Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[handelsnaam],
1.De procedure
- het vonnis van 1 april 2020
- de brief van [gedaagde] van 23 april 2020 met twee bijlagen
- de akte houdende opgave getuigen van [eiser] met productie 16 (een cd en de schriftelijke weergave van een gesprek)
- de brief van [gedaagde] van 29 april 2020
- de brief van [eiser] van 18 augustus 2020 met een bijlage
- de akte uitlaten productie van de zijde van [gedaagde] van 9 september 2020
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 september 2020 waaruit blijkt dat drie getuigen zijn gehoord
- de akte houdende producties van [eiser] met de producties 17 en 18
- de akte houdende opgave getuigen tevens akte houdende verhinderdata en reactie op bewijs van [gedaagde]
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 november 2021 waaruit blijkt dat twee getuigen zijn gehoord
- de brief met stukken van de griffier van deze rechtbank van 8 december 2021
- de conclusie na enquête van [eiser]
- de conclusie na (contra-)enquête van [gedaagde] met productie 18, 19 en 20
- de akte van 2 februari 2022 van [eiser] .
2.De verdere beoordeling
Ik heb in 2018 op internet naar een Mercedes Bens GLC 250 gezocht. Ik vond er een bij [gedaagde] die hier nu aanwezig is. (…) Op 17 juni 2018 heb ik met mijn vrouw de auto bij [gedaagde] bekeken. Wij vonden hem goed en hebben een prijs afgesproken van € 45.500,-. Ik heb een aanbetaling gedaan van € 1000,- en ontving een kaufvertrag. U rechter laat mij zien productie 4 dagvaarding en dat is het stuk dat ik ontving. Op 20 juni 2018 ben ik met [getuige 1] de auto gaan halen. Een andere auto is toen niet ter sprake gekomen. Ik heb toen [gedaagde] contant betaald met allemaal biljetten van € 500,-. Ik had in Algerije een erfenis en die bestond uit onder ander huizen. Die heb ik verkocht en, zoals niet ongebruikelijk in Algerije, ik heb toen de koopprijs contant in Dinars ontvangen. Ik heb die Dinars in Algerije omgewisseld en in Euro’s had ik toen € 25.000,- contant. Dat geld heb ik meegenomen naar huis en met dat geld heb ik [gedaagde] betaald. Dat was nog niet voldoende voor de koopsom en het restant heb ik geleend in contanten van mijn partner [getuige 1] . Die leenovereenkomst is niet op schrift gesteld, wij vertrouwen elkaar als partners. [getuige 1] had dat geld contant. Ik weet niet hoe hij er aan kwam. Ik heb dus op 20 juni 2018 € 44.500,- aan [gedaagde] betaald en hij heeft toen een kwitantie opgemaakt. U rechter laat mij zien productie 5 dagvaarding, ook een kaufvertrag. Daar staat op € 25.000,- maar dat is dus niet juist. Ik heb op die dag € 44.500,- betaald. [gedaagde] vertelde mij dat hij in verband met de BTW op dit kaufvertrag € 25.000,- schreef. Ik zou later, zo zei hij, per mail een factuur ontvangen waarop stond dat ik de volledige koopsom van € 44.500,- had betaald. Die factuur is nooit gekomen(…). Ik heb de twee keer dat ik bij [gedaagde] ben geweest nooit een tweede Mercedes Benz GLC 250 gezien. [gedaagde] had wel de nodige schadeauto’s op zijn terrein staan. Ik heb foto’s gemaakt van mijn aankoop en ik hoor mijn advocaat zeggen dat hij deze te zijner tijd zal overleggen.”
Ik doe samen met [eiser] zaken in een sarl. Wij zijn partners. [eiser] vertelde mij dat hij op internet een auto had gezocht en ook gevonden. (…) Op 20 juni, ik weet niet meer precies wat voor weekdag, zijn [eiser] en ik de auto gaan ophalen bij de hier aanwezige [gedaagde] . Ik herken hem. We zijn met mijn auto gegaan en dan zou [eiser] in de nieuwe aankoop terugrijden. Wij zijn naar het terrein van [gedaagde] gereden. Daar stonden veel auto’s maar ik heb geen enkele andere Mercedes Benz GLC 250 gezien. [eiser] heeft de auto betaald en hierbij zijn geen andere onderhandelingen geweest. (…) [eiser] heeft contant betaald met allemaal biljetten van € 500,-. [gedaagde] deed die biljetten eerst in de geldtelmachine, maar die deed het niet goed. Hij heeft toen in ons bijzijn die biljetten geteld. Er was ook nog een medewerker bij van [gedaagde] , een grote, stevige vent. Na het tellen bleek het te gaan om € 44.500,-. Dat was dus de uitkomst van de telling. U vraagt mij of ik weet hoe [eiser] aan het geld kwam, en ik zeg u dat weet ik niet. U vraagt mij of ik [eiser] geld heb gegeven, en ik zeg u nee ik heb hem geen geld gegeven.
:
Ik ben na juni 2018 door [eiser] gebeld in verband met een auto die hij had gekocht van [gedaagde] . Die [gedaagde] zit nu ook in de zaal en ik herken hem als de man met wie wij op 20 september 2018 hebben gesproken. (…) Op 20 september 2018 ben ik met [eiser] en de ook door u gehoorde getuige [getuige 1] naar [gedaagde] gereden. [eiser] wilde van de auto af en de koopsom terug. [eiser] heeft toen ook het bedrag genoemd van de koopsom en wel € 45.500,-. Voor zover mij is verteld had hij dat toen betaald via € 1000,- vooraf en later een bedrag van € 44.500,- contant in biljetten van € 500,-. Toen [eiser] tegen [gedaagde] zei dat hij de koopsom van € 45.500,- terug wilde hebben, reageerde [gedaagde] niet op dat bedrag. Hij zei toen dus niet iets in de trant van dat dit bedrag niet de koopsom was. [gedaagde] wilde toen nog iets in Duitsland proberen maar daar nam [eiser] geen genoegen mee (…). Toen wij dat gesprek hadden met [gedaagde] was er nog iemand op het terrein en volgens mij werkte die man voor [gedaagde] . Die man heette [naam 1] , (…) Ik praatte nog met die [naam 1] toen en daar over de zaak en die [naam 1] zei toen ook dat het € 45.500,- was betaald.”.
Ik beheers een klein beetje Frans en wel zodanig dat ik als men in het Frans over een autoverkoop praat, ik begrijp welke bedragen worden genoemd, of er wordt afgedongen en ook of er een koop is gesloten. (…) Ik heb (…) [eiser] een keer gezien bij [gedaagde] . Uit wat ik begreep kwam hij toen een auto ophalen maar kreeg hij belangstelling voor een andere auto en wel een Mercedes met hagelschade. Ik denk dat ik die hagelschade Mercedes een dag of wat eerder bij [gedaagde] had zien staan. Ik herinner mij alleen maar aan schade dat die auto deukjes had op het dak, vooral bij de voorruit en ook deukjes op de motorkap. Er is mij verder geen andere schade opgevallen. Zoals gezegd had ik de indruk uit datgene wat werd besproken dat [eiser] uiteindelijk een andere auto wilde en wel die hagelschade auto. het gesprek hierover vond plaats in het kantoor van [gedaagde] . Dat is een redelijk groot kantoor en er was zonder meer plaats voor [gedaagde] , [eiser] en ik. Verder had ik die dag nog meegenomen [naam 2] . [naam 2] kwam en ging die dag samen met mij. [naam 2] was ook in het kantoor bij het gesprek. Ik houd er niet van om echt mee te luisteren als de transactie tussen andere mensen wordt gesloten, dus ik kan niet zeggen dat ik alles heb meegekregen maar ik begreep uit de bewoordingen wel dat de hagelschade auto was gekocht voor € 25.000. [eiser] heeft dat toen meteen betaald waarbij ik heb gezien dat er in elk geval werd betaald met briefjes van 50 en 100. Ik geloof niet dat ik andere briefjes heb gezien maar dat betekent niet dat er niet ook met andere briefjes is betaald. Ik doe zelf ook werk in de autohandel en in die hoedanigheid kan ik zeggen dat er geen witwasregels zijn die maken dat een dergelijke betaling niet contant zou mogen.
U rechter houdt mij voor productie 17 door mij overgelegd. Het betreft een rekening voor de verkoop van een schadevrije Mercedes. Dat wat staat bij rekening onder firma en adres is niet door mij geschreven maar door de koper. Ik kan in elk geval nog lezen dat hij heeft opgeschreven Rumania en daaruit leidt ik af dat de koper uit Roemenië kwam maar dat weet ik niet meer zeker. Achter BTW nummer staat “Marge” en dat heb ik zelf geschreven en dat betekent dat er geen BTW is verschuldigd. Datgene wat met de hand is geschreven onder “Betreft automobiel” heb ik wel zelf geschreven. Ik weet niet meer of het een koper of een koopster was of een paar. Er is € 45.000 contant betaald en dat mocht in elk geval in die tijd nog onder de toen geldende witwasregels. Als het goed is staat deze contante betaling gewoon in mijn boekhouding en ik hoor u rechter zeggen dat u het niet onlogisch vindt als ik bij een nader te nemen akte een gewaarmerkte verklaring terzake deze storting overleg waaruit blijkt dat ook de boekhouder het hiermee eens is. Ik heb aan de hier aanwezige [eiser] een Mercedes verkocht waarop hij toen een aanbetaling deed en die hij later zou ophalen. Op de dag dat hij de auto kwam ophalen zag hij eenzelfde type auto staan maar dan met hagelschade. Ik had die auto gekocht in de periode tussen het eerste bezoek van [eiser] en de dag dat hij de auto zou ophalen. Toen [eiser] de hagelschade auto zag vroeg hij of hij in plaats van de eerdere Mercedes, deze kon kopen. Dit gesprek deden we in het Frans met dien verstande dat ik geen vloeiend Frans spreek maar met handen en voeten en met de paar woorden die je nodig hebt bij verkooponderhandelingen kon het gesprek best worden gevoerd. Het gesprek begon buiten op het terrein bij de hagelschade auto en is later voortgezet in mijn kantoor. Ik weet nog dat naast [eiser] en ik ook aanwezig waren [getuige 3] en [naam 2] . Ik weet niet meer precies waar deze laatste twee tijdens alle onderhandelingen waren, maar ik weet nog wel dat die twee ook in het kantoor waren bij de laatste handeling. De schade aan de auto bestond dus uit hagelschade en wel over de volledige carrosserie. Het betrof deukjes van tussen de 1 en 2 centimeter. Ik heb die auto toen gekocht omdat ik er wel handel in zag en ik meen dat ik er € 23.000 of € 24.000 voor heb betaald. Zoals gezegd had ik geen bezwaar tegen het feit dat [eiser] belangstelling had voor de hagelschade auto. En wij hebben toen € 25.000 afgesproken en met aftrek van de eerste aanbetaling heeft hij toen het resterende bedrag contant betaald. Ik durf niet meer te zeggen in welke biljetten er is betaald. Ook deze betaling zal netjes in mijn boekhouding staan. U rechter laat mij zien een foto productie 17 [eiser] met op ongeveer een derde deel van de foto een verticale rode paal en daarnaast met de neus naar voren de Mercedes. Die foto is niet genomen op mijn terrein en betreft de hagelschade Mercedes. Ik zie op de foto geen hagelschade maar dat is niet vreemd want op dit soort foto’s is dergelijke schade bijna nooit te zien. Mr. Tosun laat mij verder zien een foto productie 18 waarbij je links een oranje gekleurde neus van een auto ziet, daarnaast een man in trainingspak met daarachter twee mannen op de achtergrond met daarnaast een Mercedes genomen vanaf de achterkant. Die foto is genomen op mijn terrein en de Mercedes is de hagelschade Mercedes. Ik kan nog terzake de kentekenplaten verklaren dat op de dag dat [eiser] de auto kwam ophalen er nog kentekenplaten moesten komen. Ik ben toen met [eiser] naar het bedrijf van [getuige 3] en of zijn zoon gelopen op ongeveer 800 meter. Daar is namelijk een kantoor waar je kentekenplaten kunt kopen indien je een net gekochte auto over de grens wil brengen. Dat kantoor is van [getuige 3] of zijn zoon. (…)”.
Bij deze verklaar ik dat ik omstreeks midden juni 2018 bij dhr. [gedaagde] op zijn terrein was cq. in zijn kantoor.
4824 mb glc 828,45” en in handschrift is achter “
828,45” vermeld “
winst excl. btw”;
4824 mbglc 24.000,00” waarachter in handschrift “I
nkoop”, zo’n twintig regels daaronder “
4824 mb glc 24.000,00” waarachter in handschrift “
Verkoop”.
op niet mis te verstane wijze” zou hebben aangegeven dat partijen niet wordt toegestaan bij conclusie na enquête nadere producties in het geding te brengen. Die stelling is onjuist, alleen al omdat die niet valt te lezen in enig proces-verbaal. Dat die stelling onjuist is volgt verder impliciet uit de getuigenverklaring van [gedaagde] voor zover inhoudende
“(…) en ik hoor u rechter zeggen dat u het niet onlogisch vindt als ik bij een nader te nemen akte een gewaarmerkte verklaring terzake deze storting overleg (…)”. Dat die stelling onjuist is blijkt verder ook uit de verklaring van mr. Linssen in het proces-verbaal van 5 november 2021 inhoudende dat zij nog nadenkt over de vraag of [gedaagde] nog een schriftelijke verklaring in het geding zal brengen terwijl niet valt te lezen dat de kantonrechter dat zou hebben verboden. Tenslotte volgt uit de lange periode tussen 5 november 2021 en de volgende rolhandeling op 12 januari 2022 – negen weken in plaats van de vier weken van art. 2.9 kantonrolreglement – dat de kantonrechter partijen juist de tijd heeft willen geven om producties te achterhalen en in het geding te brengen. In beginsel wordt dus rekening gehouden met alle in het geding gebrachte producties.