ECLI:NL:RBLIM:2022:1970

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
9536137 \ CV EXPL 21-5617
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geldleningsovereenkomst en verrekening van leasekosten zonnepanelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een geldleningsovereenkomst. [eiser] heeft aan [gedaagde] een bedrag van € 6.500,00 geleend, met de afspraak dat dit bedrag uiterlijk op 1 april 2021 terugbetaald zou worden. Tot op heden heeft [gedaagde] slechts € 1.200,00 terugbetaald. [eiser] vordert nu de betaling van het resterende bedrag van € 6.074,40, vermeerderd met rente en incassokosten. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelt dat hij recht heeft op verrekening met de kosten van de lease van zonnepanelen, die hij nog steeds betaalt omdat [eiser] het contract niet heeft overgeschreven.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de geldlening en de terugbetalingsafspraak niet betwist. Echter, de kantonrechter heeft de vordering tot verrekening met de leasekosten van de zonnepanelen afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat partijen een afspraak hebben gemaakt over de overname van de leasekosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op verrekening en dat de kosten van de zonnepanelen niet in het contract zijn opgenomen.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] tot betaling van de hoofdsom van € 5.300,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf 1 april 2021. De gevorderde incassokosten zijn afgewezen, omdat niet is aangetoond dat een kosteloze aanmaning heeft plaatsgevonden. [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 985,60. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9536137 \ CV EXPL 21-5617
Vonnis van de kantonrechter van 16 maart 2022
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst van geldlening gesloten, waarbij [eiser] aan [gedaagde] een bedrag van € 6.500,00 heeft geleend. Daarbij is afgesproken dat het hele bedrag uiterlijk op 1 april 2021 zou zijn terugbetaald.
2.2.
[gedaagde] heeft in totaal een bedrag van € 1.200,00 betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.074,40 (€ 5.300,00 aan hoofdsom en € 774,40 aan incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter constateert dat [gedaagde] de geldleningsovereenkomst niet betwist. Ook betwist [gedaagde] de afspraak, dat het hele geleende bedrag uiterlijk op 1 april 2021 terugbetaald zou moeten zijn, niet.
4.2.
Maar [gedaagde] is het toch niet eens met de vordering. Hij stelt namelijk dat [eiser] hem geld heeft geleend om een veiling van het huis te voorkomen. Zou het huis geveild worden, dan zou [eiser] dit niet kunnen kopen. [gedaagde] ging ervan uit dat een gedeelte van die kosten terug zouden worden betaald, en dat het geleende geld op die manier zou kunnen worden terugbetaald, maar dit is niet gebeurd. Ook betaalt [gedaagde] nog steeds voor de lease van de zonnepanelen, omdat [eiser] het contract nog steeds niet heeft overgeschreven op zijn naam. [eiser] profiteert wel van de voordelen van de zonnepanelen.
[gedaagde] stelt verder om een regeling te hebben gevraagd, en heeft tot drie keer toe een brief in de brievenbus van [eiser] gedeponeerd.
4.3.
[eiser] betwist een brief van [gedaagde] te hebben ontvangen. In het contract dat partijen hebben gesloten staat niets over het leasen van zonnepanelen. Volgens het contract zouden de zonnepanelen eigendom worden en zaten de kosten daarvan in het contract. Deze panelen zijn ook nooit onderwerp van gesprek geweest, en [gedaagde] had de overdracht van het leasecontract moeten regelen.
4.4.
[gedaagde] doet een beroep op verrekening met de leasekosten van de zonnepanelen, maar de kantonrechter kan dit niet toestaan. Er staat namelijk niet vast dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] de lease zou overnemen. [gedaagde] stelt dit wel in zijn laatste conclusie/brief, maar onderbouwt dit niet. Een schriftelijke overeenkomst die duidelijkheid zou kunnen bieden, is niet opgemaakt en in elk geval niet overgelegd.
[eiser] stelt bovendien dat de kosten van de zonnepanelen in het contract zaten. De kantonrechter gaat bij dit laatste ervan uit dat [eiser] het koopcontract van de woning bedoelt. Ook dit contract is niet overgelegd, zodat ook dit niet gecontroleerd kan worden.
Kortom, er is onvoldoende duidelijkheid op grond waarvan vastgesteld kan worden dat [gedaagde] kan verrekenen. Daarnaast geldt dat [gedaagde] ook geen inzicht heeft gegeven in de hoogte van de kosten die hij wil verrekenen.
4.5.
Omdat [gedaagde] , zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.1. al is aangegeven, de geldlening en de afspraak dat het geleende bedrag voor 1 april zou zijn terug betaald, niet betwist, kan de gevorderde hoofdsom van € 5.300,00 van [eiser] worden toegewezen. Dit geldt ook voor de rente die over dit bedrag is gevorderd.
4.6.
[eiser] vordert verder vergoeding van incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. De brieven die aan [gedaagde] zijn gestuurd, vermelden alle niet de vereiste betalingstermijn van 14 dagen.
4.7.
De kantonrechter ziet geen aanleiding partijen toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 123,60
  • griffierecht 240,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 985,60
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze.
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 985,60,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: