ECLI:NL:RBLIM:2022:1923

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
C/03/299246 / HA ZA 21-598
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident bij vervroeging in de zaak van Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 maart 2022 een vonnis gewezen in een incident bij vervroeging. De eiseres, Stichting Zorggroep Noord- en Midden-Limburg, heeft een vordering ingesteld tegen verschillende gedaagden, waaronder voormalige vennoten van een ontbonden vennootschap onder firma. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een mondelinge overeenkomst van opdracht bestond tussen de Zorggroep en de gedaagde vennootschap, waarbij de gedaagde verplicht was om een inventarisatie van radio's en tv's in te dienen bij auteursrechtenorganisaties. De Zorggroep vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen en dat zij onverschuldigd hebben betaald. De rechtbank heeft de incidentele vorderingen toegewezen en de gedaagden in vrijwaring opgeroepen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De zaak zal op 20 april 2022 opnieuw op de rol komen voor een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/299246 / HA ZA 21-598
Vonnis in incident bij vervroeging van 9 maart 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING ZORGGROEP NOORD- EN MIDDEN-LIMBURG,
gevestigd te Venlo,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in beide incidenten,
advocaat mrs. M. Linssen en S. Ibrahim,
tegen
1. de ontbonden vennootschap onder firma (in liquidatie)
[gedaagde, eiseres in het incident sub 1],
laatstelijk gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H. den Besten,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde, eiseres in het incident sub 2],
statutair gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] ,
3.
[gedaagde, eiser in het incident sub 3],
wonend te [woonplaats 1] ,
gedaagden,
eisers in het incident,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde, eiseres in het incident sub 4],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H. den Besten,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde, eiseres in het incident sub 5],
statutair gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] ,
6.
[gedaagde, eiser in het incident sub 6],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
eisers in het incident,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema.
Partijen zullen hierna De Zorggroep, [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] , [gedaagde, eiser in het incident sub 3] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] en [gedaagde, eiser in het incident sub 6] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met akte houdende producties 1 t/m 25,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring aan de zijde van [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] met producties 1 t/m 4,
  • de conclusie van antwoord tevens houdend de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring aan de zijde van [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] , [gedaagde, eiser in het incident sub 3] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] en [gedaagde, eiser in het incident sub 6] met producties 1 t/m 6,
  • de incidentele conclusie van antwoord met akte houdende producties 4a en 21.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in beide incidenten.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde, eiseres in het incident sub 2] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] zijn de (voormalige) vennoten van [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] . [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] is op 1 april 2021 ontbonden, waarbij de onderneming is overgedragen aan [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] (productie 2 bij dagvaarding).
2.2.
[gedaagde, eiser in het incident sub 3] is de enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] en [naam bestuurder] is enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] (productie 3 bij dagvaarding).
2.3.
In verschillende gerechtelijke procedures is gebleken dat [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] haar rechten als vennoot van [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] met ingang van 1 januari 2018 heeft overgedragen aan [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] , deze overdracht is niet ingeschreven in het handelsregister.
2.4.
[gedaagde, eiser in het incident sub 6] is (indirect, via [naam bv] ) enig bestuurder van [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] (productie 5 bij dagvaarding).

3.Het geschil

in de hoofdzaak3.1. De Zorggroep stelt in de hoofdzaak onder meer dat tussen haar en [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] een (mondelinge) overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] was uit hoofde van deze overeenkomst gehouden een inventarisatie van radio’s en tv’s binnen de Zorggroep bij verschillende auteursrechtenorganisaties in te dienen, alsmede om facturen van deze organisaties namens De Zorggroep te betalen. Deze facturen zou [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] vervolgens bij De Zorggroep in rekening brengen.
De Zorggroep vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] , althans [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] en/of [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] , jegens De Zorggroep toerekenbaar tekort is/zijn geschoten in de nakoming van haar/hun verplichtingen uit hoofde van de opdrachtovereenkomst, waaronder het niet (tijdig) indienen van de inventarisatie van radio’s en tv’s binnen De Zorggroep bij de verschillende auteursrechtenorganisaties;
2. voor recht zal verklaren dat De Zorggroep € 508.142,05 onverschuldigd aan [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] , althans [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] en/of [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] heeft betaald, althans dat [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] , althans [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] en/of [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] , voor
dit bedrag ongerechtvaardigd is/zijn verrijkt;
3. voor recht zal verklaren dat [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] en/of [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle verbintenissen die verband houden met de tekortkoming in de nakoming zijdens [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] , de onverschuldigde betaling van De Zorggroep aan [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] en/of de ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] ten koste van De Zorggroep;
4. voor recht zal verklaren dat de heer [gedaagde, eiser in het incident sub 3] en/of de heer [gedaagde, eiser in het incident sub 6] onrechtmatig jegens [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] heeft c.q. hebben gehandeld door a) de inventarisatie van radio’s en tv’s binnen De Zorggroep niet (tijdig) bij de verschillende auteursrechtenorganisaties in te dienen; b) de verzending van facturen aan De Zorggroep die niet overeenstemmen met de bedragen die door de auteursrechtenorganisaties in rekening zijn gebracht; en c) de bedragen die zijn ontvangen van De Zorggroep die de factuurbedragen van de auteursrechtenorgani-saties overstijgen, te verduisteren;
5. voor recht zal verklaren dat de heer [gedaagde, eiser in het incident sub 3] en/of de heer [gedaagde, eiser in het incident sub 6] jegens De
Zorggroep hoofdelijk aansprakelijk is/zijn voor alle schade die verband houdt met het onrechtmatig handelen van de heer [gedaagde, eiser in het incident sub 3] en/of de heer [gedaagde, eiser in het incident sub 6] zoals uiteengezet onder sub 4;
6. gedaagden, althans één of meerdere van hen, hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan De Zorggroep van € 508.142,05, te vermeerderen met de wettelijke rente, primair:
• voor € 103.157,74 vanaf 27 juni 2018;
• voor € 130.984,82 vanaf 14 februari 2019;
• voor € 574,78 vanaf 30 april 2019;
• voor € 129.426,15 vanaf 28 januari 2020;
• voor € 13.349,47 vanaf 16 februari 2021; en
• voor € 130.649,29 vanaf 16 maart 2021;
subsidiair vanaf 18 augustus 2021, meer subsidiair vanaf 14 september 2021 en meest subsidiair vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
7. gedaagden, althans één of meerdere van hen, primair, hoofdelijk te veroordelen tot vrijwaring van De Zorggroep tegen mogelijke aanspraken van de auteursrechtenorganisaties in verband met het niet (tijdig) indienen van de inventarisatie van radio’s en tv’s binnen De Zorggroep, waaronder het – met terugwerkende kracht – laten vervallen van (aanmeld)kortingen en eventuele naheffingen over de jaren 2018 tot en met 2021 en, subsidiair, te veroordelen tot vergoeding van de door De Zorggroep geleden schade als gevolg van de in sub 1 en sub 4 beschreven tekortkomingen c.q. onrechtmatige gedragingen, op te maken bij staat;
8. gedaagden, althans één of meerdere van hen, hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan De Zorggroep van € 4.315,71 ten titel van buitengerechtelijke (incasso)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
9. gedaagden, althans één of meerdere van hen, hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan De Zorggroep van de beslagkosten ad € 3.403,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
10. gedaagden, althans een of meerdere van hen, hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
in beide incidenten3.2. [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] (hierna tezamen: [gedaagde sub 1 en sub 4] ) respectievelijk [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] hebben in de hoofdzaak een incident tot oproeping in vrijwaring opgeworpen.
3.3.
[gedaagde sub 1 en sub 4] . vorderen dat hen wordt toegestaan [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] , [gedaagde, eiser in het incident sub 3] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] en [gedaagde, eiser in het incident sub 6] (hierna tezamen: [gedaagde sub 2, sub 3, sub 5 en sub 6] ) in vrijwaring op te roepen. Ter onderbouwing van het verzoek stellen [gedaagde sub 1 en sub 4] . dat [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] met als bestuurders [gedaagde, eiser in het incident sub 3] en [gedaagde, eiser in het incident sub 6] tot 1 april 2022 (naar de rechtbank begrijpt 2021) samen met [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] het bestuur hebben gehad over [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] . [gedaagde sub 1 en sub 4] . stellen zich op het standpunt dat [gedaagde sub 2, sub 3, sub 5 en sub 6] onrechtmatig meer dan 4 miljoen euro uit [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] hebben onttrokken, zonder medeweten van [gedaagde sub 1 en sub 4] . Verder is verzocht de vrijwaring toe te staan tegen een roldatum in augustus 2022, nu tussen gedaagden een procedure ex art. 96 Rv aanhangig is bij de kantonrechter van deze rechtbank. Waarschijnlijk zal voor augustus 2022 de beslissing in die procedure zijn genomen en is de vrijwaring niet langer nodig.
3.4.
[gedaagde, eiseres in het incident sub 2] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] vorderen op hun beurt dat hen wordt toegestaan [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] in vrijwaring op te roepen. Zij stellen dat nu [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] op 1 april 2021 is overgedragen aan [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] gehouden is om alle zaakschulden van [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] te voldoen.
3.5.
De Zorggroep refereert zich voor wat betreft beide incidenten aan het oordeel van de rechtbank. Wel maakt zij bezwaar tegen de door [gedaagde sub 1 en sub 4] . verzochte roldatum in augustus 2022, nu dit zal leiden tot aanzienlijke vertraging van de procedure. Teneinde voorafgaand aan de oproepingen in vrijwaring duidelijkheid te verkrijgen omtrent de onderlinge verhouding tussen [gedaagde sub 1 en sub 4] . enerzijds en [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] anderzijds, verzoekt zij om een mondelinge behandeling voorafgaand aan het vonnis in de vrijwaringsincidenten.
4. De beoordeling in beide incidenten
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vorderingen moeten worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vorderingen kunnen dragen. Het verzoek van de Zorggroep om een mondelinge behandeling voorafgaand aan het vonnis in incident zal worden afgewezen, nu de agenda van de rechtbank de eerste maanden geen mondelinge behandeling toelaat. Voortvarend procederen brengt met zich dat vonnis in incident gewezen zal worden. Ook het verzoek van [gedaagde sub 1 en sub 4] . om de vrijwaring toe te staan tegen een roldatum in augustus 2022 zal worden afgewezen, nu de eisen van een goede procesorde met zich brengen dat de hoofdzaak zo spoedig mogelijk moet worden voortgezet. De door eisers in het incident genoemde tijdsperikelen komen volledig voor hun risico.
4.2.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
in beide incidenten
5.1.
staat toe dat [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] , [gedaagde, eiser in het incident sub 3] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] , [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] en [gedaagde, eiser in het incident sub 6] door [gedaagde, eiseres in het incident sub 1] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] worden gedagvaard tegen de terechtzitting van 20 april 2022,
5.2.
staat toe dat [gedaagde, eiseres in het incident sub 4] door [gedaagde, eiseres in het incident sub 2] en [gedaagde, eiseres in het incident sub 5] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 20 april 2022,
5.3.
houdt de beslissing omtrent de kosten van beide incidenten aan,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
20 april 2022voor opgave verhinderdata aan de zijde van alle partijen voor een mondelinge behandeling in de periode 1 mei 2022 tot en met 31 oktober 2022.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: AH