ECLI:NL:RBLIM:2022:1432

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9630950 CV EXPL 22-221
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens structurele overlast en vernielingen door de huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woningstichting Meerssen en de gedaagde partij, vertegenwoordigd door de bewindvoerder. De Woningstichting vorderde ontruiming van de gehuurde woning van [naam onderbewindgestelde] vanwege aanhoudende overlast, waaronder geluidsoverlast, vernielingen en het achterlaten van troep. De huurder, [naam onderbewindgestelde], had sinds de huur van de woning op 25 maart 2020 herhaaldelijk overlast veroorzaakt, ondanks meerdere waarschuwingen en kansen om zijn gedrag te verbeteren. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van structurele overlast en dat de huurder ernstig tekortgeschoten was in de nakoming van de huurovereenkomst. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot nakoming van de huurverplichtingen en de proceskosten. De rechter achtte het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen aanwezig, gezien de erkende overlast door de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9630950 CV EXPL 22-221
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 15 februari 2022
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WONINGSTICHTING MEERSSEN
gevestigd te Meerssen
eisende partij
gemachtigde mr. C.F.J. Leenarts
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam onderbewindgestelde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger]
Partijen worden hierna de Woningsstichting, [gedaagde] en [naam onderbewindgestelde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 januari 2022 met producties 1 tot en met 13;
  • de mondelinge behandeling op 3 februari 2022, waarbij [naam woonconsulent] (woonconsulent van de Woningstichting), mr. Leenarts en [naam vertegenwoordiger] aanwezig waren.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Woningstichting heeft aan [naam onderbewindgestelde] met ingang van 25 maart 2020 een woonruimte verhuurd aan het adres [adres] te [woonplaats] .
2.2.
De kantonrechter heeft op 3 juli 2020 met ingang van 16 juli 2020 een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [naam onderbewindgestelde] wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden met benoeming van [gedaagde] te [vestigingsplaats] tot bewindvoerder .
2.3.
[naam onderbewindgestelde] heeft vanaf het moment dat hij de woonruimte huurt regelmatig overlast veroorzaakt, waarbij ook meermaals de politie ter plaatse is gekomen. De overlast bestaat onder meer uit schreeuwen, stampen, harde muziek, luidruchtig samenzijn met derden, vaak tot laat in de nacht, en het achterlaten van vuilnis rondom de woning.
2.4.
Bij brief van 16 juni 2021 is [naam onderbewindgestelde] door de Woningstichting gesommeerd de overlast te beëindigen, maar [naam onderbewindgestelde] heeft geen gevolg aan deze sommatie gegeven.
2.5.
Bij brief van 11 augustus 2021 is [naam onderbewindgestelde] door de Woningstichting daarom uitgenodigd voor een gesprek. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de Woningstichting [naam onderbewindgestelde] op 23 augustus 2021 een brief gezonden om [naam onderbewindgestelde] duidelijk te maken dat de Woningstichting hem een laatste kans wilde geven onder de voorwaarden dat hij gedurende een proefperiode van drie maanden:
  • geen bezoek meer ontvangt en geen slaapgelegenheid meer aan vrienden en bekenden aanbiedt;
  • vuilniszakken in zijn eigen berging bewaart en volgens de gemeentelijke regels aanbiedt;
  • geen overlast meer veroorzaakt door muziek, schreeuwen en schelden;
  • de woning als een goed huurder onderhoudt.
2.6.
De overlast is blijven voortduren – dronkenschap, drugsgebruik, luidruchtig gedrag, schreeuwen, ruzies en vernielingen.
2.7.
Op 14 december 2021 zijn [naam woonconsulent] Oerle, woonconsulent, samen met [naam technisch opzichter] , technisch opzichter, bij [naam onderbewindgestelde] in de woning geweest. Zij hebben geconstateerd dat er een persoon in de woning had overnacht. [naam woonconsulent] verklaarde:
‘Het appartement heeft meer weg van een vuilnisbelt, dan van een woning. De keuken zelf is niet meer te redden (…). Alle deurtjes zijn letterlijk uit de scharnieren getrokken, een paneel ontbreekt en het blad is op verschillende plekken flink beschadigd. De keuken zal dus vervangen moeten worden (Denk hierbij ongeveer aan € 3.500,--). Hetzelfde geldt voor het slot van de voordeur.’De Woningstichting heeft [naam onderbewindgestelde] nog een allerlaatste kans gegeven, onder dezelfde voorwaarden als hiervoor genoemd, én onder de voorwaarde dat [naam onderbewindgestelde] de schade zou herstellen en de woning zou schoonmaken.
2.8.
[gedaagde] heeft bij e-mail van 23 december 2021 aan de Woningstichting meegedeeld dat [naam onderbewindgestelde] vond dat ‘het allemaal belachelijk was’, dat [naam onderbewindgestelde] niet in staat was de schade te laten herstellen en voor het geval dit wel zo zou zijn, het weer binnen de kortste keren vernield zou zijn en dat [naam onderbewindgestelde] op zoek ging naar andere woonruimte.
2.9.
Op 5 januari 2022 heeft de Woningstichting een klacht van een omwonende ontvangen omdat [naam onderbewindgestelde] zijn appartement weer aan het afbreken was en hij een vriend zou hebben geslagen. [naam onderbewindgestelde] is door de politie aangehouden en meegenomen.

3.Het geschil

3.1.
De Woningstichting vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [naam onderbewindgestelde] zal veroordelen:
o binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de gehuurde woning met het zijne te verlaten en te ontruimen met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan de Woningstichting te stellen;
o alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen na te komen, waaronder betaling van alle nog niet betaalde en de nog te betalen huurpenningen tot aan het tijdstip voor elke maand, of deel daarvan, die op de dag van ontruiming zal zijn ingetreden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijfde dag van de maand waarop de termijn betrekking heeft tot aan de dag van betaling;
o in de kosten van de procedure en de noodzakelijk te maken kosten van ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van volledige betaling;
- de Woningstichting zal machtigen om, indien [gedaagde] met de ontruiming in gebreke mocht blijven, deze zelf op kosten van [gedaagde] te doen bewerkstelligen door een deurwaarder.
3.2.
De Woningstichting stelt dat [naam onderbewindgestelde] zich niet heeft gedragen als goed huurder, door ernstige overlast te veroorzaken en door zaken van de Woningstichting te vernielen. Ondanks kansen daartoe heeft [naam onderbewindgestelde] zijn gedrag niet ten goede veranderd en het is ook niet de verwachting dat hij dit in de toekomst zal gaan doen. Hierdoor is [naam onderbewindgestelde] dusdanig ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat een ontbinding van de huurovereenkomst, en daarop vooruitlopend een ontruiming van de gehuurde woning, is gerechtvaardigd.
3.3.
[gedaagde] erkent de overlast en vernielingen door [naam onderbewindgestelde] . [naam onderbewindgestelde] werkt niet mee aan begeleiding en heeft geen inzicht in zijn eigen problematiek. Inmiddels heeft [naam onderbewindgestelde] elders onderdak gevonden in pension [naam pension] .

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt dat zij het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen aanwezig acht, gelet op de door de Woningstichting gestelde en door [gedaagde] erkende overlast.
4.2.
Er is onweersproken sprake van structurele overlast, bestaande uit geluidsoverlast, vernielingen en het achterlaten van troep in en rondom de gehuurde woning. [naam onderbewindgestelde] onderhoudt zijn woning niet, integendeel, hij heeft onder meer de keuken van de woning vernield waardoor deze moet worden vervangen. Er is geen zicht op verbetering van het gedrag van [naam onderbewindgestelde] . Hij heeft meerdere kansen gekregen, maar die heeft hij niet benut. Kortom, [naam onderbewindgestelde] gedraagt zich als een slecht huurder. Hierdoor is [naam onderbewindgestelde] ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Daarmee is een ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid te verwachten. Daarop vooruitlopend kan de gevorderde ontruiming worden toegewezen. De termijn waarbinnen dit dient te gebeuren zal op veertien dagen na betekening van dit vonnis gesteld worden. De gevorderde machtiging zal worden afgewezen. De in de wet (art. 555 e.v. Rv) aan de deurwaarder verleende bevoegdheden worden toereikend geacht, zodat de Woningsstichting bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.3.
De vordering tot nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, waaronder betaling van de huur, vermeerderd met de wettelijke rente, zal, nu ook deze vordering niet is weersproken, worden toegewezen.
4.4.
De op voorhand gevorderde ontruimingskosten worden afgewezen nu deze kosten niet vallen onder de kosten ex artikel 237 lid 3 Rv en zij zich zonder nadere toelichting, niet lenen voor voorwaardelijke begroting.
4.5.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van de Woningstichting tot vandaag begroot op:
- dagvaarding € 133,58
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde
€ 747,00
Totaal: € 1.008,58
4.6.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] om de gehuurde woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , binnen een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis met het zijne te verlaten (de onder bewind gestelde [naam onderbewindgestelde] ) en te ontruimen en met afgifte der sleutels ter vrije beschikking van de Woningstichting te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder tot nakoming van alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waaronder betaling van alle nog niet betaalde huurpenningen en de nog te betalen huurpenningen tot aan het tijdstip voor elke maand of gedeelte van een maand die op de dag van de ontruiming zal zijn ingetreden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijfde dag van de maand waarop de termijn betrekking heeft tot aan de dag van betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] in de proceskosten, aan de zijde van de Woningstichting tot vandaag begroot op € 1.008,58, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart de onderdelen 5.1 tot en met 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
BM