ECLI:NL:RBLIM:2022:2137

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
ROE - 21/92
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning perifere detailhandel met betrekking tot verkeersveiligheid en woon- en leefklimaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning voor perifere detailhandel in auto’s. De vergunninghouder had op 10 december 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas was verleend. Eisers, die zich benadeeld voelden door deze vergunning, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 11 november 2020, waarin hun bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de argumenten van eisers en verweerder gewogen.

Eisers voerden aan dat er onvoldoende parkeergelegenheid op eigen terrein was en dat de aangevraagde activiteiten negatieve effecten zouden hebben op de verkeersveiligheid en het woon- en leefklimaat. De rechtbank overwoog dat de vergunninghouder voldoende parkeergelegenheid had gewaarborgd en dat de vergunning in overeenstemming was met het bestemmingsplan, ondanks dat de aanvraag in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat de vergunde activiteit geen substantiële toename van verkeersbewegingen met zich mee zou brengen en dat de gevolgen voor het woon- en leefklimaat al waren meegewogen in het bestemmingsplan.

De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/92
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2], te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. P.J.G. Goumans),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder
(gemachtigde: D. Langerak).
Als derde-partij (vergunninghouder) heeft aan het geding deelgenomen:
Bepel BV,
(gemachtigde: mr. S.R.P. Bastiaans).
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor perifere detailhandel in auto’s op het perceel [adres 1] te [plaats] .
Bij besluit van 11 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2022. Namens eisers is verschenen hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghouder is verschenen [naam] , bijgestaan door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank verwijst voor wat betreft de voorgeschiedenis naar de uitspraak van haar voorzieningenrechter van 23 mei 2019 in de zaken ROE 19/993 en ROE 19/1082 en de uitspraak van 11 maart 2020 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat de aanvraag van vergunninghouder voor een omgevingsvergunning voldoet aan de voorwaarden voor een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan, waarin perifere detailhandel ter plaatse niet is toegestaan. Verweerder verwijst daartoe naar de ruimtelijke onderbouwing van
17 oktober 2019. Met betrekking tot de parkeergelegenheid stelt verweerder dat zelfs als de parkeernorm voor detailhandel (als opgenomen in het bestemmingsplan) van toepassing zou zijn, ook aan deze norm wordt voldaan vanwege de beschikbaarheid van aanvullende parkeergelegenheid ten bate van onderhavig perceel.
3. Eisers voeren in beroep aan -kort samengevat- dat er geen voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein. In dit verband stellen zij dat de aanvullende parkeergelegenheid niet als parkeerplaats is ingericht. Voorts is, volgens eisers, onduidelijk of op het terrein aan de Kieënweg wordt voldaan aan het gestelde in de Nota Parkeernormen. Verder stellen eisers dat geen onderzoek is gedaan naar de effecten van de aangevraagde activiteiten op de verkeersveiligheid ter plaatse. Hierbij is van belang dat evident sprake zal zijn van meer verkeersbewegingen. Ook is door verweerder geen onderzoek gedaan naar de effecten van de aangevraagde activiteiten op het woon- en leefklimaat van de woning van eisers aan de [adres 2] . Bovendien is door verweerder niet aangetoond dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van de milieusituatie. Ten slotte stellen eisers dat het bestreden besluit geen enkele blijk geeft van een deugdelijke toetsing van de aangevraagde activiteiten aan de goede ruimtelijk ordening.

4.De rechtbank overweegt als volgt.

Onderhavig perceel is gelegen in het bestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen Peel en Maas’ en is bestemd als ‘Waarde-Archeologie-3’ en ‘Bedrijfenterrein-1’.
Ingevolge artikel 6.4.1 van de planregels wordt onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de bestemming in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
d. perifere detailhandel, behoudens toegestaan krachtens artikel 6.1.
Niet in geschil is dat onderhavige aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 6.5.3 van de planregels kan verweerder met een omgevingsvergunning afwijken van het gebruiksverbod voor perifere detailhandel in, onder meer, auto’s. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
1.er moet voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein zijn gewaarborgd;
2.er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
a. de verkeersveiligheid;
b. het woon- en leefklimaat;
c. de milieusituatie;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5. Over de vraag of er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein overweegt de rechtbank het volgende.
In de Nota parkeernormen Peel en Maas 2018 (Nota) -met een ‘stappenplan’ voor de beoordeling van de parkeerbehoefte- is de functie perifere detailhandel in auto’s niet als specifieke functie benoemd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de aard en omvang van de functie, in redelijkheid aansluiting heeft kunnen zoeken bij de parkeernorm voor een ‘showroom’ (1,7) en niet bij de norm voor ‘detailhandel’(4,0), zoals door eisers is betoogd. Daartoe overweegt de rechtbank dat geen sprake is van detailhandel in een buurt- en dorpscentrum, waarnaar in de Nota wordt verwezen bij detailhandel. Ook is in dit geval sprake van perifere en niet van reguliere detailhandel, specifiek in auto’s.
6. Uitgaande van de parkeernorm voor een ‘showroom’ is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er voldoende parkeergelegenheid (19 parkeerplaatsen: waarbij rekening is gehouden met 2 extra parkeerplaatsen op grond van de getroffen gebruiksovereenkomst) op eigen terrein is gewaarborgd. In dit verband overweegt de rechtbank dat verweerder bij de bepaling van de parkeerbehoefte van [adres 3] , gelet op de werkzaamheden die ter plaatse worden uitgeoefend (opslag en internetverkoop van rolluikonderdelen) terecht is uitgegaan van de kwalificatie: bedrijf arbeidsextensief / bezoekers extensief. Eisers hebben ook onvoldoende gemotiveerd waarom zou moeten worden uitgegaan van de kwalificatie: bedrijf arbeidsintensief / bezoekers extensief.
7. De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, niet verder ingaan op het hetgeen door verweerder met betrekking tot de beschikbaarheid van aanvullende parkeergelegenheid in het bestreden besluit is vermeld onder ‘aanvullende motivering’ namelijk dat een terrein op 195 meter afstand van onderhavig perceel beschikbaar is voor parkeren ten bate van het perceel [adres 1] .
8. Met betrekking tot hetgeen eisers hebben aangevoerd over de verkeersveiligheid ter plaatse overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vergunde activiteit geen (substantiële) toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg zal hebben. De vergunde activiteit ligt immers in het verlengde van de reeds ter plaatse toegestane activiteit en de omvang van het perceel en de bedrijfsbebouwing voorzien eveneens niet een toename van activiteiten met een (substantieel) toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg. Bovendien is onderhavig perceel gelegen op een bedrijventerrein met een volwaardige infrastructuur.
Eisers stelling dat desalniettemin sprake zal zijn van een substantiële toename van het verkeer acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
9. Over de stelling van eisers met betrekking tot het woon- en leefklimaat van hun (bedrijfs)woning aan de [adres 2] overweegt de rechtbank het volgende.
De onderhavige omgevingsvergunning heeft betrekking op een perceel op een bedrijventerrein. Ter plaatse zijn, conform het bestemmingsplan, reeds activiteiten toegestaan die gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat en de milieusituatie ter plaatse. Deze gevolgen zijn dus al meegewogen bij de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan. Dit betekent dat verweerder niet gehouden was nader onderzoek in te stellen naar de effecten van de omgevingsvergunning op het woon- en leefklimaat van de woning. Door eisers is ook niet gemotiveerd aangevoerd dat sprake zou zijn van een (onevenredige) aantasting van het woon- en leefklimaat van de woning.
10. Met betrekking tot het milieuaspect (stikstofdeposities op gevoelige gebieden) is de rechtbank van oordeel dat deze (rechts)norm niet strekt tot bescherming van de (privé) belangen van eisers, hetgeen de gemachtigde van eisers ter zitting ook heeft erkend. Deze beroepsgrond van eisers kan derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
11. Over de beroepsgrond van eisers met betrekking tot de toetsing door verweerder aan de ‘goede ruimtelijke ordening’ overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat, aangezien het bestemmingsplan zelf voorziet in de vergunde activiteit, mits wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden de vergunde activiteit reeds ruimtelijk afgewogen is en geacht wordt in overeenstemming te zijn met een goede ruimtelijke ordening, indien wordt voldaan aan deze voorwaarden voor toepassing van de binnenlandse afwijkingsbevoegdheid. Bovendien wordt in het primaire besluit door verweerder verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing, die deel uitmaakt van de verleende omgevingsvergunning. Deze beroepsgrond moet dan ook worden verworpen.

12.Het beroep is ongegrond.

13.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 21 maart 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.