ECLI:NL:RBLIM:2022:2286

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
C/03/301591 / JE RK 22-185
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige verwondingen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 februari 2022 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die met ernstige verwondingen in het ziekenhuis is opgenomen. De ouders van [minderjarige] waren volledig verantwoordelijk voor de zorg, maar konden geen verklaring geven voor de verwondingen, die door een forensisch arts als veroorzaakt door kracht van buitenaf zijn vastgesteld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de kinderrechter verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat er geen nieuwe onderzoeksgegevens beschikbaar waren en de veiligheid van [minderjarige] in het geding was. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren. De vader was niet verschenen, omdat hij niet als belanghebbende was opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet bereikbaar waren voor hulpverlening en dat er een reëel risico bestond dat zij [minderjarige] uit het ziekenhuis zouden meenemen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 3 april 2022, in afwachting van nadere informatie van de politie en/of het Openbaar Ministerie. De kinderrechter heeft benadrukt dat de hechting van [minderjarige] aan zijn ouders niet verder onderbroken mag worden dan strikt noodzakelijk, en dat de ouders vaker en langer contact met [minderjarige] moeten hebben om vervreemding te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/301591 / JE RK 22-185
Datum uitspraak: 17 februari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Limburg,
hierna te noemen: de raad, locatie Maastricht,
betreffende
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. B.H.M. Nijsten, kantoorhoudend in Cadier en Keer,
gemeente Eijsden-Margraten,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonend in [woonplaats] ,
de vader en de moeder, hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.
Wederom gezien de stukken, waaronder ook de door de kinderrechter van deze rechtbank gegeven en op 3 februari 2022 uitgesproken beschikking.

1.Het (verdere) procesverloop

Bij voornoemde beschikking van 3 februari 2022 is, zonder voorafgaand verhoor, met ingang van 3 februari 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden en is er een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een zorgaanbieder alsmede in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van twee weken. Iedere verdere beslissing is aangehouden in afwachting van het verhoor van de belanghebbenden.
Op 17 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, waar zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten;
- een vertegenwoordigster van de raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.
De vader is door de rechtbank niet als belanghebbende opgeroepen omdat niet bekend was dat hij mede met het gezag was belast. Eerst op zitting bleek de vader ook het gezag te hebben omdat de moeder dit vertelde en met een uittreksel uit het gezagsregister kon aantonen. De vader was wel als informant op opgeroepen De moeder heeft ter zitting mede namens de vader hun standpunt naar voren gebracht én aangegeven dat de vader moest werken en niet kon komen of had kunnen komen.

2.De nadere feiten

Op 4 februari 2022 is er in het gezagsregister aangetekend dat beide ouders belast zijn met het ouderlijk gezag.

3.Het standpunt van de verzoeker

De raad heeft bij gelegenheid van het horen van de belanghebbenden het verzoek gehandhaafd voor de resterende termijn.
Ter onderbouwing van het verzoek is namens de raad aangegeven dat het gezin
bekend is bij de raad in verband met een eerder onderzoek naar een beschermingsmaatregel. Destijds is geen kinderbeschermingsmaatregel verzocht omdat de moeder (die toen in de vrouwenopvang van Xonar verbleef) mee zou werken met hulpverlening en niet meer naar de vader zou teruggaan. De moeder woont inmiddels weer met de vader samen en betrokken hulpverlening kwam aanvankelijk niet binnen. [minderjarige] is in de week van 25 januari 2022 opgenomen in het ziekenhuis te Maastricht met ernstige verwondingen: meerdere blauwe plekken op het lichaam waaronder op voet, been en onder linkervoetzool, waarbij door de forensisch arts is gebleken dat deze door kracht van buitenaf zijn veroorzaakt, 7 gebroken ribben, zowel aan de linker- als rechterzijde (volgens dezelfde arts door kracht van buiten veroorzaakt) en kneuzingen in de hersenen in de zin van puntbloedingen. De ouders geven aan geen verklaring te kunnen geven voor de verwondingen, met uitzondering van de krassen in het gezicht. Enerzijds geven de ouders aan overal hun medewerking aan te willen verlenen, maar voor zowel de raad als de arts uit het ziekenhuis blijken zij op cruciale momenten (zoals mag [minderjarige] sonde-voeding krijgen?) niet bereikbaar te zijn. De raad is van mening dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd doordat de ouders de verwondingen niet kunnen verklaren en deze zijn ontstaan in de periode dat de ouders de volledige zorg voor [minderjarige] hadden. Doordat de ouders niet bereikbaar zijn kunnen er geen veiligheidsafspraken gemaakt worden. Verder is onduidelijk of de ouders toestemming gaven voor het voortzetten van de sondevoeding die [minderjarige] in het ziekenhuis op enig moment heeft ontvangen. Er is sprake van een patroon van ambivalentie waarin de ouders aangeven mee te zullen werken, maar in de praktijk daar geen uitvoering aan geven. Volgens de raad bestaat er een reëel risico dat de ouders [minderjarige] op een onbewaakt moment uit het ziekenhuis zullen meenemen hetgeen onder de gestelde feiten en omstandigheden moet worden voorkomen
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad aanvullend verklaard dat zij door een hulpverlener van Prunelleke (begeleider van de omgang) op de hoogte zijn gebracht van een situatie die zich heeft voorgedaan tussen [minderjarige] en de vader. Hierbij heeft de begeleider van Prunelleke gezien dat de vader [minderjarige] met één hand in de lucht heeft gehouden. Dat is niet verantwoord om te doen als ouder met een baby en waarvan de nek nog niet volledig is ontwikkeld. Ook wil de raad dieper met de ouders in gesprek gaan. De vader is zowel in het ziekenhuis als bij de raad dreigend geweest. Op dit moment moeten de gesprekken en de omgangsmomenten met [minderjarige] plaatsvinden op kantoor, in een veilige omgeving. De ouders kunnen de veiligheid van [minderjarige] niet garanderen. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is dus noodzakelijk.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De moeder zou graag zien dat [minderjarige] weer terug naar huis komt. Daartoe voert de moeder aan dat zij en de vader [minderjarige] nog nooit op een verkeerde manier hebben aangeraakt. De moeder was niet op de hoogte van de verwondingen/het letsel van [minderjarige] . De ouders zijn naar het ziekenhuis gegaan vanwege een door hen geconstateerde liesbreuk van [minderjarige] . In het ziekenhuis zijn zij geconfronteerd met de diverse verwondingen, waaronder de gebroken ribben en de kneuzingen van de hersenen. De enige verklaring die de ouders hebben voor de verwondingen van [minderjarige] is dat de vader [minderjarige] wellicht in een reflex te hard heeft vastgegrepen toen [minderjarige] zich (bevindend in zijn armen) achterover wilde laten vallen nadat hij was verschoond. De vader heeft het carpale tunnelsyndroom waardoor hij een tijd geen gevoel heeft gehad in zijn handen. De vader weet daardoor niet hoe stevig hij [minderjarige] heeft vastgepakt op het moment dat [minderjarige] zich achterover wilde laten vallen. De kneuzingen in de hersenen in de vorm van puntbloedingen zijn wellicht te verklaren door de manier waarop de vader met [minderjarige] speelt. Hierbij gooit de vader [minderjarige] als het ware in de lucht, zonder hem los te laten. Het ziekenhuis heeft daarop aangegeven dat de manier van spelen best een verklaarbare reden was voor de puntbloedingen in de hersenen van [minderjarige] .
De advocaat van de moeder vult op de verklaring van de moeder aan dat de mogelijke oorzaak van deze verwondingen ook buiten de moeder en de vader om kan liggen. Zo heeft de advocaat eerder een zaak gehad waarbij een baby een breuk had in het bovenbeen. Na onderzoeken werd geconstateerd dat deze breuk waarschijnlijk is ontstaan doordat er bij de bevalling/de geboorte iets fout is gegaan. De moeder refereert zich verder aan het oordeel van de kinderrechter.
4.2.
De GI heeft verklaard: Ik sta met ouders in contact. Ik zie tijdens het bezoek dat de moeder heel sensitief op [minderjarige] reageert en dat de moeder heel zacht en rustig met [minderjarige] omgaat. Dat is ook belangrijk. Bij de vader is dat anders. Bij de vader gaat het vanuit zijn emotie-regulatie-problematiek, waardoor hij minder sensitief met [minderjarige] omgaat. Het gaat er bij de vader niet om dat hij niet op een sensitieve manier wil handelen maar dat hij niet sensitief kan handelen. De vader speelt ook ruwer met [minderjarige] . Daar spreken we hem dan op aan. De vader kan deze feedback wel horen maar is niet in staat om hier direct naar te handelen. De vader geeft aan dat hij wel weet wat hij moet doen. Maar er ontstaan soms gevaarlijke situaties en die hebben we wel meerdere keren meegemaakt. Bijvoorbeeld dat de vader [minderjarige] dan op de rug op zijn arm legt en met hem op de arm gaat zwaaien. Wij zeggen dan dat hij het niet moet doen maar voor hem is het logisch om het wel te doen. De vader bedoelt het niet verkeerd maar hij kan er moeilijk bij aansluiten.

5.De verdere beoordeling

De machtiging tot uithuisplaatsing
5.1.
De kinderrechter heeft de belanghebbenden gehoord naar aanleiding van de beschikking van 3 februari 2022 en dient thans een beslissing te nemen over de resterende termijn van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] .
5.2.
Op grond van artikel 1:265b BW kan de kinderrechter de GI die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Uit de ingediende stukken en de verklaringen ter zitting is gebleken dat de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing dringend noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Sinds de spoedmachtiging van 3 februari 2022 is er geen wezenlijke nieuwe informatie bekend geworden ondanks dat er diverse medische onderzoeken hebben plaatsgevonden. Zo is er geen schriftelijke informatie van een (forensisch) arts waaruit blijkt van de verwondingen en de (vermoedelijke) oorzaak van deze verwondingen en evenmin of de verklaring van de ouders verband kan houden met de verwondingen van [minderjarige] . Daarover moet duidelijkheid komen en daartoe moet de raad zich met spoed tot de politie en/of officier van justitie richten om die duidelijkheid te vragen en te krijgen, althans om nadere onderzoeksgegevens te krijgen die in deze kinderbeschermingszaak kunnen worden overgelegd. De ouders zijn naar eigen zeggen niet als verdachte aangemerkt en ook niet in het strafrechtelijk onderzoek gehoord. De huidige stand van zaken is zodanig dat moet worden uitgegaan van de verwondingen en de door de forensisch arts gegeven verklaring en dat deze verwondingen zijn ontstaan terwijl [minderjarige] onder de zorg en verantwoordelijkheid van de ouders viel en bij hen verbleef. Bij die stand van zaken kan vooralsnog [minderjarige] niet aan de zorg van de ouders worden toevertrouwd omdat de veiligheid van de baby [minderjarige] bij ouders zeer wel mogelijk in het geding is. Mede gelet op de grote kwetsbaarheid van [minderjarige] moet ook worden geconcludeerd dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat het noodzakelijk is dat [minderjarige] langer uit huis wordt geplaatst.
Zoals reeds overwogen, moet er meer duidelijkheid komen over het politie-onderzoek waaronder het onderzoek van de forensisch arts en de (on)aannemelijkheid van de door ouders gegeven verklaring van de verwondingen. De zo belangrijke hechting van [minderjarige] aan zijn ouders in de eerste levensmaanden wordt nu reeds enige tijd onderbroken en dat moet niet langer duren dan strict noodzakelijk is. Naast de informatie die op tafel moet komen, dient de GI er zorg voor te dragen dat beide ouders, in ieder geval de moeder als de vader zich bij de omgang niet rustig kan opstellen en zich niet kan gedragen in het belang van [minderjarige] , vaker en langer contact met [minderjarige] kunnen hebben opdat hij niet van hen / haar vervreemdt. Tegen de achtergrond van hetgeen is overwogen, wordt de machtiging niet langer verlengd dan tot 3 april 2022 en wordt de resterende maand aangehouden (waarover later zal worden beslist). Bij de volgende zitting is het aan de raad om de nadere noodzakelijke informatie aan te reiken zodat deze bij de volgende beslissing kan worden meegewogen. De vader wordt opgeroepen om op de volgende zitting ook aanwezig te zijn om zijn lezing van de feiten te kunnen vertellen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige] in een accommodatie van een zorgaanbieder alsmede in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 17 februari 2022 tot 3 april 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.C.L.L. Bosch, als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022 en op schrift gesteld op 3 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.