ECLI:NL:RBLIM:2022:1364

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
9559101 AZ VERZ 21-127
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een buschauffeur wegens herhaaldelijk ongeoorloofd gedrag en schending van instructies

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een buschauffeur, verzoekende partij, en Arriva Personenvervoer Nederland B.V., verwerende partij. De buschauffeur was sinds 1 januari 2011 in dienst en had in de loop der jaren verschillende incidenten veroorzaakt, waaronder het afplakken van camera's in de bus en het niet laten betalen van passagiers. Arriva had hem herhaaldelijk gewaarschuwd voor zijn gedrag, maar de chauffeur bleef deze instructies negeren. Op 30 september 2021 werd hij op staande voet ontslagen na een incident waarbij hij zonder toestemming een deel van zijn rit had laten vervallen. De kantonrechter oordeelde dat de buschauffeur een dringende reden had gegeven voor het ontslag door herhaaldelijk in strijd met de instructies van Arriva te handelen. Het verzoek van de chauffeur om de opzegging te vernietigen werd afgewezen, en Arriva werd in het gelijk gesteld in haar tegenverzoek om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De rechter oordeelde dat de chauffeur niet had gehandeld als een goed werknemer en dat zijn gedrag onacceptabel was, wat leidde tot de beslissing om de vergoeding van € 3.421,36 toe te kennen aan Arriva.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 9559101 AZ VERZ 21-127
Beschikking van de kantonrechter van 26 januari 2022
in de verzoekschriftprocedure van
[verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek]
wonend in [woonplaats] aan de [adres]
verzoekende partij
verweerder in het tegenverzoek
gemachtigde mr. M.M. van Tol, advocaat in Sittard
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARRIVA PERSONENVERVOER NEDERLAND B.V.
gevestigd in Heerenveen aan de Trambaan 3
verwerende partij
verzoekster in het tegenverzoek
gemachtigde mr. D.M. van Genderen, advocaat in Utrecht
Partijen worden hierna als [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] respectievelijk Arriva aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 25 november 2021 ter griffie ontvangen verzoekschrift met bijlagen, dat ook een provisioneel verzoek ex art. 223 Rv (een voorlopige voorziening) bevat;
  • het op 10 januari 2022 ter griffie ontvangen verweerschrift met bijlagen, dat tevens een tegenverzoek bevat;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 19 januari 2022, waar partijen de respectieve standpunten en stellingen nader toegelicht hebben aan de hand van een pleitnota en waar van de zijde van Arriva nog twee verduidelijkende producties ingebracht zijn.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald, zodat vandaag uitspraak gedaan kan worden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] is sinds 1 januari 2011 krachtens arbeidsovereenkomst fulltime in dienst van Arriva en haar directe rechtsvoorgangster Veolia in de functie van buschauffeur tegen een maandelijks brutoloon van laatstelijk € 3.372,41 exclusief emolumenten.
2.2.
In alle bussen van Arriva hangen camera’s en is geluidsapparatuur aanwezig met als doel het vergroten van (het gevoel van) veiligheid van medewerkers, reizigers en bezoekers en ter bescherming van de eigendommen van Arriva, medewerkers, reizigers en bezoekers. Tevens worden deze camera’s gebruikt ter voorkoming en terugdringing van incidenten. In januari 2018 heeft Arriva ontdekt dat [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] de camera in de bus die hij bestuurde, zonder overleg met of toestemming van Arriva afgeplakt had. [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] heeft destijds erkend dat hij daarvoor verantwoordelijk was, waarna Arriva hem bij brief van 2 maart 2018 (bijlage 3 bij verweerschrift) onder meer het navolgende te kennen gegeven heeft:
“(..) In de voorliggende periode hebben wij meldingen gekregen dat camera’s in de chauffeurscabinevan onze bussen waren afgeplakt met tape. Onderzoek wees uit dat u tijdens uw dienst op 22 januari 2018 de camera hebt afgeplakt met tape, waarna u niet meer zichtbaar was. Op 24 januari 2018 is ontdekt dat er met de betreffende camera iets mis was, waarna bleek dat deze al vanaf 22 januari 2018 was afgeplakt. Op de beelden was duidelijk te zien dat u de tape uit uw tas haalde, de camera afplakte, waarna het beeld zwart werd. We hebben op 24 januari 2018 eveneens geconstateerd dat in 3 andere bussen de camera’s met tape waren afgeplakt. Een van deze bussen (bus 37) is eveneens door u bestuurd.
Wij hebben u daaropvolgend uitgenodigd voor een gesprek.
In dit gesprek hebben wij u met het bovenstaande geconfronteerd en u gaf onmiddellijk toe dat u de camera’s hebt afgeplakt en dat u beseft dat dit een serieuze overtreding is in het kader van de veiligheid van uzelf alsook van de collega’s die na u de bus bestuurd hebben. U hebt toegegevendat u minimaal 3 keer camera’s hebt afgeplakt.
We hebben u nadrukkelijk gewezen op het gevaar van het afschermen van de camera’s. Decamera’s hangen in de bus voor de veiligheid van onze chauffeurs en deze veiligheid staat hoog inh
et vaandel bij Arriva. De Sociale veiligheid van onze medewerkers is zowel binnen Arriva alsooklandelijk in het openbaar vervoer een zeer belangrijk item. Uw gedrag brengt niet alleen uw eigenv
eiligheid in het gedrang, maar ook de veiligheid van uw collega’s. Dat is onacceptabel!
Het feit dat we u pas later hebben kunnen confronteren met onze waarnemingen was, dat debeelden eerst bekeken moesten worden door de daartoe bevoegde personen. Daarna was u zieken konden wij u niet uitnodigen voor een gesprek. De ernst van het gebeuren wordt hierdoor niet minder.
U dient te beseffen dat bij een volgend incident met betrekking tot uw handelen en gedrag diternstige consequenties voor u zal hebben waarbij u er rekening mee moet houden dat wij debeëindiging van de arbeidsovereenkomst zullen inzetten.
2.3.
Begin maart 2021 ontving Arriva een klacht van een passagier over het feit dat [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] (volgens die passagier) andere passagiers zonder te betalen liet meereizen. Volgens de klager had [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] bij die passagiers de indruk gewekt dat hij zo moest handelen omdat Arriva als werkgever ernstig in gebreke bleef met het verschaffen van ontsmettingsmiddelen (de klacht was dan ook meer gericht tegen Arriva).
Arriva heeft navraag gedaan bij [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] , die erkende dat hij reizigers niet liet betalen (onduidelijk blijft om hoeveel reizigers het gaat en over welke periode) omdat de apparatuur (die voor die betaling nodig is) volgens hem vies/onhygiënisch was.
[verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] is door Arriva voor dit gedrag bij brief van 4 maart 2021 voorlopig geschorst in afwachting van nader onderzoek van camerabeelden (met geluid) met betrekking tot de dagen 1 tot en met 4 maart 2021. Aan de hand daarvan constateerde Arriva dat [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] inderdaad ‘regelmatig’ passagiers niet liet betalen. In sommige gevallen is te horen dat [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] tegen de passagier zegt dat Arriva er schuldig aan is dat de apparatuur niet werkt of dat de apparatuur niet naar behoren schoongemaakt kan worden.
Een gedetailleerde beschrijving van elf van zulke incidenten (met nummer van de bus, datum en tijdstip) is als bijlage 5 aan het verweerschrift gehecht.
Op 11 maart 2021 heeft Arriva de schorsing opgeheven en heeft zij [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] met behoud van loon vrijgesteld van werk. Vervolgens heeft op 15 maart 2021 een gesprek van partijen plaatsgevonden, waarin Arriva [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] een voorstel deed tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, op welk voorstel [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] evenwel niet ingegaan is.
2.4.
Bij brief van 9 juni 2021 heeft Arriva [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] een ‘laatste officiële waarschuwing’ gestuurd. De inhoud van deze brief is als volgt:

Geachte [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] ,
Naar aanleiding van een klacht van een reiziger op 2 maart 2021, hebben we met u gesproken omtrent het feit dat u reizigers gratis zou laten meereizen. In het gesprek d.d. 4 maart 2021 heeft u aangegeven dat u dit inderdaad vaker doet. In ditzelfde gesprek heeft u toestemming gegeven beelden uit te lezen om uw verhaal te bevestigen.
Wij hebben (onder meer) het volgende geconstateerd op de beelden:
1. U laat meerdere malen reizigers meereizen zonder dat zij hoeven te betalen. Wij stellen vast dat u daarmee in strijd handelt met de op u rustende verplichting om zeker te stellen dat alle reizigers voor hun reis betalen. Gevolg daarvan is dat Arriva inkomsten misloopt. Bovendien geeft u met uw handelen onze reizigers de indruk dat er willekeurig wordt omgegaan met de verplichting om te betalen, Dit leidt tot ontevredenheid en verontwaardiging bij de betalende reizigers, en heeft dusgevolgen voor de klanttevredenheid (die Arriva zeer hoog in het vaandel draagt).
2. U laat zich herhaaldelijk richting reizigers negatief uit over Arriva. Hierbij hebben we het bijvoorbeeld over uitlatingen als: “Geen ontsmettingsmiddelen van mijn baas is ook niet pwaarderen. Kunt u niets aan doen. Probleem van Arriva. Vaak genoeg aangegeven. Op een gegeven moment is het klaar. Ben geen jojo”. Hiermee zet u Arriva — ten onrechte — in een kwaad daglicht en wekt u — wederom ten onrechte — de indruk dat Arriva tekort zou schieten in de terbeschikkingstelling van de benodigde middelen in het kader van Corona. Dit is extra kwalijk omdat feitelijk onjuist is dat u eerder (bij uw leidinggevende) zou hebben aangegeven dat er een probleem zou zijn met de verstrekking van ontsmettingsmiddelen.
3. Tijdens het werk doet u uitlatingen en bezigt u een taalgebruik die absoluut niet gepast zijn voor u als chauffeur en goed werknemer. (…)
Wij hebben u gevraagd naar een verklaring voor uw handelen en nalaten. U heeft daarop, met tussenkomst van uw advocaat de heer Breuls, aangegeven dat u reizigers niet laat betalen omdat de apparatuur in de bus niet zou werken en omdat Arriva geen goede schoonmaakmiddelen zou verstrekken. Dit heeft u ook aan reizigers laten weten.
Alles in overweging nemende stellen wij vast dat u de op u rustende verplichtingen bij herhaling niet bent nagekomen en de binnen Arriva geldende reglementen en instructies op diverse punten heeft overtreden. Het betreft in ieder geval:
1. Blijkens uw functieomschrijving bent u onder meer verantwoordelijk voor: ‘afgifte en/of behandelen van plaatsbewijzen volgens het tarief- en biljetsysteem. Dit houdt onder andere in het verkopen, stempelen en controleren van plaatsbewijzen’. Dit heeft u niet (consequent) gedaan, terwijl u weet dat dit van u wordt verwacht en dit ook van u mag worden verwacht.
2. Voor zover er sprake zou zijn geweest van een defect aan de apparatuur, schrijft het chauffeurshandboek voor dat u hiervan direct melding doet bij de ASL (Arriva Support & Logistiek). Dat heeft u niet gedaan, getuige het logboek van de ASL. U heeft Arriva daardoor niet in de gelegenheid gesteld om de deugdelijke werking van de apparatuur te controleren, en zo nodig te herstellen. Overigens is ons niet gebleken dat er in de door u bestuurde bussen überhaupt sprake is geweest van een defect aan de apparatuur in de desbetreffende periode. De door ons uitgelezen beelden bieden daarvoor, op zijn zachtst gezegd, een contra-indicatie. In dat geval zou u dus, opzettelijk en in een poging om uw ontoelaatbare gedrag te vergoelijken, in strijd met de waarheid hebben verklaard. Dat is niet alleen bijzonder kwalijk maar vanzelfsprekend ook in strijd met dev
erplichtingen die voor u voortvloeien uit het goed werknemerschap.
3. U heeft ten onrechte gesteld dat Arriva niet de juiste middelen zou verstrekken teneinde de apparatuur schoon te maken en daarmee de kans op besmetting met het coronavirus te minimaliseren. Bij de stalling van de bussen liggen voor alle chauffeurs voldoende schoonmaak- en beschermingsmiddelen klaar die geschikt zijn voor het doel dat daarmee gediend wordt. (…)Die middelen liggen op elk moment van de dag klaar, zo nodig worden ze de avond tevoren aangevuld. Tevens zijn er schoonmaakmiddelen in de bus aanwezig waarmee de werkplek gereinigd kan worden.(…) Ook dit betreft dus een feitelijke onwaarheid in uw uitlatingen. Dit is temeer kwalijk omdat u deze uitlatingen ook tegenover de reizigers heeft gedaan, en daarmee de goede naam van Arriva heeft beschadigd. (…)
Wij willen er geen enkel misverstand over laten bestaan dat uw handelen en nalaten, zoals hierboven kort (en niet limitatief) samengevat, voor Arriva volstrekt onacceptabel is. De verklaring die u hiervoor heeft gegeven maakt dit niet anders, nu dit geen enkele rechtvaardiging voor uw gedrag oplevert. Net als alle andere werknemers van Arriva wordt u geacht de geldende voorschriften en verplichtingen onverkort na te leven. Wij wijzen u er in dit verband op dat Arriva als werkgever een instructierecht heeft. Van deze instructies mag u vanzelfsprekend het uwe denken, maar dat ontslaat niet van de verplichting om deze op te volgen. Als u ergens een probleem mee heeft, dan kunten dient u dit met uw leidinggevende (te) bespreken.
Volledigheidshalve wijzen wij u er overigens nog op dat uw melding bij de Arbeidsinspectie, dat door Arriva onvoldoende maatregelen tegen de aanpak van het coronavirus zouden worden genomen, door diezelfde Arbeidsinspectie is onderzocht. De Arbeidsinspectie heeft daarop geoordeeld dat Arriva wel degelijk (voldoende) maatregelen neemt, dit in lijn met de voorschriften van het RIVM.
Met uw (herhaalde) gedrag heeft u ons de stellige indruk gegeven dat u ontevreden bent met uw huidige functie en/of werkzaamheden, dan wel met Arriva als werkgever. Om die reden hebben wij u voorgesteld om in goed onderling overleg te komen tot de beëindiging van uw dienstverband. U heeft besloten om niet op ons aanbod in te gaan. Dat is vanzelfsprekend uw goed recht en het gevolg daarvan is dat uw dienstverband zal worden voortgezet, waarbij wij u met ingang van maandag 14 juni 2021 weer op uw werkzaamheden zullen gaan inzetten. U dient zich daarvoor uiteraard beschikbaar te houden. Voor uw handelen en nalaten, zoals hierboven samengevat en toegelicht, ontvangt u bij deze een laatste officiële waarschuwing. Alleen al gezien de aard en ernst van uw(recente) gedrag is dit wat Arriva betreft een passende maatregel. Daar komt bij dat u ook reeds in maart 2018 een waarschuwing heeft gekregen voor ongeoorloofd gedrag, nadat u meerdere malen camera’s in de bus met tape had afgeplakt. Het heeft er alle schijn van dat u simpelweg niet bereid bent de geldende voorschriften, procedures en instructies na te leven en zich als een goed werknemer (fatsoenlijk) te gedragen; duidelijk moet zijn dat daaraan nu per ommegaande een einde moet komen.
En dus: u dient zich met onmiddellijke ingang te gaan gedragen als goed werknemer, conform de algemeen aanvaarde gedrags- en fatsoensnormen en u dient zich daarbij onverkort te houden aan alle binnen Arriva geldende voorschriften, procedures en instructies, dit in de breedste zin des woords. (…) Wij vertrouwen erop dat u zich bewust bent van de ernst van deze kwestie en dat u ons niet zult noodzaken tot beëindiging van uw dienstverband.”
2.5.
Op 30 september 2021 heeft Arriva [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] tijdens een telefoongesprek te kennen gegeven dat hij op staande voet ontslagen werd wegens een incident van twee dagen daarvoor (28 september 2021).
Deze onverwijlde opzegging is door Arriva de dag erna, op 1 oktober 2021, schriftelijk aan [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] bevestigd (bijlage 5 bij het verzoekschrift). Uit die brief worden de navolgende passages aangehaald (waarbij ASL staat voor het volgsysteem Arriva Support en Logistiek):

Geachte [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] , (…)
Naar ons is gebleken hebben zich afgelopen dinsdag, 28 september jl., ongeregeldheden voorgedaan rondom uw dienst. (…) Uw dienst begon die dag rond 5 uur ‘s ochtends. Nadat u om 09:13 uur bij het eindpunt was aangekomen, heeft u (pas) om 09:22 uur contact opgenomen met ASL en daar gemeld dat u een deel van uw rit wilde laten vervallen, omdat u nog recht zou hebben op 19 minuten pauze en er vertraging in uw rit was ontstaan. U heeft vervolgens uw rit inderdaad, zonder dat u hiervoor van ASL toestemming had gekregen en aldus op eigen gezag, gedeeltelijk laten vervallen. (…)
Met betrekking tot uw mededeling aan ASL dat u uw rit, wegens inmiddels ontstane vertraging en gezien uw recht op pauze, gedeeltelijk moest laten vervallen hebben wij het volgende vastgesteld:
  • Het is juist dat in uw rit een vertraging van 5 minuten was ontstaan; u was om 09:13 uur gearriveerd terwijl dit conform de dienstregeling 09:08 had moeten zijn;
  • Wanneer u vervolgens een pauze van 19 minuten zou hebben genomen, dan had u (uiterlijk) om 09:32 uur moeten vertrekken. Blijkens de gelogde gegevens bent u echter pas om 09:39 uur vertrokken. Daarmee heeft u niet alleen een te lange pauze — van 26 minuten - genomen, bovendien heeft u de al ontstane vertraging daarmee verder laten oplopen;
  • Bij ASL had u contact met [naam 1] . Hij heeft u, in alle redelijkheid, voorgesteld om 15 minuten pauze te nemen om zo de ‘vertragingsschade’ te beperken. U was onder geen beding bereid hieraan mee te werken, ook niet nadat [naam 1] had aangegeven hiervan melding te zullen (moeten) maken bij de Team manager. Het voor het (gedeeltelijk) laten vervallen van uw rit vereiste akkoord van ASL heeft u nooit gekregen; (…)
Zoals u weet, en ook in het Chauffeurshandboek is vermeld, wordt een chauffeur geacht met ASL contact op te nemen (onder meer) voor “het bijsturen van de dienstregeling bij (ernstige) verstoringen”. Even daargelaten dat in uw geval geen sprake was van een ‘ernstige verstoring’, geldt in ieder geval dat onze chauffeurs uitsluitend na akkoord van ASL een rit (geheel of gedeeltelijk) mogen laten vervallen.
U bent hiervan ook uitstekend op de hoogte, al was het maar omdat zich op 23 juni jl. een soortgelijk incident heeft voorgedaan waarbij u bij ASL had gemeld dat uw dienst te krap was en u deze wegens vertraging wilde afbreken. ASL heeft u toen meegedeeld dat u uw dienst moest afmaken en dat de eventuele dienstuitloop als tijd voor tijd zou worden bijgeschreven. U heeft uw dienst die dag vervolgens alsnog uitgereden en dus geen uitvoering gegeven aan uw voornemen deze af te breken. Voor de goede orde: had u uw dienst die dag zonder toestemming van ASL afgebroken, dan zouden wij dat in geen geval door de vingers hebben gezien.
Op 28 september jl. heeft u, zoals hierboven toegelicht en in de wetenschap dat u dit besluit niet zelfstandig mocht nemen, er toch voor gekozen een deel van uw rit te laten vervallen. U heeft daarmeewillens en wetens de geldende instructies en voorschriften in de wind geslagen. Daarnaast heeft u de belangen van Arriva en haar reizigers geschaad en heeft u zich, evident en bij herhaling, niet als goedwerknemer gedragen.(…)
Vast staat dat alle informatie rondom uw halte en pauzetijden onmiskenbaar volgt uit de beschikbare loggegevens van afgelopen dinsdag. Hierop is dus, in ieder geval voor zover het de feiten betreft, niets af te dingen.
Wij hebben vervolgens vastgesteld dat uw verklaring voor de vaststaande feiten nog niet het begin vormt van een rechtvaardiging daarvoor, zeker wanneer daarbij wordt bedacht dat de beschikbare gegevens een schrikbarend groot aantal onregelmatigheden laten zien in uw uitvoering van de desbetreffende rit. Dit laat zich op geen enkele manier rijmen met de situatie waarin een vraag van een reiziger, incidenteel, een korte (en herstelbare) afwijking van de dienstregeling tot gevolg heeft.
Uw verklaring voor het feit dat u uw pauze pas om 09:22 uur wilde laten ingaan, terwijl u al om 09:13 uur was aangekomen, heeft ons aanleiding gegeven de desbetreffende beelden te bekijken. Daaruit hebben wij vastgesteld dat u willens en wetens heeft gelogen tegen zowel ASL als tegen [naam 2] . Uit de beelden blijkt namelijk klip en klaar, en nadrukkelijk anders dan door u zo expliciet is beweerd,dat u die dag niet pas om 09:22 uur maar al om 09:15 uur aan uw pauze bent begonnen. Blijkens de beelden bent u namelijk (zoals al bekend was) om 09:13 uur aangekomen op de eindhalte, heeft u vervolgens de passagiers laten uitstappen en - bent u (al) om 09:15 uur direct doorgereden naar de stallingsplek, alwaar u bent uitgestapt en uw pauze is gestart.
In het verlengde geldt dat u niet alleen onjuiste informatie aan ASL heeft verstrekt toen u stelde dat uw pauze pas om 09:22 uur kon ingaan, ook betekent dat dat u simpelweg gehoor had moeten geven aan het voorstel van ASL om vanaf dat moment nog 15 minuten pauze te nemen. Sterker nog, uw pauze was op dat moment al 7 minuten gaande, zodat u nog recht had op 12 minuten en u (uiterlijk)om 09:34 uur had moeten vertrekken, In plaats daarvan bent u om 09:39 uur vertrokken, en aldus 5 minuten te laat. (…)
Daar komt nog bij dat de gebeurtenissen op 28 september jl. in een breder perspectief moeten worden geplaatst. Op 9 juni jl. heeft u immers een laatste officiële waarschuwing van Arriva ontvangen. (…)
Deze laatste officiële waarschuwing liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Desondanks heeft u zich op 28 september jl., bij de uitvoering van uw dienst, gedragen zoals u dat heeft gedaan, dit zonder ook maar het begin van een geldige reden waarbij u bovendien welbewust in strijd met de waarheid heeft verklaard, en dat alles ook nog eens in de wetenschap dat u daarmee (in ieder geval) de geldende voorschriften overtrad en u niet handelde zoals dat van u, als goed werknemer die bovendien een ‘gewaarschuwd mens’ was, verwacht mocht worden. (…)
U bent op 30 september jl. omstreeks 18:30 uur telefonisch door [naam 3] , Concessiemanager Limburg Bus, op staande voet ontslagen. [naam 3] heeft u daarbij geïnformeerd over de aan uw ontslag ten grondslag liggende dringende reden, zoals in deze brief ook toegelicht. Zoals [naam 3] u heeft laten weten is het ontslag per direct ingegaan; deze brief geldt slechts nog als bevestiging.
2.6.
Bij brief van 27 oktober 2021 heeft Arriva [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] voorwaardelijk (voor het geval de eerdere onverwijlde opzegging in rechte geen stand zou houden) nogmaals op staande voet ontslagen, ditmaal omdat zij [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] ervan verdacht dat hij in op 8 oktober 2021 de motorkap van de auto van zijn voormalige direct leidinggevende bij Arriva in de nabijheid van haar woning in Schimmert bekrast had.

3.De respectieve verzoeken en het geschil

het verzoek van [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek]
3.1.
verzoekt - in plaats van vernietiging van de onverwijlde opzegging (hij legt zich aldus neer bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst) - de veroordeling van Arriva tot betaling van:
  • een billijke vergoeding ex art. 7:681 lid 1 onder a BW ten bedrage van € 30.000,00 bruto;
  • een bedrag van € 3.500,00 als vergoeding van kosten van rechtsbijstand;
  • de transitievergoeding, door hem becijferd op een bedrag van € 13.999,00 bruto;
  • de vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex art. 7:672 lid 11 BW ten bedrage van € 10.606,00;
  • de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening;
  • de (vergoeding van) proceskosten.
3.2.
[verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening tevens de veroordeling van Arriva tot betaling van € 10.606,00, een bedrag gelijk aan het drievoud van zijn bruto maandloon.
3.3.
Volgens [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] kan - samengevat - geen sprake zijn van een dringende reden voor onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst. Op 28 september 2021 heeft hij met de bus vertraging opgelopen toen hij bij het bus- en treinstation in Sittard aankwam. Hij heeft toen, nadat hij de passagiers had laten uitstappen, de bus geparkeerd en is naar de ‘mensa’ (verblijfs- en rustruimte van Arriva bij het station) gelopen waar hij telefonisch contact heeft gezocht met de heer [naam 1] van ASL en voorgesteld heeft om vanwege inmiddels opgelopen vertraging de geplande rit halverwege, derhalve op het station in Beek, weer op te pakken. Dit voorstel is op dat moment door de heer [naam 1] niet afgewezen, aldus [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] . Verder ontkent [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] dat hij op 8 oktober 2021 de auto van zijn voormalig direct leidinggevende bekrast heeft. De eerdere incidenten mogen volgens [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] niet betrokken worden bij de vraag of hij op 30 september 2021 terecht op staande voet ontslagen is.
3.4.
Ten aanzien van de officiële waarschuwing van juni 2021 verwijst Arriva onder meer naar het op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde Chauffeurshandboek (bijlage 4 bij verzoekschrift), waar op de pagina’s 15 e.v. en op pagina 21 staat dat een chauffeur een storing in de apparatuur zo snel mogelijk moet melden bij ASL. Arriva stelt echter nimmer een melding van [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] te hebben ontvangen aangaande het niet-functioneren van de betalingssystemen of over het ontbreken van voldoende schoonmaakmiddelen. Bij de stalling van de bussen liggen op elk moment van de dag voor alle chauffeurs voldoende schoonmaak- en beschermingsmiddelen klaar.
3.5.
Met betrekking tot de gang van zaken op 30 september 2021 verwijst Arriva eveneens naar het Chauffeurshandboek, waarin staat dat een chauffeur de dienst uit dient te voeren zoals omschreven op het dienstblad en dat het laten vervallen van (een deel van) een rit alleen een optie is bij extreme omstandigheden, bijvoorbeeld slecht weer of een ernstige incident op de weg en dat in een dergelijk geval alsnog getracht dient te worden de geplande dienst zo veel mogelijk uit te voeren en te voltooien. Afwijking van die dienst mag volgens Arriva uitsluitend geschieden na overleg met en toestemming van Arriva.
Uit het dagrapport van de door [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] gereden bus (bijlage 7 bij verweerschrift), welk rapport aan de hand van een trackingsysteem op de seconde nauwkeurig aangeeft waar een bus zich bevindt en hoeveel minuten en seconden te vroeg of te laat de bus ergens ten opzichte van de planning is, blijkt dat [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] niet veertien (zoals hij aan ASL te kennen gaf), maar slechts vijf minuten te laat op het station in Sittard aangekomen was. [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] heeft hoe dan ook geen toestemming van Arriva gekregen om zijn geplande rit in te korten / af te breken op de wijze zoals hij gedaan heeft.
Ter adstructie van de inkorting waartoe [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] volgens Arriva op eigen initiatief overgegaan is, heeft Arriva ter zitting een route- en omgevingskaart in het geding gebracht waarop de route gemarkeerd is die hij had moeten nemen en een kaart met de verkorte route die hij zelf gekozen heeft. Volgens die kaarten heeft [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] het volledige trajectdeel van de route langs Urmond en Stein (de ‘lus’ door verschillende dorpen die hij had behoren te nemen en daarmee in totaal dertien opstaphaltes) overgeslagen.
het tegenverzoek van Arriva
3.6.
Arriva verzoekt - na een beperkte vermindering van haar verzoek ter zitting - de veroordeling van [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex art. 7:677 lid 2 en 3 BW ten bedrag van € 3.421,36 bruto (zo begrijpt de kantonrechter uit randnummer 33 van het verweerschrift in combinatie met de ter zitting gedane vermindering), onder verwijzing van [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] in de proceskosten.

4.De beoordeling

het verzoek
4.1.
Nu aanstonds in de hoofdzaak beslist kan worden, heeft [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] geen belang meer bij een beoordeling van het incidentele verzoek, zodat dit moet worden afgewezen (art. 3:303 BW).
4.2.
Uit de processtukken, de over en weer ingebrachte bijlagen (met name het Chauffeurshandboek) en het verhandelde ter zitting blijkt genoegzaam dat binnen Arriva gestreefd wordt naar een zo strikt mogelijke naleving van de planning van de ritten, teneinde de geplande aankomst- en vertrektijden (die - op de minuut nauwkeurig - per halte openbaar gemaakt worden) ten opzichte van haar (potentiële) klanten te trachten waar te maken. Zo geldt bijvoorbeeld de verplichting voor de chauffeurs om, zodra een vertraging op een rit meer dan drie minuten opgelopen is, dit te melden bij ASL (met onder meer het doel de reizigers van de vertraging op de hoogte te kunnen stellen door middel van elektronische berichtgeving op de haltes). Het werk van de chauffeurs is aldus een ‘minutenspel’, hetgeen bij iedere chauffeur bekend mag worden verondersteld (en waarvan de chauffeur geacht mag worden doordrongen te zijn). Het is evident dat het voor Arriva van groot (bedrijfs)belang is dat haar reizigers/klanten er van op aan kunnen dat de bus - zo nauwkeurig mogelijk - op tijd rijdt. Dit verklaart ook waarom Arriva in een aantal van haar verwijten jegens [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] zó de nadruk legt op verschillen met de planning van slechts enkele minuten, zoals bijvoorbeeld op pagina 5 van het verweerschrift (“
Als [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] toen 15 minuten pauze had genomen vanaf zijn moment van aankomst had hij slechts 1 minuut te laat (om 09.28 i.p.v. 09.27) hoeven te vertrekken”), een opmerking die in een andere werkomgeving/setting dan de onderhavige wellicht als overtrokken aangemerkt zou (kunnen) worden.
4.3.
De blote betwisting van [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] dat hij op 28 september 2021 tijdens zijn rit te veel pauze nam en dat hij die dag talloze malen te vroeg en te laat op een halte arriveerde of vertrok, kan tegenover voornoemd dagrapport (dat door [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] naar aard en inhoud op zichzelf onbetwist gelaten is) niet slagen. Uit dit rapport blijkt - om het door partijen meest besproken voorbeeld te noemen - dat hij die dag reeds om 9:13 uur op het busstation in Sittard aankwam, terwijl onweersproken vaststaat dat hij zijn vertraging pas om 9:22 uur aan ASL doorgaf en daarbij de indruk wekte dat hij ‘net’ aangekomen was, waarmee hij zijn werkgever apert onjuist informeerde.
Belangrijker is het verwijt dat Arriva hem maakt voor hetgeen hierop volgde, namelijk het eigenmachtig genomen en uitgevoerde besluit om een deel van de geplande route eenvoudigweg over te slaan. Weliswaar staat vast dat hij aan Arriva (ASL) telefonisch van zijn voornemen om dat te doen in kennis stelde, maar gesteld noch gebleken is dat hij daar toestemming voor gekregen heeft. Ook staat onweersproken vast dat het overslaan van een deel van een route slechts toegestaan is met toestemming van Arriva. Bovendien staat vast dat [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] de instructie van Arriva om in dit geval zijn pauze te beperken tot vijftien minuten (en de niet genoten minuten pauze anderszins te compenseren) bewust in de wind geslagen heeft.
4.4.
[verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] heeft aldus eigenmachtig en in weerwil van overduidelijke instructies van zijn werkgever (en van de aanwijzing in het Chauffeurshandboek om zich zo veel mogelijk aan zijn dienst te houden) op 28 september 2021 besloten om een deel van zijn route en daarmee dertien bushaltes over te slaan, terwijl hij voor dat handelen - tot op heden - geen enkele (althans geen redelijke) verklaring geeft. Dat hij om 9:22 uur pas ‘net’ op het station in Sittard aankwam, is aantoonbaar onjuist, terwijl dit - zelfs indien het wel waar was - nog steeds geen enkele rechtvaardiging biedt om tegen de expliciete instructies en algemene regels in te handelen zoals hij wel deed. Op deze manier handelend heeft hij bovendien de mogelijke negatieve gevolgen voor zijn werkgever (bijvoorbeeld reputatieschade) en voor de reizigers die voor vervoer van Arriva afhankelijk waren, kennelijk bewust voor lief genomen. Met dit handelen heeft [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] zijn werkgever een dringende reden gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Dit geldt eens te meer nu [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] - gelet op de inhoud van de brieven van 2 maart 2018 en 9 juni 2021 - alleszins een gewaarschuwd mens was. De daarin genoemde verwijten jegens [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] zijn door hem overigens op geen enkel punt concreet en met stukken of anderszins onderbouwd betwist.
4.5.
Het beeld dat aldus uit het dossier naar boven komt, is dat van een werknemer/ buschauffeur die weliswaar een jaar of tien (voor zover in deze procedure bekend) naar behoren zijn werk deed, maar die op enig moment in 2020/2021 om redenen die (voor de kantonrechter) onbekend gebleven zijn, besloot ‘de kont tegen de krib’ te gooien en - al dan niet uit onvrede - meermaals bewust de grenzen van hetgeen een goed werknemer betaamt, opgezocht en overschreden heeft. Dat valt om velerlei redenen te betreuren, niet in de laatste plaats omdat [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] capaciteiten als buschauffeur op zichzelf verder nooit in twijfel getrokken zijn.
Op grond van het voorgaande zal het verzoek van [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] integraal worden afgewezen, zodat een beoordeling van de voorwaardelijke onverwijlde opzegging van 27 oktober 2021 achterwege kan blijven, anders dan dat de kantonrechter daarover opmerkt dat [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] te dien aanzien de schijn - zacht uitgedrukt - tegen zich heeft.
het tegenverzoek
4.6.
Gelet op bovenstaande overwegingen kan het in omvang verminderde verzoek van Arriva om toekenning van een gefixeerde vergoeding ex art. 7:677 lid 2 BW zonder meer toegewezen worden. [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] wordt geacht door opzet of schuld aan Arriva een dringende reden gegeven te hebben voor onverwijlde opzegging.
Daarom komt Arriva de vergoeding toe die gelijk is aan het loon voor de termijn van opzegging die [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] zelf bij reguliere opzegging in acht had moeten nemen.
ter zake van het verzoek en het tegenverzoek verder
4.7.
[verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Arriva tot de datum van dit vonnis begroot op een bedrag van € 747,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het verzoek
5.1.
wijst het verzoek af;
in het tegenverzoek
5.2.
veroordeelt [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] om aan Arriva een vergoeding van € 3.421,36 bruto te betalen;
5.3.
veroordeelt [verzoekende partij, verweerder in het tegenverzoek] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Arriva tot de datum van dit vonnis bepaald op een bedrag van € 747,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
RK