10.1.Van nieuwe feiten die een ander licht op de situatie zouden kunnen werpen, is niet gebleken. In het feit dat in de loodsen aan de [straatnaam 1] [huisnr. 1] en [huisnr. 2] ten tijde van de overtreding geen bedrijven waren gevestigd en een zakelijke connectie bestond tussen verzoeker en [naam eigenaar] - [Bedrijfsnaam 2] , van welke B.V. de bestuurders van [naam eigenaar] aandeelhouder zijn, is gevestigd aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] en [naam 1 en naam 2] , indirect bestuurders van verzoeker, hebben in het verleden met [naam eigenaar] samengewerkt- ziet de voorzieningenrechter juist een nadere aanwijzing voor verweerders standpunt. Dat de doorgang kort voor de sluiting aan de zijde van verzoeker is dichtgemaakt, is -wat daarvan verder ook zij- geen nieuw feit als hier bedoeld, omdat de situatie ten tijde van de geconstateerde overtreding bepalend is en niet de actuele.
Heeft verweerder in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid?
11. Bij het uitoefenen van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft verweerder beleidsvrijheid. Dit betekent dat het aan verweerder is om de betrokken belangen af te wegen bij het besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Ook bij de sluitingsduur heeft verweerder beleidsvrijheid. Uit het Damoclesbeleid Echt-Susteren 2020, artikel 2, tweede lid, volgt dat indien na een sluiting opnieuw een overtreding wordt geconstateerd ten aanzien van softdrugs, het lokaal gesloten wordt voor de duur van 12 maanden.
12. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn betoog dat er geen sprake is van recidive, omdat de loods aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] niet eerder werd gesloten. Immers vloeit recidive voort uit de functionele eenheid die de wel eerder, in 2017, gesloten loodsen aan de [straatnaam 1] [huisnr. 1] en [huisnr. 2] met de loods aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] vormen. Daarmee is niet meer van belang dat deze laatste in 2017 niet werd gesloten, omdat er ook toen sprake was van een functionele eenheid. Immers was de doorgang er toen ook al, zo heeft verzoeker met stelligheid betoogd. Dat de loods aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] niettemin niet werd gesloten, lijkt eerder het gevolg te zijn geweest van het feit dat verweerder, zo is gebleken, in 2017 niet op de hoogte van de doorgang was. De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat (ook) de sluiting van de loods aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] voor de duur van twaalf maanden in overeenstemming is met zijn beleid.
13. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig zijn beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling dient verweerder alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb, die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Bij de beoordeling of zich bijzondere omstandigheden voordoen, moet ten eerste worden bekeken of sluiting van de woning noodzakelijk is.
Is de sluiting noodzakelijk
14. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning/lokaal noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning/lokaal en het herstel van de openbare orde.
15. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat als uitgangspunt geldt dat als in een pand een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat dat pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Die noodzaak zal in beginsel ook groter zijn als de betrokken woning/lokaal in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, omdat een zichtbare sluiting van dergelijke woningen/lokalen door verweerder voor bij die woningen/lokalen betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen/lokalen.
16. Het in onderhavige procedure aangevoerde brengt de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel dan in de uitspraak van 19 november 2021. Daartoe overweegt hij dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat in dit geval sprake is van een ernstig geval. Verweerder heeft daarbij terecht betrokken dat in de loodsen aan de [straatnaam 1] [huisnr. 1] en [huisnr. 2] een zeer grote hoeveelheid softdrugs is aangetroffen, waarvan aannemelijk is dat deze hoeveelheid bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking. Andere spullen die zijn aangetroffen bevestigen dat het gaat om middelen die voor de handel in drugs zijn te beschouwen. Dit impliceert tevens dat er sprake is geweest van een aanzienlijke loop naar en van deze loodsen ten behoeve van die handel. Nu deze loodsen in hetzelfde gebouw zijn gelegen als de loods aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] , geldt dit evenzeer voor deze loods. De sluiting zou ook niet effectief zijn als zij zich niet ook zou uitstrekken tot het deel aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] . Daar komt bij dat er in hetzelfde gebouw(deel) eerder, in 2017, grote hoeveelheden drugs zijn aangetroffen, wat toen tot sluiting door verweerder heeft geleid. Ook heeft verweerder mogen meewegen dat de loodsen liggen in de nabijheid van een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk en een grote middelbare school. Uit deze omstandigheden volgt de noodzaak om het gebouw voor een langere periode aan het drugscircuit te onttrekken. Verweerder heeft zich dus in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sluiting van het gebouw als geheel noodzakelijk is.
Is de sluiting evenredig?
17. Naast noodzakelijk moet de sluiting ook evenredig zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn volgens vaste rechtspraak van de Afdeling in dit geval de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, nu ook ten aanzien van de evenredigheid geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd, geen grond bestaat voor een ander oordeel dan gegeven in de uitspraak van 19 november 2021.
19. De voorzieningenrechter overweegt dat niet is gebleken van directe betrokkenheid van verzoeker bij drugshandel en in de loods aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] ook geen verboden middelen zijn aangetroffen. Met verweerder is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat verzoeker met de verlenging van de huurovereenkomst in 2020 en het openlaten van de doorgang een risico op zich heeft genomen dat voor zijn rekening dient te komen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat verzoeker op de hoogte was van de sluiting in 2017 van de loodsen aan de [straatnaam 1] [huisnr. 1] en [huisnr. 2] , maar ook -zo is ter zitting gebleken- van de sluiting in 2019 voor de duur van 24 maanden van de nabijgelegen loodsen aan de [straatnaam 3] [huisnr. 4] en [huisnr. 5] , eveneens eigendom van [naam eigenaar] . Het argument dat verzoeker niet kan worden verweten dat [naam eigenaar] en/of aan haar gelieerde personen zich al dan niet met drugsgerelateerde zaken bezig houden gaat dan ook niet op en evenmin dat [naam eigenaar] haar huurders mogelijk onzorgvuldig kiest. De loodsen aan de [straatnaam 1] [huisnr. 1] en [huisnr. 2] waren in 2017 en ook ten tijde van de overtreding niet verhuurd en ook de loodsen aan de [straatnaam 3] [huisnr. 4] en [huisnr. 5] waren dat niet ten tijde van de sluiting in 2019, waar nota bene een eerdere sluiting aan vooraf is gegaan.
20 . De voorzieningenrechter wil aannemen dat sluiting van de loods aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] financiële gevolgen voor verzoeker heeft, nu hij daardoor zijn bedrijfsvoering aldaar niet kan voortzetten. Door verzoeker is betoogd dat hierdoor mogelijk faillissement dreigt. Dat dit zo is, is echter niet gebleken. Verzoeker heeft geen enkele onderbouwing daarvan gegeven en ook in het geheel geen inzicht in zijn financiële positie noch in die van de aan hem gelieerde vennootschappen gegeven. Daarnaast heeft verzoeker ook niet concreet gemaakt welke pogingen hij in het werk heeft gesteld om andere bedrijfsruimte te vinden. De verklaring ter zitting dat hij enkele telefoontjes heeft gepleegd, acht de voorzieningenrechter in ieder geval onvoldoende. Dat het aan de sluiting van zijn loods te wijten is dat verzoeker geen nieuwe bedrijfsruimte vindt, omdat hij daardoor met drugs wordt geassocieerd, is niet aannemelijk geworden. Immers waren en zijn de eerder genoemde (zakelijke) banden met [naam eigenaar] althans haar bestuurders er nog steeds. Ook wordt het bedrijfslogo dat hetzelfde is als dat van [Bedrijfsnaam 2] nog steeds gebruikt, waarmee verzoeker zelf de uitstraling naar buiten toe ongewijzigd laat. Ter zitting heeft verzoeker bovendien verklaard zijn bedrijfswagens op het parkeerterrein behorend bij de loodsen aan de [straatnaam 3] , in eigendom van [naam eigenaar] , te hebben gestald. Gelet op deze omstandigheden mocht verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook onvoldoende gewicht toekennen aan het feit dat de doorgang inmiddels, aan de zijde van de [straatnaam 2] [huisnr. 3] , is dichtgemetseld.
21 . Het voorgaande afwegend acht de voorzieningenrechter het niet onevenredig dat verzoeker wordt getroffen door de last tot sluiting.
22. De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder bevoegd was de lokalen en bijbehorende percelen aan de [straatnaam 1] [huisnr. 1] en [huisnr. 2] en ook aan de [straatnaam 2] [huisnr. 3] te [plaatsnaam] te sluiten en in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
23 . Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.