Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
§ 12.
(…)
Geacht heer [naam CEO] ,
(…)
(…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 747,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Lian Chinaherb B.V. [verzoeker] was in dienst als productiemedewerker en werd op 22 december 2021 op staande voet ontslagen na een incident op de werkvloer. De werkgever stelde dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, maar [verzoeker] ontkende de beschuldigingen en verzocht om een billijke vergoeding van € 13.594,00 bruto, alsook een correcte eindafrekening. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat niet was voldaan aan het vereiste van onverwijldheid en er geen dringende reden was vastgesteld. De kantonrechter kende [verzoeker] de gevraagde billijke vergoeding toe, vermeerderd met vakantietoeslag en nog uit te betalen vakantiedagen. Tevens werd Lian Chinaherb veroordeeld in de proceskosten.