In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING NESTER, eisende partij, en een gedaagde partij bestaande uit twee vennoten van een vennootschap, die als bewindvoerders optreden. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van een huurachterstand van € 4.676,16, vermeerderd met rente en proceskosten. De huurachterstand was ontstaan door niet-betaling van huur door de onder bewind gestelde gedaagde partij, die sinds 11 juli 2018 de woning huurde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met 1 november 2021 € 6.656,49 bedroeg, waarvan een deel was betaald. De gedaagde partij voerde verweer, onder andere met het argument dat de onder bewind gestelde partij was toegelaten tot schuldhulpverlening. De kantonrechter oordeelde dat de hoogte van de huurachterstand niet werd betwist en dat de vorderingen van de eisende partij moesten worden toegewezen. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.