ECLI:NL:RBLIM:2022:1800

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
03/110169/21 & 05/274480-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en bedreiging met zware mishandeling in Maastricht

Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en bedreiging. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zijn vriendin, [slachtoffer 1], seksueel heeft uitgebuit door haar te dwingen in de prostitutie te werken en de opbrengsten daarvan aan hem af te staan. De verdachte heeft [slachtoffer 1] gedwongen om seks te hebben met klanten, waarbij hij geweld en bedreigingen gebruikte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1], die gediagnosticeerd is met PDD-NOS en ADD. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte €20.000,00 moest betalen aan [slachtoffer 1] voor gederfde inkomsten en immateriële schade.

In een tweede feit werd de verdachte beschuldigd van bedreiging van [slachtoffer 2]. De rechtbank achtte ook dit feit bewezen, waarbij de verdachte [slachtoffer 2] dreigde met zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn uitlatingen ernstige vrees heeft aangejaagd bij [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte ook voor dit feit veroordeeld, wat bijdroeg aan de ernst van de strafmaat. De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn psychologische toestand, die een rol speelden in zijn gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/110169-21, 05/274480-20 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
gedetineerd in P.I. Krimpen aan den IJssel, HvB, te Krimpen aan den IJssel.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.P. van der Graaf, advocaat kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 februari 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel);
feit 2:[slachtoffer 2] mondeling heeft bedreigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. De verdachte heeft [slachtoffer 1] seksueel uitgebuit in de periode van 1 september 2019 tot en met 22 april 2021 (
feit 1).Hij heeft haar gedwongen om in de prostitutie te werken en hij heeft meegeprofiteerd van de opbrengsten uit haar prostitutiewerkzaamheden. De verdachte heeft dwang op [slachtoffer 1] uitgeoefend door geweld, bedreiging en door misbruik te maken van haar kwetsbare positie.
Verder acht de officier van justitie op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] en de verklaringen van [getuige] bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd (
feit 2).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat [slachtoffer 1] seksueel is uitgebuit door de verdachte, zodat vrijspraak moet volgen voor feit 1. [slachtoffer 1] werkte vrijwillig in de prostitutie. Er is geen bewijs voor dwang, geweld, bedreiging of misbruik van haar kwetsbare positie door de verdachte en de verdachte had ook niet het oogmerk om [slachtoffer 1] seksueel uit te buiten.
Het dossier bevat weliswaar voldoende wettig bewijs dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd, maar dit bewijs is niet overtuigend. De verklaring van de buurman van [slachtoffer 2] is namelijk niet betrouwbaar, zodat vrijspraak moet volgen voor feit 2.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 (de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] )
Bewijsmiddelen
Op 13 april 2021 ontving de politie een melding dat [slachtoffer 1] mogelijk prostitutiewerkzaamheden zou uitvoeren in de gemeente Vaals. Zij zou adverteren op de website [naam website] onder de naam [gebruikersnaam] met telefoonnummer [telefoonnummer] . [2] Op 13 april 2021 werden inderdaad seksadvertenties van [slachtoffer 1] gevonden op [website 2] en op [naam website] . [3] Verbalisanten hebben vervolgens op deze seksadvertentie gereageerd en een afspraak gemaakt voor een ‘cardate’ op 15 april 2021. [slachtoffer 1] stapte in de auto en nadat de verbalisanten aan [slachtoffer 1] kenbaar maakten dat zij van de politie waren, zei [slachtoffer 1] dat zij samen met de verdachte had besloten om in de prostitutie te gaan werken. Beiden onderhielden zij het contact met de klanten. [slachtoffer 1] vindt het niet erg om in de prostitutie te werken, maar bij sommige klanten houdt ze haar ogen dicht omdat ze het minder leuk vindt. Het geld dat [slachtoffer 1] verdient met de prostitutie wordt uitgegeven aan boodschappen voor haar en de verdachte. [slachtoffer 1] is bang voor de reactie van de verdachte als zij thuiskomt. [slachtoffer 1] wil niet zeggen waarom zij bang is voor de verdachte. [4]
Als [slachtoffer 1] na de prostitutiecontrole wordt teruggebracht naar Ermelo door de verbalisanten, heeft zij via WhatsApp het volgende gesprek met de verdachte:
- [slachtoffer 1] : “Heb gemeente hier, politie, relax heb gesprek”
- de verdachte: “zwijgen op alles en doen, niks zeggen, was gewoon afspraak, punt klaar (..)”
- de verdachte: “heb je gezegd bek houden, ma nee praten praten”
- [slachtoffer 1] : “nee ze wisten alles”
- de verdachte: “gelul goed bezig, ma goed het is duidelijk, wens je succes (..) ma kom niet meer bij mij aan, zeg ik je bij deze, doei [slachtoffer 1] , echt (..)”
- [slachtoffer 1] : “klant was politie, kon geen kant op”
- de verdachte: “wetten genoeg, je hebt gepraat met ze (..) maar zwijgen moest je ma doei
(..) ga niet verder praten (..) Ma goed je doet ma mij ben je kwijt en val me vrienden niet lastig (..)”
- [slachtoffer 1] : “schat ik heb geen zin in 1000 euro boete nu”
- de verdachte: “het zegt genoeg, laat hem geven, fuck hun, komt goed, Wtf ben je kkr kindje spelen (..) ga janken of zo, dit is kindergedrag (..) ga lekker heen mens, het is zo (..) Je hebt de relatie na de kkr geholpen (..) je wilt lekker na begeleiding (..) dan trek ik stekker eruit
(..) sorry heb je tien die keuze geven (..) en nu kies je toch na hun toe (..) dan hou ik ermee op [slachtoffer 1] (..) het is je eigen keuze (…)”
- [slachtoffer 1] : “nee schat”
- de verdachte: “jawel (..) ik ga en wil niet meer verder (..) morgen wordt na asiel toe (..) zeg dit op hier (..) en klaar (..) sorry (..) jammer dat je terug na begeleiding gaat (..) ik ben hier na de kkr aan gaan (..) dingen ziet gewoon aan me (..) als politie dat doet voor je is alles duidelijk en stop ik met alles voor me eigen best wil Want je hebt gepraat na hun anders doen ze niet zo na je en stoppen ze [slachtoffer 1] je verlult je eigen nu mega erg (..) erg jammer (..) laat me ma vallen en alleen [slachtoffer 1] .” [5]
Op 22 april 2021 werd op de website [naam website] een advertentie gevonden onder de naam [gebruikersnaam 2] met telefoonnummer [telefoonnummer] . Bij de advertentie werden foto’s gebruikt die ook in de advertentie van [gebruikersnaam] (= [slachtoffer 1] ) op 13 april 2021 stonden en er werden dezelfde prijzen gehanteerd voor seksuele handelingen. Hierop werd besloten de woning van de verdachte in Vaals te observeren. De verdachte en [slachtoffer 1] werden samen in de woning van de verdachte gezien, waarna de verdachte werd aangehouden. [6]
[slachtoffer 1] wordt door Team Centrale Toegang van GGD Noord- en Oost-Gelderland beschreven als een kwetsbare vrouw, die snel overvraagd is. Zij is door de psycholoog gediagnosticeerd met PDD-NOS en ADD. Volgens de GGD heeft [slachtoffer 1] de bescherming van een woonvorm nodig om niet ten prooi te vallen van verkeerde mensen. Ze vertrouwt mensen te snel en overziet niet goed wat hierin de risico’s zijn. [7]
[slachtoffer 1] heeft de verdachte via datingsite [naam datingsite] leren kennen. Ze was direct verliefd op hem. In het begin was de relatie tussen hen fijn, maar er kwamen steeds vaker ruzies. De verdachte werd dan agressief. [slachtoffer 1] was bang dat het uit de hand liep en heeft meerdere keren aangifte gedaan van mishandeling tegen de verdachte. Na één van die aangiftes stuurde hij naar al haar contacten naaktfoto’s van haar. De relatie tussen haar en de verdachte ging ook meerdere keren uit. De verdachte stuurde haar dan weg, maar liet haar vervolgens niet met rust. De verdachte zei vervolgens sorry en dan ging [slachtoffer 1] toch weer naar hem terug. [8]
Vanaf 2 september 2019 is [slachtoffer 1] als prostituee gaan werken. De verdachte kende mensen die dit al deden en er verschenen eurotekens in zijn ogen bij het idee. [slachtoffer 1] heeft vervolgens zowel in haar toenmalige woning aan de [woonadres slachtoffer 1] , bij [verdachte] thuis in Vaals als in hotels klanten ontvangen. Op 22 december 2020 heeft [slachtoffer 1] zich laten inschrijven op het adres van de verdachte. Zij raakte hierdoor haar uitkering en zorgindicatie kwijt. De verdachte stuurde haar vervolgens weer weg uit zijn woning en [slachtoffer 1] vroeg zich af of ze niet genoeg deed voor de verdachte. Na een tijd zonder contact, raakten zij weer aan de praat. [slachtoffer 1] ging weer terug naar de verdachte in Vaals, in eerste instantie voor een week. De verdachte en [slachtoffer 1] hadden besloten dat zij geen prostitutiewerk meer zou doen. Zij merkten echter dat er meer geld uitging dan dat er binnenkwam, waarna [slachtoffer 1] toch weer in de prostitutie ging werken. Zowel de verdachte als [slachtoffer 1] onderhield het contact met klanten. De verdachte regelde ook cardates voor [slachtoffer 1] , terwijl zij dit niet zag zitten, en hij regelde dat zij seks moest hebben zonder condoom omdat dat extra geld opleverde. [slachtoffer 1] durfde hier niet goed tegenin te gaan. Al het geld dat [slachtoffer 1] verdiende, gaf zij af aan de verdachte. Als er een klant thuis kwam, dan gaf [slachtoffer 1] de verdachte het geld na afloop of liep ze even weg om het aan het aan de verdachte te geven, want dan stond hij ergens achter een deur. Van het geld werden de boodschappen betaald en voor de rest kocht de verdachte spullen voor zichzelf. [slachtoffer 1] kon het geld niet gebruiken om haar schulden af te lossen. Er bleef namelijk geen geld voor haar over. [slachtoffer 1] heeft de dingen voor de verdachte gedaan uit liefde voor hem. De verdachte was heel lief voor haar, maar als hij zijn zin niet kreeg kon hij volledig omslaan. Dan mishandelde en bedreigde hij haar. Ook dreigde hij hun hond naar het asiel te brengen. [9]
De moeder van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] , voordat zij de verdachte kende, nooit in de prostitutie werkte. [10] [slachtoffer 1] is vaak door de verdachte mishandeld en heeft hierbij onder andere blauwe ogen en gekneusde ribben opgelopen. De verdachte controleerde ook de telefoon van [slachtoffer 1] . Als [slachtoffer 1] bij de verdachte was, dan verbood hij haar contact te hebben met vrienden en familie en moest iedereen geblokkeerd worden. Ook heeft hij [slachtoffer 1] verwijderd uit een groepsapp met haar hulpverleners. De verdachte was erg gehaaid in het paaien van [slachtoffer 1] . Terwijl [slachtoffer 1] in december 2019 drie verschillende banen had, waaronder haar prostitutiewerk, plaatste de verdachte op Facebook dat het geld binnenstroomde. De moeder van [slachtoffer 1] had alleen contact met [slachtoffer 1] op de momenten dat de relatie met verdachte verbroken was. Op het moment dat [slachtoffer 1] contact had met de verdachte, onderhield zij ook minder contact met de hulpverleners. [11]
Op 22 april 2021 werd in de woning van de verdachte een Nokia-telefoon in beslag genomen. De verdachte had aangegeven dat er een oude gsm in de lade van de salontafel lag met pincode viermaal 0. De verdachte nam vervolgens de Nokia-telefoon uit de lade en gaf deze aan de verbalisanten. Op de telefoon stonden het Instagram-, Facebook- en Google-account met de naam [gebruikersnaam social media] geregistreerd. Verder stonden op de telefoon naaktfoto’s van de verdachte. Op deze telefoon werd sms-verkeer met [slachtoffer 1] aangetroffen. Uit deze sms’jes van 19 maart 2021 kwam onder andere naar voren dat de gebruiker van de telefoon aangifte tegen [slachtoffer 1] wil doen wegens een naaktfoto. Nu heeft hij bewijs tegen haar en niet andersom. Hij geeft aan dat er veel problemen voor haar komen. Hij heeft nog geld zat dus hij kan nog even. Hij geeft aan dat ze hem maar beter te woord kan staan. Vervolgens geeft hij aan dat zij de hoer speelde en dat ze een uitkering had. Hij dreigt het te gaan melden bij de gemeente. Vervolgens sms't hij “dus zeg het maar gezeik voor beide of normaal doen beide”. Ook werd er een uitgaande sms naar [slachtoffer 1] aangetroffen van 18 januari 2021 met de tekst “Het is ook jou belang huis want je staat ingeschreven”. Op de Nokia-telefoon werden diverse berichten aangetroffen over het maken van seksafspraken. [12]
Op de Alcatel-telefoon van de verdachte, eveneens in beslag genomen op 22 april 2021, werden vier chatsessies tussen de verdachte en [slachtoffer 1] aangetroffen. Deze chatsessies bestaan uit ruim 15.000 berichten over en weer. Er werd onder meer een WhatsApp-gesprek aangetroffen tussen de verdachte en [gebruikersnaam] , de werknaam van [slachtoffer 1] , met berichten van 8 april 2021 tot en met 20 april 2021 en van 21 april 2021 tot en met 22 april 2021. Daaruit komt naar voren dat de verdachte controleert of er klanten komen en of ze komen opdagen. Verder bepaalt de verdachte welke handelingen er worden verricht en welke prijzen de klanten hiervoor moeten betalen. Zo antwoordt de verdachte als [slachtoffer 1] hem vraagt naar de prijs die zij moet hanteren: “60. En extra weet je. (…) Dus vragen van wou je nog extra. En hier bij op. Je bent bij hem?”. Vervolgens vraagt de verdachte diverse malen of de klant er al is en zegt hij dat [slachtoffer 1] moet opschieten en hem moet laten weten dat ze in de straat loopt. [slachtoffer 1] stuurt hem dan een screenshot van de chat tussen de klant en haar. Op de telefoon werden diverse screenshots aangetroffen tussen [gebruikersnaam] en mannen met wie seksafspraken werden gemaakt. Vervolgens zegt de verdachte wat [slachtoffer 1] moet doen. De verdachte controleert middels WhatsApp steeds of [slachtoffer 1] doet wat hij zegt. Als [slachtoffer 1] niet snel genoeg reageert, blijft hij haar WhatsApp-berichten sturen en bellen. [13]
Op 22 april 2021 is tot slot een derde telefoon in beslag genomen, namelijk een zwarte Samsung van [slachtoffer 1] . Uit onderzoek aan deze telefoon kwam naar voren dat op diverse data tussen 5 april 2021 en 22 april 2021 ongeveer 895 e-mails werden ontvangen en verzonden aan het e-mailadres [e-mailadres] over seksuele handelingen tegen betaling met [gebruikersnaam] van de website [website 3] . Verder werd een foto aangetroffen, genomen op 19 oktober 2020, waarop te zien is dat [slachtoffer 1] een gezwollen oog en bebloed gezicht heeft. Er werden ook meerdere foto’s aangetroffen van [slachtoffer 1] , waaronder negen naaktfoto’s, die zijn gemaakt tussen 5 april 2021 en 21 april 2021. Sommige foto’s zijn gebruikt voor de seksadvertenties van [slachtoffer 1] . Meerdere foto’s zijn niet door [slachtoffer 1] zelf gemaakt, gelet op haar lege handen of haar positie. [14]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 22 februari 2022 verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 1] begeleiding van haar woonvorm had en onder bewind stond. Verder heeft hij verklaard dat [slachtoffer 1] als prostituee is gaan werken omdat er financiële problemen waren. [slachtoffer 1] ontving ook klanten in de woning van de verdachte en de verdachte nam de telefoon op als er klanten belden. Van de prostitutieopbrengsten van [slachtoffer 1] werden onder andere de gemeenschappelijke boodschappen betaald.
Bewijsoverwegingen
Aan de verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] (mensenhandel). Het verwijt van mensenhandel is in de tenlastelegging opgesplitst in specifieke verwijten, die in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, onder 1⁰, 4⁰, 6⁰ en 9⁰. Het verwijt onder 1⁰ ziet op het werven, overbrengen/vervoeren en huisvesten van mensen met het oogmerk van uitbuiting. Het verwijt onder 4⁰ ziet op het zich beschikbaar laten stellen van mensen voor het verrichten van arbeid of diensten, in dit geval het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. Onder 9⁰ gaat het over het zich laten bevoordelen uit de financiële opbrengst van die seksuele handelingen met derden. Het verwijt onder 6⁰ heeft betrekking op het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting.
De rechtbank acht de seksuele uitbuiting op al deze subonderdelen bewezen. Zo leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft geworven en onderdak heeft geboden ten behoeve van het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (het verwijt onder 1⁰), dat hij seksafspraken voor haar heeft gemaakt, bepaalde hoeveel klanten ze moest ontvangen, welke handelingen werden verricht en voor hoeveel geld en dat hij haar in zijn woning als prostituee heeft laten werken (het verwijt onder 4⁰) en dat [slachtoffer 1] de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden moest afstaan aan de verdachte (de verwijten onder 6⁰ en 9⁰). De verdachte heeft ook een deel van deze verwijten bekend.
Om tot een veroordeling te komen, moet bovendien vast komen te staan dat gebruik is gemaakt van een specifiek in artikel 273f, lid 1, sub 1⁰ genoemd dwangmiddel. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte om zijn doel te bereiken dwangmiddelen heeft toegepast op [slachtoffer 1] . Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte dwang en geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 1] en dat hij heeft gedreigd met geweld. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte heeft gedreigd met andere feitelijkheden, zoals het naar het asiel brengen van de hond. De rechtbank neemt hierbij de verklaringen van [slachtoffer 1] zelf als uitgangspunt. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] te twijfelen. Deze verklaring vindt namelijk ook steun in andere bewijsmiddelen, zoals de verklaringen van haar moeder en haar begeleider, het berichtenverkeer en de foto van het letsel van [slachtoffer 1] die op haar telefoon is aangetroffen. Aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] draagt naar het oordeel van de rechtbank verder bij dat [slachtoffer 1] daarin niet alles heeft afgeschoven op de verdachte, maar open heeft verklaard over de prostitutiewerkzaamheden en haar eigen rol daarbij. [slachtoffer 1] heeft haar meest uitgebreide en gedetailleerde verklaring bij de politie afgelegd op het moment dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond en, in haar eigen woorden, “niemand op haar inpraat of haar hoofd overneemt”. De rechtbank neemt met name die verklaring als uitgangspunt voor het bewijs.
De rechtbank concludeert verder, gelet op de bevindingen van de politie, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de gebruiker was van de in zijn woning aangetroffen Nokia-telefoon.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en uit het berichtenverkeer van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte dwang en geweld uitoefende en bedreigingen uitte om zijn doel te bereiken, namelijk het zich prostitueren door [slachtoffer 1] . Aan het vereiste van gebruik van dwangmiddelen is dan ook voldaan. De rechtbank acht daarnaast bewezen dat de verdachte zogeheten manipulatieve dwangmiddelen heeft uitgeoefend op [slachtoffer 1] : hij heeft misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie en van het overwicht dat hij op haar had. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte controle en druk op [slachtoffer 1] uitoefende om te werken in de prostitutie. Als [slachtoffer 1] niet deed wat de verdachte wilde, probeerde hij haar een schuldgevoel aan te praten en zei hij dat hij bij haar wegging en haar uit zijn huis zette. Vervolgens zocht de verdachte – wanneer het hem uitkwam – weer contact met [slachtoffer 1] , waarna hij [slachtoffer 1] weer volledig in zijn macht had. [slachtoffer 1] durfde geen nee te zeggen en zag geen andere uitweg dan datgene te doen wat de verdachte wilde. Zij was volledig in de macht van de verdachte en zette hiervoor iedereen, waaronder haar moeder en de hulpverleners, aan de kant. Dat de verdachte op de hoogte was van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 1] , leidt de rechtbank onder andere af uit de verklaring van de verdachte dat hij wist dat zij begeleiding had en onder bewind stond.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte dwangmiddelen heeft gebruikt en handelingen heeft verricht om [slachtoffer 1] als prostituee te laten werken en om ervoor te zorgen dat zij de opbrengst daarvan aan de verdachte afstond. Uit het telefoonverkeer tussen de verdachte en [slachtoffer 1] en de verklaringen van [slachtoffer 1] en haar moeder dat de verdachte enkel uit was op het verdienen van geld, leidt de rechtbank af dat de verdachte hierbij het oogmerk had om [slachtoffer 1] seksueel uit te buiten en te profiteren van haar verdiensten uit de prostitutie. Dit betekent dat sprake is van mensenhandel.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de eerste twee gedachtestreepjes van het als feit 1 ten laste gelegde, te weten het aangaan van een relatie met [slachtoffer 1] en het laten plaatsen van een tatoeage op het lichaam van [slachtoffer 1] . Uit het dossier blijkt immers niet dat de verdachte bij het aangaan van de relatie met [slachtoffer 1] al het oogmerk had om haar uit te buiten. Ten aanzien van de tatoeage gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij de tatoeage vrijwillig heeft laten zetten omdat zij de verdachte miste.
Ten aanzien van de pleegperiode acht de rechtbank, gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] , net als de officier van justitie, een pleegperiode van september 2019 tot en met de aanhouding van de verdachte op 22 april 2021 bewezen. Als aanvangsdatum gaat de rechtbank conform de verklaring van [slachtoffer 1] uit van 2 september 2019.
Feit 2 (de bedreiging van [slachtoffer 2] )
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij verklaart in haar aangifte dat de verdachte op zondag 21 februari 2021 tussen 20.00 en 21.00 uur in haar woning in Vaals was en dat zij ruzie met elkaar kregen. De verdachte zei met stemverheffing tegen [slachtoffer 2] : “Wanneer je het uitmaakt dan breek ik al je botten. Ik zet je woning in de fik”. [slachtoffer 2] voelde zich door deze uitlatingen ernstig bedreigd. [15]
De buurman van [slachtoffer 2] , [getuige] , heeft verklaard dat hij op zondag 21 februari 2021 in de deuropening van de woning van [slachtoffer 2] stond en hoorde dat [slachtoffer 2] ruzie had met de verdachte. Hij hoorde dat de verdachte tegen [slachtoffer 2] zei: “Ik breek je botten en steek je huis in de fik”. [slachtoffer 2] heeft die avond uiteindelijk bij [getuige] op de bank geslapen, omdat ze erg bang was voor de verdachte. [16]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige] te twijfelen. Dat hij pas een maand na de geuite bedreigingen een verklaring heeft afgelegd en dat zijn verklaring voor een heel groot deel overeenkomt met de verklaring van [slachtoffer 2] , vormt op zichzelf immers geen reden om de betrouwbaarheid van de verklaring in twijfel te trekken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 2 september 2019 tot en met 22 april 2021 in de gemeente Vaals en op andere plaatsen in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 1] , telkens door dwang, geweld of andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of andere feitelijkheden, dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of door misbruik van een kwetsbare positie,
- telkens heeft geworven of gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en
- telkens heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- telkens heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten, [slachtoffer 1] , (sub 6°),
hierin bestaande dat hij onder andere
- een advertentie van [slachtoffer 1] heeft geplaatst op de website
[website 2]en [naam website] en
- afspraken met klanten heeft gemaakt en klanten heeft geregeld voor [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 1] heeft verplicht geen klanten te weigeren en
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen en psychische druk heeft uitgeoefend op [slachtoffer 1] om seks te hebben met vreemde mannen en
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen seks zonder condoom te hebben met klanten en
- [slachtoffer 1] (meerdere malen) heeft mishandeld en/of gedreigd heeft het hondje van [slachtoffer 1] naar het asiel te brengen en
- het verdiende geld dat werd betaald voor seksuele diensten in ontvangst heeft genomen en [slachtoffer 1] het geld dat werd betaald voor seksuele diensten niet zelf heeft laten houden.
2.
op 21 februari 2021 in de gemeente Vaals [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “Wanneer je het uitmaakt dan breek ik al je botten” en “Ik zet je woning in de fik”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1:
mensenhandel
t.a.v. feit 2:
bedreiging met zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Klinisch psycholoog F.M. Vuister heeft over de geestvermogens van de verdachte op 19 oktober 2021 een rapport uitgebracht. De psycholoog beschrijft dat er bij de verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en dat hij daarnaast lijdt aan een matige stoornis in cannabisgebruik en aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met (lichte) borderline trekken. Deze psychopathologie was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, aldus de psycholoog. De psycholoog kan, gelet op de ontkennende houding van de verdachte, niet adviseren in welke mate feit 1 (de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] ) aan de verdachte kan worden toegerekend. De psycholoog adviseert om feit 2 (de bedreiging van [slachtoffer 2] ) volledig aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank komt aldus op basis het rapport van de psycholoog niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Dit betekent dat de verdachte strafbaar is. Er zijn namelijk ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
3 jaren en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De bijzondere voorwaarden moeten volgens de officier van justitie dadelijk uitvoerbaar verklaard worden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring moet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Daarnaast kan aan de verdachte eventueel een voorwaardelijk strafdeel opgelegd worden met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zijn vriendin [slachtoffer 1] gedwongen om te werken in de prostitutie. Zij heeft gedurende een periode van 1,5 jaar seks moeten hebben met vreemde mannen en wanneer zij dit niet wilde, paste de verdachte geweld toe, bedreigde hij haar, zette hij haar onder druk of maakte hij misbruik van haar kwetsbaarheid. Het moge duidelijk zijn dat de verdachte zich niet bekommerde om [slachtoffer 1] en dat hij uit was op slechts één ding, namelijk zijn eigen financiële gewin. De verdachte moest namelijk zijn wietgebruik bekostigen en daar gebruikte hij [slachtoffer 1] voor. [slachtoffer 1] moest het verdiende geld geheel aan de verdachte afdragen. De verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] en met de nadelige gevolgen die slachtoffers van mensenhandel doorgaans ondervinden en ook op de lange termijn nog ondervinden. De verdachte heeft op grove wijze misbruik van [slachtoffer 1] gemaakt. Verder heeft de verdachte, geconfronteerd met de tegen hem gerezen verdenkingen, gezwegen en ontkend en heeft daarbij geen inzicht gegeven in zijn handelen noch verantwoordelijkheid genomen. Dit alles neemt de rechtbank hem zeer kwalijk. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] veel angst en vrees aangejaagd door haar te bedreigen.
Gelet op de ernst van de feiten die de verdachte heeft gepleegd kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis overschrijdt.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken aan verdachten worden opgelegd. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte reeds meermalen door de rechter is veroordeeld, onder meer voor gewelds- en zedendelicten.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het psychologisch rapport dat over de verdachte is opgesteld en hiervoor onder 5 reeds is besproken. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van 18 februari 2022. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog, gezien de aard van de tenlastelegging, de eerdere veroordelingen van de verdachte, zijn psychosociaal functioneren, gebrek aan zelfinzicht en onstabiele maatschappelijke positie. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt dit advies over.
Alle feiten en omstandigheden afwegend, vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden, zodat de rechtbank deze straf aan de verdachte zal opleggen. Aan het voorwaardelijke strafdeel wordt een proeftijd van drie jaren gekoppeld en de verdachte dient zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Gelet op het bepaalde in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht en nu er volgens de reclassering ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij vordert een bedrag van € 35.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Van deze vordering ziet € 20.000,00 op de vergoeding van materiële schade, bestaand uit gederfde inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden in de periode van september 2019 tot en met 22 april 2021.
Daarnaast vordert [slachtoffer 1] een bedrag van € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van materiële schade volledig toegewezen kan worden en dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade, gelet op de door de benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie, in ieder geval toewijsbaar is tot een bedrag van € 10.000,00.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering, omdat de vordering pas ter terechtzitting in de huidige omvang is ingediend, waardoor de verdediging onvoldoende in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren tegen de vordering en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren. Dat is volgens de verdediging in strijd met de beginselen van een goede procesorde. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering niet eenvoudig van aard is, gelet op de knipperlichtrelatie tussen de verdachte en [slachtoffer 1] en de wisselende prijzen waarvoor zij heeft gewerkt, hetgeen eveneens tot niet-ontvankelijkheid zou moeten leiden, omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de eisvermeerdering te laat is ingediend en in strijd is met de beginselen van een goede procesorde, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de wet mag de benadeelde partij nog ter zitting een vordering indienen. Dit vanuit de gedachte dat de wetgever de drempel voor verzoeken om schadevergoeding in het strafproces laag wilde houden. Daar staat tegenover dat de verdediging de gelegenheid moet hebben een vordering juridisch voor te bereiden en te bespreken met zijn cliënt. Hoe later een vordering is ingediend, die niet zeer eenvoudig van aard is, hoe eerder zich de situatie voor zal doen dat (een deel van) de vordering te complex wordt om in de (in tijd begrensde) strafprocedure te kunnen behandelen. De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 1] – ondanks de omvang – eenvoudig van aard is en dat de vermeerdering van eis bovendien voorzienbaar was, gelet op de kortere pleegperiode waarvan de benadeelde partij is uitgegaan in haar eerdere schadevordering. Bovendien is de verdediging de mogelijkheid geboden om tijdens een onderbreking zich over de wijziging te beraden en een standpunt te bepalen. Daarvan heeft de verdediging geen gebruik gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is de verdediging gelet op het voorgaande niet in haar belangen geschaad en is geen sprake van strijd met de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank verwerpt daarmee beide ontvankelijkheidsverweren.
[slachtoffer 1] vordert vergoeding van de inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden die zij heeft misgelopen. Dat [slachtoffer 1] als gevolg van het handelen van de verdachte inkomsten heeft misgelopen, staat op basis van de inhoud van het dossier vast. Hoe hoog haar gederfde inkomsten zijn, kan de rechtbank echter niet nauwkeurig vaststellen. Het is namelijk onduidelijk hoe lang [slachtoffer 1] precies in de prostitutie heeft gewerkt, hoeveel klanten zij heeft ontvangen en welk geldbedrag zij hiervoor heeft ontvangen. Bovendien heeft zij tijdens de ten laste gelegde periode ook ander werk gehad. Dat de concrete omvang van de door [slachtoffer 1] geleden schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, leidt echter niet, zoals de verdediging heeft betoogd, tot niet-ontvankelijkheidverklaring van [slachtoffer 1] . Artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek geeft de rechtbank immers de mogelijkheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank vindt het door [slachtoffer 1] gevorderde totaalbedrag van
€ 20.000,00 aan de hoge kant. De rechtbank schat de door [slachtoffer 1] gederfde inkomsten op een bedrag van € 10.000,00, zodat dit bedrag wordt toegewezen. Voor het meergevorderde wordt [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard.
[slachtoffer 1] maakt tevens aanspraak op vergoeding van immateriële schade. Dat [slachtoffer 1] als gevolg van het handelen van de verdachte in haar persoon is aangetast, is voldoende onderbouwd en komt uit het dossier ook evident naar voren. De grond voor immateriële schadevergoeding is hiermee gegeven (artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek). De rechtbank vindt het door [slachtoffer 1] gevorderde bedrag aan schadevergoeding, mede gelet op vergelijkbare jurisprudentie, te hoog. De rechtbank acht een vergoeding van € 10.000,00 passend en billijk en zal daarom dit bedrag toewijzen. Voor het meergevorderde wordt [slachtoffer 1] in haar vordering niet ontvankelijk verklaard.
Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en de rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen aan de verdachte.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf aanhangig gemaakt. De vordering met parketnummer 05/274480-20 betreft een veroordeling van de politierechter te Zutphen van 18 november 2020 waarbij de verdachte onder andere is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging volledig toegewezen moet worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, dan wel dat de proeftijd moet worden verlengd met één jaar of de gevangenisstraf moet worden omgezet naar een andere strafmodaliteit.
De rechtbank overweegt als volgt. De vordering voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en dus de algemene voorwaarde heeft overtreden. Het is de rechtbank niet gebleken van andere bijzondere omstandigheden die aan tenuitvoerlegging in de weg staan. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen en de tenuitvoerlegging bevelen van de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 273f en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering Tactus, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
veroordeelde laat zich behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
veroordeelde verblijft in een RIBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer de reclassering dit nodig acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
veroordeelde heeft een inspanningsverplichting ten aanzien van het vinden en behouden van dagbesteding zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde dient zich netjes te gedragen op werk en zich te houden aan de aldaar gemaakte afspraken, bijvoorbeeld met betrekking tot tijdig aanwezig zijn.
veroordeelde werkt mee aan begeleiding vanuit Humanitas Homerun of een soortgelijke begeleidende instantie. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de afspraken die de begeleiding voor hem opstelt.
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
De vordering tot tenuitvoerlegging
- gelast de volledige tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 18 november 2020, gewezen onder parketnummer 05/274480-20, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen
Benadeelde partij [slachtoffer 1] en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte mitsdien om aan [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Voornoemd bedrag bestaat uit € 10.000,00 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade;
  • verklaart [slachtoffer 1] ten aanzien van de meergevorderde materiële en immateriële schade niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 20.000,00, bij niet-betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen gijzeling, met dien verstande dat deze gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
22 april 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. M.M. Beije en
mr. S.L.M. van Venrooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 maart 2022.
Buiten staat
mr. drs. E.C.M. Hurkens en mr. M.M. Beije zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 22 april 2021 in de gemeente Vaals en/of in de gemeente Ermelo en/of op andere plaatsen, in elk geval in Nederland, een ander te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- (telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- (telkens) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- (telkens) heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten, [slachtoffer 1] , (sub 6°), hierin bestaande dat hij (onder andere)
- een (seksuele) relatie is aan gegaan met [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 1] gedwongen heeft een tatoeage met zijn naam op haar lichaam te laten tatoeëren, althans een tatoeage met zijn naam op haar lichaam heeft laten zetten en/of
- een advertentie van [slachtoffer 1] heeft geplaatst op de website
[website 2]en/of
[naam website]en/of
- afspraken met klanten heeft gemaakt en/of klanten heeft geregeld voor [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 1] heeft verplicht geen klanten te weigeren en/of
- C. [slachtoffer 1] heeft gedwongen en/of psychische druk heeft uitgeoefend op [slachtoffer 1] om seks te hebben met vreemde mannen (wetende dat [slachtoffer 1] ADD en FDD NOS heeft waardoor zij gevoelig is voor anderen) en/of
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen seks zonder condoom te hebben met klanten en/of
- [slachtoffer 1] (meerdere malen) heeft mishandeld en/of gedreigd heeft het hondje van [slachtoffer 1] naar het asiel te brengen en/of
- het verdiende geld dat werd betaald voor seksuele diensten in ontvangst heeft genomen en/of [slachtoffer 1] het geld dat werd betaald voor seksuele diensten niet zelf heeft laten houden
(Artikel art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht)
2. hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2021 tot en met 22 februari 2021, in de gemeente Vaals, in elk geval in het arrondissement Limburg, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd ."Wanneer je het uitmaakt dan breek ik al je botten" en/of “Ik zet je woning in de fik”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie, eenheid Limburg, team Mmigratiecriminaliteit en Mensenhandel (LB), proces-verbaalnummer LBRCC21003-70, onderzoek CASTOR, gesloten d.d. 14 september 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 299.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 23-24, en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 180-181.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 31-32.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 23-24, en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 180-181.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 142-145.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 31-32.
7.De bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, pagina 78 en 82.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 42-44, en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 46-49.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 42-44, het proces-verbaal van bevindingen, pagina 46-49, het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 88-92, het onderzoeksverslag uitwerking audio, pagina 268-277.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , pagina 60-64.
11.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , pagina 60-64, en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 88-92.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 126-127, het proces-verbaal van bevindingen, pagina 133-134, het proces-verbaal van bevindingen, pagina 135-136 en het proces-verbaal van bevindingen pagina 137.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 126-127, het proces-verbaal van bevindingen, pagina 139-141 en het proces-verbaal van bevindingen pagina 146-161.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 162-164.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 223.
16.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 225.