ECLI:NL:RBLIM:2022:1826

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
C/03/300975 / KG ZA 22-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van contact- en straatverbod in kort geding na dreigende taal

In deze zaak, die op 10 februari 2022 door de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, [gedaagde], vanwege dreigende en beledigende communicatie. De eisers, die samenwonen, zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met gedaagde. Tijdens de zitting op 3 februari 2022 is gebleken dat gedaagde via geluidsopnames dreigende taal heeft geuit richting de eisers, wat hen in grote mate angst aanjaagt. De eisers hebben verzocht om een contactverbod en een straatverbod voor een periode van twee jaar, waarbij gedaagde wordt verboden om zich in de nabijheid van hun woning te begeven en contact op te nemen met hen of hun kinderen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zich onrechtmatig heeft gedragen door dreigende taal te gebruiken, wat in strijd is met artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter heeft geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om gedaagde te verbieden contact op te nemen met de eisers en hun kinderen, en dat een straatverbod gerechtvaardigd is gezien de ernst van de situatie. Het contactverbod is echter beperkt tot zes maanden, omdat er onvoldoende bewijs is dat gedaagde daadwerkelijk in de buurt van de woning van eisers is geweest of van plan is daar te komen.

De rechter heeft ook een dwangsom opgelegd van €100 per overtreding, met een maximum van €75.000, en heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op €869,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk aan de voorwaarden moet voldoen, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/300975 / KG ZA 22-20
Vonnis in kort geding bij vervroeging van 10 februari 2022
in de zaak van
[eiser sub 1]
en
[eiseres sub 2] ,
wonend te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.F.C. Eliëns,
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.M.E. van den Heuvel.

1.De procedure

1.1
Het dossier op grond waarvan dit vonnis is gewezen bestaat uit:
- de dagvaarding met 6 producties en drie USB-sticks en een hersteldagvaarding;
- hetgeen is besproken tijdens de zitting van 3 februari 2022, waarbij gedaagde een pleitnota heeft voorgedragen en overgelegd.
1.2
Vervolgens is vonnis gevraagd en is beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten waarvan in dit kort geding wordt uitgegaan

2.1
[eiser sub 1] en [gedaagde] zijn met elkaar verwikkeld in een (v)echtscheiding. [eiseres sub 2] is de huidige partner van [eiser sub 1] met wie hij samenwoont.
2.2
Blijkens bij USB-sticks overgelegde geluidsopnames heeft [gedaagde] via de telefoon dreigende taal geuit richting [eisers] Zij heeft onder andere gezegd “
ik maak je helemaal kapot” (stick 1, tussen 00.00 en 00.59) en “
jij krijgt klappen” (tussen 2:40 en 2:50) en op stick 3 tussen 00.40 en 00.50 “
maak je kapot”.
2.3
[eisers] wonen in de [adres] in [woonplaats] .

3.Het geschil

3.1.1
[eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Gedaagde verbiedt om met eisers dan wel één van hen direct, dan wel indirect via derden,
persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderzijds contact op te nemen, alsmede gedaagde te
verbieden, direct dan wel indirect via derden, persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins, eisers dan wel één van hen te beledigen, te bedreigen dan wel anderzijds berichten te sturen en te stalken, alles in de ruimste zin van het woord;
2. Gedaagde verbiedt, direct, dan wel indirect, persoonlijk, schriftelijk , telefonisch of
anderszins contact op te nemen met familie en kennissen van eisers dan wel één van hen,
waaronder met name de kinderen van [eiseres sub 2] en [naam] en voorts gedaagde verbiedt zich jegens derden lasterlijk, beledigend en dreigend over eisers dan wel één van hen uit te laten, zowel direct, dan wel indirect, persoonlijk schriftelijk, telefonisch of anderszins,
3. Gedaagde verbiedt zich te begeven in de [adres] te [woonplaats] ,
Met veroordeling van gedaagde om aan eisers dan wel één van hen een dwangsom van €500,- per overtreding te betalen voor iedere keer dat gedaagde niet aan de uitgesproken
hoofdveroordeling (zoals eisers ter zitting hebben verklaard dat “hoofdverordening” in het petitum moet worden gelezen) voldoet;
Gedaagde veroordeelt in de proceskosten van eisers.
Ter zitting hebben eisers hun vordering mondeling in die zin verminderd dat het straatverbod wordt gevorderd voor een termijn van twee jaar en dat de contactverboden zich niet uitstrekken tot bijeenkomsten van wat voor aard dan ook die zullen worden gehouden in het kader van de echtscheidingsprocedure tussen [eiser sub 1] en [gedaagde] . Verder strekt het gevorderde contactverbod met derden zich niet uit over derden waarmee [gedaagde] professioneel contact heeft.
3.1.2
Eisers leggen hieraan ten grondslag dat [gedaagde] hen vele malen belt en daarbij dreigende taal uit. Zij stuurt ook regelmatig berichten naar de kinderen van [eiseres sub 2] en aan [naam] , een kennis van eisers. Gedaagde blijft hiermee doorgaan, zoals blijkt uit de overgelegde usb-stick 3 waarop te beluisteren valt dat gedaagde nadat de dagvaarding aan haar is betekend op 25 januari 2022 nog steeds belt en dreigende taal uit. Zij zijn bang dat [gedaagde] de daad bij het woord voegt zodat haar moet worden verboden om zich op te houden in de [adres] te [woonplaats] , waar eisers wonen.
3.2
[gedaagde] erkent tot begin januari 2022 dreigende en beledigende berichten te hebben gestuurd, maar voert aan dit vanaf begin januari 2022 niet meer te hebben gedaan. Voor een straatverbod is geen reden. De gevorderde verboden zijn te ruim en te onbepaald. Eisers kunnen verder geen “contactverbodvorderingen” instellen ten behoeve van derden. Dat moeten die derden zelf doen.

4.De beoordeling

4.1
Bij opening van de twee bestanden op stick 3 valt daar te lezen dat beide bestanden als datum 25 januari 2022 hebben. Er kan niet worden vastgesteld dat die datum niet correct is, zodat er voorshands van wordt uitgegaan dat [gedaagde] na uitreiking van de dit geding inleidende dagvaarding aan haar, ook na begin januari 2022 nog steeds dreigende taal in bewoordingen als hiervoor zijn vermeld in rov. 2.2 heeft geuit tegen [eisers] Die taal valt binnen het bereik van art. 6:162 BW, zodat voorshands vaststaat dat [gedaagde] zich onrechtmatig heeft gedragen jegens [eisers]
4.2
Voorshands kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] het hiervoor vastgestelde onrechtmatige gedrag niet voortzet. Als kennelijk iets gebeurt waar zij problemen mee heeft, lijkt zij meteen de telefoon of andere sociale media te pakken om zich af te reageren met onrechtmatige bewoordingen. Dat blijkt uit de telefoontjes gepleegd meteen nadat de onderhavige dagvaarding aan haar is uitgereikt. Gelet daarop ligt het onder 1 en 2 gevorderde voor toewijzing gereed voor zover dit betrekking heeft op het verbod dat [gedaagde] moet worden gegeven om contact op te nemen met [eisers] , de kinderen van [eiseres sub 2] en [naam] . Wat die kinderen en [naam] betreft staat voorshands voldoende vast dat [gedaagde] ook contact met die mensen heeft opgenomen en daarbij, kort gezegd, [eisers] heeft beledigd en/of beschuldigd van het plegen van strafbare feiten, welke feiten door [gedaagde] met niets zijn onderbouwd. Dat is onrechtmatig ten opzichte van [eisers] , zodat ook wat die personen betreft het onder 1 en 2 kan worden toegewezen.
4.3
Dat [gedaagde] contact heeft opgenomen of zal opnemen met andere personen dan de hiervoor in rov. 4.2 genoemde personen en zich daarbij uitlaat op een wijze die onrechtmatig is jegens [eisers] kan in dit geding niet voldoende feitelijk worden vastgesteld. Alleen al daarom is het onder 1 en 2 gevorderde slechts toewijsbaar voor zover hierna in het dictum is bepaald.
4.4
Een straatverbod zoals is gevorderd maakt inbreuk op de bewegingsvrijheid van [gedaagde] . Daartoe mag dus niet lichtvaardig worden overgegaan. Bij toewijzing daarvan moet daarom sprake zijn van voldoende zwaarwegende feiten die maken dat de inbreuk op de bewegingsvrijheid wordt gerechtvaardigd. Hierbij is onder meer van belang de zwaarte van de mogelijke inbreuk. In dit geval is het gewicht van die inbreuk ten opzichte van [gedaagde] bijna nul. Ter zitting is aan de zijde van [gedaagde] namelijk verklaard dat zij voor zover zij weet nooit in de [adres] is geweest en ook niet van plan is daar ooit te komen.
Aan de andere zijde van de weegschaal kan uit de geluidsopnamen worden afgeleid dat [gedaagde] nauwelijks of geen zelfbeheersing heeft gelet op het aantal malen dat zonder aanwijsbare reden contact wordt gezocht met [eisers] Daarbij uit zij dreigende taal als “
jij krijgt klappen”. Dat gebrek aan zelfbeheersing en de met mishandeling bedreigende woorden die [gedaagde] gebruikt, maken dat voldoende ernstig kan worden gevreesd dat [gedaagde] zonder tegenmaatregelen op enig moment de daad bij het woord voegt. Als niet voldoende duidelijk is dat zij zichzelf kan beheersen, brengt het belang op lichamelijke integriteit van [eisers] met zich dat een middel moet worden gevonden dat haar mogelijkerwijze tot beheersing brengt. De onder 3 gevorderde stok achter de deur ligt dan ook voor toewijzing gereed met dien verstande dat er geen redenen kunnen worden vastgesteld die maken dat dit straatverbod langer moet duren dan zes maanden.
4.5
De gevorderde dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd. [gedaagde] wordt, als in het ongelijk gesteld, veroordeeld in de proceskosten, voor zover gerezen aan de zijde van [eisers] worden deze vastgesteld op € 869,43 (€ 127,43 uitreiking dagvaarding, € 86,- griffierecht (toevoeging) en € 656,- salaris advocaat).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1
verbiedt [gedaagde] om met [eisers] dan wel één van hen persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderzijds contact op te nemen, alsmede verbiedt [gedaagde] persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins, [eisers] dan wel één van hen te beledigen, te bedreigen dan wel anderzijds berichten te sturen en te stalken, alles in de ruimste zin van het woord;
5.2
verbiedt [gedaagde] persoonlijk, schriftelijk , telefonisch of anderszins contact op te nemen met de kinderen van [eiseres sub 2] en [naam] en voorts verbiedt [gedaagde] zich jegens deze lasterlijk, beledigend en dreigend over [eisers] dan wel één van hen uit te laten, zowel direct, dan wel indirect, persoonlijk schriftelijk, telefonisch of anderszins;
5.3
verbiedt [gedaagde] om zich gedurende zes maanden vanaf de dag dat dit vonnis aan haar is betekend te begeven in de [adres] te Maastricht;
5.4
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] dan wel één van hen een dwangsom van € 100,- per overtreding te betalen voor iedere keer dat [gedaagde] niet aan de onder 5.1 en/of 5.2 en/of 5.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet met een totaal maximum van € 75.000,-;
5.5
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 869,43;
5.6
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.