Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van een gedragsaanwijzing tegen een appellant, geboren in 1961. De gedragsaanwijzing was oorspronkelijk opgelegd op 5 november 2021 door de officier van justitie en hield in dat de appellant zich gedurende 90 dagen niet mocht ophouden in bepaalde gebieden en geen contact mocht hebben met zijn ex-partner en zonen. Op 17 januari 2022 werd deze gedragsaanwijzing verlengd, wat de appellant aanvocht.
De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de officier van justitie niet had gemotiveerd waarom de verlenging noodzakelijk was en de appellant niet had gehoord voorafgaand aan de beslissing. De rechtbank benadrukte het zorgvuldigheids- en motiveringsvereiste, dat in deze zaak niet was nageleefd. De rechtbank concludeerde dat er geen kenbare motivering was voor de beslissing tot verlenging, waardoor het voor de appellant niet duidelijk was op basis waarvan deze beslissing was genomen.
De rechtbank vernietigde daarom de beslissing tot verlenging van de gedragsaanwijzing, omdat deze in strijd was met de wettelijke vereisten. De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Bosma, in aanwezigheid van griffier mr. S.A.J. Wenders, en vond plaats in het openbaar.