ECLI:NL:RBLIM:2022:1922

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
C/03/298436 / HA ZA 21-572
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident voeging toegewezen en recht op antwoorden in civiele procedure na echtscheiding

In deze civiele procedure bij de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, is op 9 maart 2022 een vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een geschil tussen twee echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en hun huwelijk hebben ontbonden door echtscheiding. De eiser in de hoofdzaak, die tevens verweerder in het incident is, heeft een verzoek ingediend tot voeging van een andere procedure. De gedaagde in de hoofdzaak, die ook eiseres in het incident is, heeft verzocht om haar alsnog toe te staan een conclusie van antwoord in te dienen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de gedaagde niet is weersproken en heeft de voeging toegewezen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de gedaagde recht heeft op het indienen van een conclusie van antwoord, ondanks dat dit recht eerder was vervallen verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord door de gedaagde en heeft een mondelinge behandeling bevolen om verdere inlichtingen te verkrijgen en de stellingen van partijen nader te onderbouwen. De zitting is gepland op 7 juli 2022, waarbij beide partijen in persoon aanwezig moeten zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/298436 / HA ZA 21-572
Vonnis in incident bij vervroeging van 9 maart 2022
in de zaak van

1.[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 1] ,

2.
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 2],
beiden wonend te [woonplaats 1] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R.P.F. Rober,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.J.G. Jukema.
Partijen zullen hierna [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 19 januari 2022,
  • de akte uitlaten partijen van [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] van 2 februari 2022,
  • de akte houdende uitlaten rolbeslissing tevens houdende verzoek/vordering tot (ambtshalve) voeging van de procedure met zaak-rolnummer C/03/297987 / HA ZA 21/550 van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] met processtuk A en B en producties 1 en 2 van 2 februari 2022,
- het B4-formulier van [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] van 15 februari 2022 met een uitstelverzoek,
- het door de rolrechter gegeven akkoord op het uitstelverzoek,
- de antwoordakte houdende uitlating rolbeslissingvan [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] van 2 maart 2022,
- het B11-formulier van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] van 2 maart 2022,
- het B16 formulier van [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] van 2 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 1] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] zijn gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. Het huwelijk is ontbonden door echtscheiding en zij hebben de gevolgen van de echtscheiding geregeld in een echtscheidingsconvenant, ondertekend op 18 en 24 maart 2003 (productie 1 bij dagvaarding).
2.2.
[eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident sub 1] en [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident sub 2] zijn op 3 juli 2004 met elkaar getrouwd.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] vorderen, kort gezegd, dat de rechtbank bij vonnis bepaalt dat de gesloten vaststellingsovereenkomst van 18 en 24 maart 2003 onder invloed van dwaling tot stand is gekomen en deze op grond daarvan vernietigt.
in het incident
3.2.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat de hoofdzaak wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer C/03/297987 / HA ZA 21-550 . Tevens verzoekt [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] om haar alsnog toe te staan een conclusie van antwoord in te dienen.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] hebben in hun B16 formulier van 2 maart 2022 erkend dat de wederpartij geen toestemming heeft gegeven voor uitstel, zoals [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] ten onrechte hebben vermeld in hun B4-formulier van 15 februari 2022 met een uitstelverzoek. Nu slechts met toestemming van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] uitstel had mogen worden gegeven voor het nemen van de betreffende akte, welke toestemming blijkt niet te zijn gegeven, heeft te gelden dat de door [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] genomen antwoordakte houdende uitlating rolbeslissing van 2 maart 2022 als niet genomen moet worden beschouwd. Dit betekent dat de vorderingen/verzoeken van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] niet zijn weersproken.
4.2.
In zaak C/03/297987 / HA ZA 21/550 tussen eiseres [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en gedaagden [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] vordert eiseres [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] , kort gezegd, dat de rechtbank bij vonnis een verklaring voor recht geeft dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst van 13 en 20 maart 2020, waarin alle partijen zijn overeengekomen welke uitleg moet worden gegeven aan art. 7.1 van de gesloten vaststellingsovereenkomst van 18 en 24 maart 2003, executoriale kracht verkrijgt door opneming in het dictum. Vergelijking van dit petitum met het petitum in deze zaak leidt tot de conclusie dat de zaken zo nauw met elkaar samenhangen en de procedures zo met elkaar verknocht zijn, dat de incidentele vordering moet worden toegewezen. De aangevoerde en niet weersproken gronden kunnen die vordering dragen.
4.3.
Het verzoek van [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] om alsnog te mogen antwoorden is ook niet door [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] weersproken. Toewijzing van haar verzoek nadat haar recht daarop is vervallen verklaard, is niet in strijd met de goede procesorde. Nu [eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident] ook dit verzoek niet hebben weersproken, en partijen in beginsel vorm en inhoud van het debat bepalen, wordt ook dit verzoek toegewezen.
4.4.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De zaak zal worden verwezen naar de rol van
20 april 2022voor het nemen van een conclusie van antwoord door [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ;
5.2.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
In beginsel wordt ter mondelinge behandeling aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
voegt de hoofdzaak C/03/298436 / HA ZA 21/572 met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer / rolnummer C/03/297987 / HA ZA 21-550 ,
6.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
6.3.
verwijst de zaak naar de rol van
20 april 2022voor het nemen van een conclusie van antwoord zijdens [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] ,
6.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. I.M. Etman in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1 op
donderdag 7 juli 2022van
9:00tot
12:00uur,
6.5.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: AH