ECLI:NL:RBLIM:2022:1370

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
03-300919-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenging van gedragsaanwijzing in strafzaak

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van een gedragsaanwijzing tegen een appellant, geboren in 1961. De gedragsaanwijzing was oorspronkelijk opgelegd op 5 november 2021 door de officier van justitie en hield in dat de appellant zich gedurende 90 dagen niet mocht ophouden in bepaalde gebieden en geen contact mocht hebben met zijn ex-partner en zonen. Op 17 januari 2022 werd deze gedragsaanwijzing verlengd, wat de appellant aanvocht.

De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de officier van justitie niet had gemotiveerd waarom de verlenging noodzakelijk was en de appellant niet had gehoord voorafgaand aan de beslissing. De rechtbank benadrukte het zorgvuldigheids- en motiveringsvereiste, dat in deze zaak niet was nageleefd. De rechtbank concludeerde dat er geen kenbare motivering was voor de beslissing tot verlenging, waardoor het voor de appellant niet duidelijk was op basis waarvan deze beslissing was genomen.

De rechtbank vernietigde daarom de beslissing tot verlenging van de gedragsaanwijzing, omdat deze in strijd was met de wettelijke vereisten. De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Bosma, in aanwezigheid van griffier mr. S.A.J. Wenders, en vond plaats in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Strafrecht
Zittingsplaats Maastricht
parketnummer : 03-300919-21
raadkamernummer : 22-001575
datum : 22 februari 2022
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beroepschrift op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[appellant] ,

geboren op [geboortedag] 1961 te ' [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. B.M.A. Jegers, advocaat te Heerlen (Ruys de Beerenbroucklaan 12, 6411 GB Heerlen),
hierna te noemen: [appellant] .

Feiten

Op 5 november 2021 heeft de officier van justitie aan [appellant] een gedragsaanwijzing gegeven. Deze gedragsaanwijzing houdt in dat [appellant] voor de duur van 90 dagen wordt bevolen zich niet op te houden in het gebied [straat 1] te Heerlen en [straat 2] te Heerlen en dat hij zich onthoudt van contact met [naam 1] (ex-partner), [naam 2] , en [naam 3] (zonen). Op 17 januari 2022 heeft de officier van justitie deze gedragsaanwijzing verlengd voor de duur van 90 dagen.

Procedure

Het beroep is op 25 januari 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 8 februari 2022 het beroep in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft [appellant] , de advocaat, mr. B.M.A. Jegers en de officier van justitie in raadkamer gehoord.

Beroep

Het beroep richt zich tegen de verlenging van de door de officier van justitie op 17 januari 2022 opgelegde gedragsaanwijzing.
Namens [appellant] is -samengevat weergegeven- aangevoerd dat er geen ernstige bezwaren tegen hem bestaan, nu [appellant] dient te worden vrijgesproken van belaging. Hij heeft nooit rechtstreeks van zijn ex-partner of zonen vernomen dat zij geen contact meer met hem wensen. Integendeel zelfs, [appellant] heeft op enig moment bij de politie melding van vermissing van zijn kinderen gemaakt omdat hij geen idee had waar zij waren toen hij zijn kinderen ging ophalen in de zomervakantie. Het kwam voor [appellant] als een donderslag bij heldere hemel dat zijn zonen geen contact meer met hem willen. [appellant] heeft de maanden voorafgaand aan zijn vervolging weliswaar vaker contact gezocht, doch enkel met de intentie om te vernemen hoe het met zijn zonen gaat.
Voorts is namens [appellant] aangevoerd dat de verlenging van de gedragsaanwijzing niet (langer) aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoet. [appellant] heeft geen noemenswaardig strafblad en kan ter zake de huidige verdenking als first offender worden beschouwd. [appellant] heeft na de eerste gedragsaanwijzing op geen enkele wijze getracht contact te zoeken, waaruit blijkt dat hij geen gevaar is voor zijn ex-partner en zonen. Het Openbaar Ministerie had bovendien zorgvuldiger moeten handelen en [appellant] dienen te horen alvorens zijn rechten c.q. vrijheden nóg verder te beperken en de gedragsaanwijzing te verlengen. In ieder geval heeft het Openbaar Ministerie verzuimd te motiveren waarom deze verlengde gedragsaanwijzing nog langer noodzakelijk zou zijn.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep tegen de verlenging van de gedragsaanwijzing ongegrond moet worden verklaard. De ernstige bezwaren tegen [appellant] bestaan nog steeds. Het procesdossier bevat voldoende bewijs voor de ten laste gelegde belagingen. Op 16 maart 2022 wordt de strafzaak van [appellant] behandeld door de politierechter. Het is van groot belang dat zich, juist in de aanloop naar die zitting, geen nieuwe incidenten voordoen en dat [appellant] geen contact meer heeft met aangevers. Om die rust te verzekeren is de verlenging van de gedragsaanwijzing noodzakelijk.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden een verlenging van een aanwijzing betreffende het gedrag te geven, en zo ja, of de de officier van justitie in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen tot verlenging van de gedragsaanwijzing, waarbij rekenschap is gegeven aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
De officier van justitie is op grond van artikel 509hh, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bevoegd een [appellant] tegen wie ernstige bezwaren bestaan een gedragsaanwijzing te geven in geval van verdenking van een strafbaar feit
  • waardoor de openbare orde, gelet op het strafbare feit of de samenhang met andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is verstoord, en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat (sub a), dan wel
  • in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de [appellant] jegens een persoon of personen (sub b) dan wel
  • in verband waarmee vrees bestaat voor gedrag van de [appellant] dat herhaald gevaar voor goederen oplevert (sub c).
Ingevolge artikel 509hh, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering blijft de gedragsaanwijzing maximaal 90 dagen van kracht dan wel, indien dit een kortere periode betreft, totdat het ter zake van het strafbare feit gewezen vonnis onherroepelijk is geworden. Wordt niet tijdig een onherroepelijk vonnis verkregen, dan kan de gedragsaanwijzing maximaal drie keer worden verlengd met een periode van maximaal 90 dagen. Verlenging is niet mogelijk indien tegen de [appellant] geen vervolging is ingesteld. De rechter voor wie de [appellant] gedagvaard is te verschijnen, kan de gedragsaanwijzing wijzigen. De rechter kan de gedragsaanwijzing opheffen indien hij van oordeel is dat niet of niet langer wordt voldaan aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden voor het geven van de gedragsaanwijzing.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 509hh, eerste lid, onder b, en vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering voldaan is. [appellant] wordt verdacht van belaging van zijn ex-partner en zijn zoon waardoor de vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van [appellant] jegens hen. Voorts is de rechtbank op grond van het procesdossier van oordeel dat er jegens [appellant] voldoende ernstige bezwaren bestaan voor het plegen van deze strafbare feiten. Nu zijn strafzaak op 16 maart 2022 ter terechtzitting wordt behandeld, is voldaan aan de voorwaarden waardoor een officier van justitie kan besluiten tot verlenging van de gedragsaanwijzing.
De officier van justitie is gehouden in de beslissing tot uitdrukking te brengen op grond van welke motivering hij/zij gekomen is om van de bevoegdheid tot verlenging gebruik te maken. In deze ontbreekt de motivering geheel, waardoor het voor [appellant] niet kenbaar is op grond waarvan tot verlenging is gekomen. Dat had wellicht ondervangen kunnen worden door [appellant] alvorens te besluiten eerst te horen met betrekking tot een mogelijke verlenging, waarbij de officier van justitie de motieven tot de uiteindelijke beslissing tot verlenging aan [appellant] kenbaar had kunnen maken. In deze is [appellant] ook niet gehoord op het voornemen van de officier van justitie. Alhoewel er geen rechtsregel bestaat die voorschrijft dat de officier van justitie die voornemens is om tot verlenging te besluiten eerst de [appellant] hoort, is dit in het kader van het zorgvuldigheid- en motiveringsvereiste wel een juistere gang van zaken. Op [appellant] niet te horen bestaat er in deze geen wetenschap of de officier van justitie op de hoogte is geraakt van bij [appellant] bestaande belangen tegen de voorgenomen verlenging en is ook niet kenbaar in welke mate en op welke wijze het belang van [appellant] heeft meegewogen in de besluitvorming. Door in deze in het geheel geen kenbare motivering te geven voor de verlenging is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie onjuist heeft gehandeld. Ook valt daardoor voor de rechtbank niet te beoordelen wat de dragende motivering voor de officier van justitie is geweest om van de bevoegdheid tot verlenging gebruik te maken en of hij/zij gelet op die motivering in redelijkheid van zijn/haar bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Nu het besluit van de officier van justitie in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsvereiste is, komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard dient te worden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de verlenging van de gedragsaanwijzing.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.P. Bosma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.