleen over de concrete beschuldiging dat de verdachte [slachtoffer] kort daarvoor zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Het enige objectieve bewijsmateriaal is het deskundigenrapport van forensisch kinderarts Terlingen. De rechtbank trekt daaruit de volgende conclusies:
het is niet te bepalen wanneer of waardoor de zwelling op het hoofd is veroorzaakt;
de bijtwond is toegebracht door een mens, maar het is niet mogelijk om te bepalen of dit een kind of een volwassene was en ook niet wanneer dat is gebeurd;
de blauwe plekken zijn toegebracht, maar het is niet mogelijk om te bepalen wanneer dat is gebeurd en dus ook niet of dit op één moment was;
het buikletsel is ontstaan op 17 of 18 april, maar het forensisch onderzoek kan geen onderscheid maken tussen een ongeval en een mishandeling als mogelijke oorzaak.
Op basis van het forensisch bewijsmateriaal kan de rechtbank dus van geen enkel letsel vaststellen dat het is veroorzaakt door een mishandeling kort voor de ziekenhuisopname. De rechtbank zou die conclusie alleen kunnen trekken als zij
aanneemtdat de verschillende letsels bij dezelfde gebeurtenis zijn ontstaan. Dan zou het buikletsel immers de zwelling op het hoofd, de bijtwond in de wang en de blauwe plekken op het lichaam dateren op 17 of 18 april en dan zouden de bijtwond in de wang en de blauwe plekken op het lichaam vervolgens het buikletsel duiden als verwonding door mishandeling. Het dossier bevat daarvoor echter geen objectief aanknopingspunt.
De rechtbank kan uiteindelijk dan ook niet vaststellen wat er in de dagen voorafgaand aan de ziekenhuisopname met [slachtoffer] is gebeurd. Hoewel het duidelijk is dat [slachtoffer] divers en serieus letsel had en alle betrokken professionals daarop adequaat hebben gereageerd, blijven er zoveel mogelijke oorzaken en momenten over dat de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank zal verdachte dan ook integraal vrijspreken.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

4.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] , de vader van [slachtoffer] , vordert een schadevergoeding in totaal € 21.588,56. Deze vordering bestaat voor € 4.088,46 uit materiële schade en voor € 17.500,00 uit affectieschade. De gestelde materiële schade bestaat uit de posten reiskosten en gederfde inkomsten.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de post ‘reiskosten’ kan worden toegewezen, waarbij voor de hoogte van de gevorderde kilometervergoeding aansluiting moet worden gezocht bij het normbedrag conform “De Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding”. De post ‘gederfde inkomsten’ kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De gevorderde affectieschade moet volgens de officier van justitie worden afgewezen. De officier van justitie heeft verzocht om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij deze schade niet kan vorderen, omdat deze geen benadeelde partij in de zin van de wet is, gelet op de inhoud van artikel 51f van het Wetboek vóór de wetswijziging van 1 januari 2019. Ook indien de rechtbank de gevorderde schade ziet als verplaatste schade, moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Tot 1 januari 2019 bestond ook geen recht op vergoeding van deze schade en de voorwaarden daarvoor zijn sowieso niet vervuld want [slachtoffer] had zelf geen vergoeding van deze schade kunnen vorderen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Als de benadeelde partij in zijn eventuele hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger schadevergoeding vordert namens [slachtoffer] , kan niet objectief worden vastgesteld dat [slachtoffer] geestelijk letsel heeft opgelopen. Als de benadeelde partij vergoeding van affectieschade vordert, bestond daarop tot 1 januari 2019 geen recht en kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer] blijvend letsel heeft opgelopen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het ten laste gelegde zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte
integraal vrijvan het ten laste gelegde feit;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure aan de zijde van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Stuurman, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2022.
Buiten staat
mr. R.J.M.G. Rulkens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 april 2018 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] ,
opzettelijk van het leven te beroven, (met kracht) in de buik heeft
gestompt/getrapt/geschopt en/of, al dan niet met een voorwerp, op de borst, op
de rug, op het bovenbeen en/of op de hand heeft geslagen en/of
getrapt/geschopt en/of geknepen, althans een of meer geweldshandelingen op het
lichaam van die [slachtoffer] heeft toegepast, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 18 april 2018 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
aan [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , zijnde een kind dat hij
verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig buikletsel, heeft toegebracht door
(met kracht) in diens buik te stompen/trappen/schoppen, in elk geval geweld
toe te passen;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 18 april 2018 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , zijnde een kind dat hij
verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(met kracht) in de buik heeft gestompt/getrapt/geschopt en/of, al dan niet met
een voorwerp, op de borst, op de rug, op het bovenbeen en/of op de hand heeft
geslagen en/of getrapt/geschopt en/of geknepen, althans een of meer
geweldshandelingen op het lichaam van die [slachtoffer] heeft toegepast,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;