Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding (met producties 1 tot en met 3);
- de mondelinge behandeling van 17 maart 2022.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
656,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de rechtbank Limburg op 24 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking van 8 juli 2020. In die beschikking was bepaald dat de eiser, [eiser], een bedrag van € 174,00 per maand aan kinderalimentatie moest betalen voor [minderjarige]. De eiser heeft in de procedure die tot deze beschikking leidde geen verweer gevoerd en er is onduidelijkheid over de vraag of hij de verwekker van [minderjarige] is. De eiser heeft een wijzigingsverzoek ingediend, maar hierover heeft nog geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. De eiser vordert in dit kort geding de schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking totdat op zijn wijzigingsverzoek is beslist. De gedaagde, [gedaagde], heeft verweer gevoerd en het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) gevraagd om de incassering van de alimentatie ter hand te nemen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag in de beschikking en dat de eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij in een noodtoestand verkeert door de betaling van de alimentatie. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 970,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 24 maart 2022.