ECLI:NL:RBLIM:2022:1976

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
9579359 \ CV EXPL 21-6138
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING NESTER, eisende partij, en een gedaagde partij bestaande uit twee vennoten van een vennootschap, die als bewindvoerders optreden. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van een huurachterstand van € 4.676,16, vermeerderd met rente en proceskosten. De huurachterstand was ontstaan door niet-betaling van huur door de onder bewind gestelde gedaagde partij, die sinds 11 juli 2018 de woning huurde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met 1 november 2021 € 6.656,49 bedroeg, waarvan een deel was betaald. De gedaagde partij voerde verweer, onder andere met het argument dat de onder bewind gestelde partij was toegelaten tot schuldhulpverlening. De kantonrechter oordeelde dat de hoogte van de huurachterstand niet werd betwist en dat de vorderingen van de eisende partij moesten worden toegewezen. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9579359 \ CV EXPL 21-6138
Vonnis van de kantonrechter van 16 maart 2022
in de zaak van:
de stichting STICHTING NESTER,
gevestigd te Reuver, gemeente Beesel,
eisende partij,
gemachtigde Hafkamp Groenewegen Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde 1]en
[gedaagde 2], vennoten van [vennootschap] , postbus [nummer] ,
[postcode] [plaats] ,
in hun hoedanigheid van bewindvoerders over goederen die (zullen) toebehoren aan
[onder bewind gestelde], wonend te [plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde F. Biemans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[onder bewind gestelde] huurt van eisende partij vanaf op of omstreeks 11 juli 2018 de woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] .
2.2.
Er is een achterstand in de betaling van de huur ontstaan. Tot en met 1 november 2021 bedraagt de huurachterstand € 6.656,49. Er is inmiddels (bij deurwaarder Hafkamp) een bedrag van € 2.620,00 betaald.
2.3.
Bij beschikking van 23 december 2021 is ingaande 1 januari 2022 een bewind voor de duur van 5 jaar ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [onder bewind gestelde] met benoeming van gedaagde partij tot bewindvoerder.
3. Het geschil
3.1.
Eisende partij vordert - samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van gedaagde partij tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van € 4.676,16, vermeerderd met rente, een bedrag van € 617,19 per maand en de proceskosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de als productie 1 bij dupliek overgelegde beschikking blijkt dat met ingang van januari 2022 een bewind is ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [onder bewind gestelde] met benoeming van gedaagde partij tot bewindvoerder. Omdat bewindvoerder [gedaagde 2] verweer heeft gevoerd, wordt gedaagde partij op basis van de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2013 als formele procespartij aangemerkt.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat gedaagde partij de hoogte van de huurachterstand niet betwist. Deze wordt daarom aan eisende partij toegewezen, evenals de daarover gevorderde rente. Bij repliek voert eisende partij aan dat [onder bewind gestelde] voor het eerst bij brief van 9 augustus 2019 is aangeschreven voor een huurachterstand en dat er daarna in een periode van 2 jaar en 3 maanden een reeks van betalingsregelingen, laatste kansen en allerlaatste kansen heeft plaatsgevonden om de achterstand aangezuiverd te krijgen. Tot december 2021 is de huurachterstand opgelopen tot € 7.273,68.
4.3.
In de conclusie van dupliek stelt gedaagde partij onder meer dat [onder bewind gestelde] is toegelaten tot de schuldhulpverlening en dat er een afspraak was gepland op 10 februari 2022 tussen [onder bewind gestelde] , de heer [naam] van Bureau Andersom, de heer [naam] (medewerker leefbaarheid van eisende partij), mevrouw [naam] (incasso van eisende partij) en bewindvoerder [gedaagde 2] . Dit gesprek is niet door gegaan omdat [onder bewind gestelde] zich heeft afgemeld met corona. Verder stelt gedaagde partij in de conclusie van dupliek dat het overleg is gepland om [onder bewind gestelde] ervan te doordringen dat het om een laatste kans gaat en haar perspectief biedt om uit de problemen te komen.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Hiervoor is al aangegeven dat de gevorderde huurachterstand wordt toegewezen. Gelet op de hoogte van de achterstand kan de kantonrechter niet anders dan ook de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde toewijzen. De tekortkoming in de nakoming is van een dermate omvang dat geen andere beslissing genomen kan worden. Het staat partijen uiteraard vrij om andere afspraken te maken en de tenuitvoerlegging van dit vonnis desverkiezend op te schorten,
4.5.
Eisende partij vordert verder een bedrag van € 639,67 aan incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan gedaagde partij de vereiste 14-dagenbrief is gestuurd, zodat ook deze vordering wordt toegewezen.
4.6.
Tot slot wordt gedaagde partij als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 121,39
  • griffierecht 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.126,39
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen aan de [adres] te [postcode] [plaats] ,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.676,16, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 617,16 per maand of gedeelte van een maand, ingaande 1 december 2021 tot aan het tijdstip van de ontruiming, zulks onder het voorbehoud van wettelijk toegestane huurverhogingen,
5.5.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.126,39,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: