Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
afmaken” als zij de politie zou bellen. Het slachtoffer heeft zich vernederende, respectloze en zeer pijnlijke handelingen moeten laten welgevallen. Verdachte heeft daarmee op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Dit wordt nog versterkt, doordat de verkrachting in de eigen studentenkamer van het slachtoffer heeft plaatsgevonden waar zij zich juist veilig achtte. Verdachte heeft hierbij kennelijk enkel rekening gehouden met zijn eigen behoeftebevrediging en geen acht geslagen op de angst en pijn van het slachtoffer, dat haar eerste seksuele ervaring had, noch met de verstrekkende gevolgen voor haar.
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
schadevergoedingsmaatregelvoor het volledige bedrag van de aan [slachtoffer] toe te wijzen vergoeding van haar schade.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het onder 1. aan de verdachte tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat aan hem onder 1. meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert, zoals dat hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte voor de duur van
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
- geeft aan GGZ Reclassering Limburg Mondriaan de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten, die ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, aan de zijde van [slachtoffer] tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 37.821,50, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt de duur, volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op 224 dagen; verstaat dat de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
- de verdachte is van deze betalingsverplichting bevrijd voor zover hij aan de betalingsverplichting jegens [slachtoffer] heeft voldaan.