ECLI:NL:RBLIM:2022:1333

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
03.008458.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk ongeval met vrachtwagen in Horn leidt tot taakstraf voor bestuurder

Op 14 mei 2019 vond er een dodelijk ongeval plaats in Horn, waarbij de verdachte, een beroepschauffeur, met zijn vrachtwagen een botsing veroorzaakte met een personenauto, bestuurd door een 91-jarige man, die als gevolg hiervan overleed. De rechtbank Limburg oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onoplettendheid door door rood licht te rijden. Tijdens de zitting op 9 februari 2022 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn ervaring en bekendheid met de weg, niet voldoende had gelet op het verkeerslicht en de verkeerssituatie. De rechtbank achtte de verdachte aanmerkelijk onoplettend en legde een taakstraf van 80 uren op, zonder ontzegging van de rijbevoegdheid, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak. De uitspraak werd gedaan op 23 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.008458.20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] 1974,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.A. Koers, advocaat kantoorhoudende te Leusden.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 februari 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (
primair) als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten botsing is ontstaan tussen zijn vrachtwagen en een personenauto met daarin [slachtoffer] , waardoor [slachtoffer] is gedood, dan wel dat verdachte (
subsidiair) als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger zich zodanig heeft gedragen dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of dat hij het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval en wijst daarbij op de volgende omstandigheden. Op verdachte rust een verzwaarde zorgplicht, omdat hij beroepschauffeur is en in een zware vrachtwagen reed. Verdachte is door ‘rood’ gereden ondanks dat hij ter plaatse goed bekend was en wist dat er een verkeerslicht stond. Hij heeft het rode verkeerslicht gedurende 6 tot 9 seconden niet gezien en dat is in het verkeer heel lang. Kijkend naar de grote, langdurige fout die verdachte heeft gemaakt, acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde feit.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte een verkeersfout heeft begaan omdat hij door rood licht is gereden. Er is echter geen sprake van bijkomende factoren die een extra risico opleverden of van meerdere fouten dan enkel door rood licht rijden. Het maken van een enkele verkeersfout is volgens de verdediging onvoldoende om te spreken van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De bewijsmiddelen
Op 14 mei 2019 omstreeks 10:22 uur vond een ongeval plaats op de kruising van de N273 (hierna: Napoleonsweg) met de Heythuyserweg te Horn, binnen de gemeente Leudal. Dit betreft een voor het openbaar verkeer openstaande weg buiten de bebouwde kom, waar een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur geldt. De lichtgesteldheid was daglicht en het wegdek was droog. Verdachte was ten tijde van het ongeval bestuurder van een vrachtwagen (merk MAN) met daaraan gekoppeld een oplegger. [slachtoffer] was ten tijde van het ongeval bestuurder van een personenauto (merk Toyota). Verdachte reed over de Napoleonsweg komende uit de richting van België en rijdende in de richting van Blerick. [slachtoffer] reed over de Heythuyserweg komende uit de richting van Heythuysen en rijdende in de richting van Haelen. Op de kruising van de Napoleonsweg met de Heythuyserweg botste de vrachtwagen van verdachte met de personenauto bestuurd door [slachtoffer] . [2] [slachtoffer] is op 20 mei 2019 overleden als gevolg van een ongeval. [3]
De afdeling Verkeersongevallenanalyse van de Politie Eenheid Limburg deed onderzoek naar de oorzaak, toedracht en gevolgen van het ongeval. [4]
Het ongeval vond, gezien vanuit de rijrichting van de MAN, plaats op de rechter rijstrook van de Napoleonsweg. De rijbaan richting Blerick was onderverdeeld in één rijstrook voor links afslaand verkeer en twee rijstroken voor recht doorgaand verkeer, waarbij de meest rechter rijstrook voor recht doorgaand verkeer tevens voor rechts afslaand verkeer aangeduid was.
Gezien vanuit de rijrichting van de Toyota vond het ongeval plaats op de middelste rijstrook van de Heythuyserweg. De twee rijbanen waren onderverdeeld in vier rijstroken. Richting Horn waren er drie rijstroken, onderscheidenlijk voor linksaf, rechtdoor en rechtsaf.
Het kruispunt was geregeld door verkeerslichten. De werking van de verkeerslichten is onderzocht en daaruit is onder andere het volgende gebleken:
• de verkeersregelinstallatie functioneerde zonder storingen ten tijde van het ongeval;
• de MAN reed over richting / fase 8;
• de Toyota reed over fase 11;
• richting 8 en 11 zijn conflicterend aan elkaar;
• de verkeersregelinstallatie voldeed aan alle veiligheidseisen (norm NEN3384: Eén van de eisen uit deze NEN norm is dat de lampen van conflicterende richtingen nooit tegelijkertijd
groen licht kunnen uitstralen. Dit is beveiligd door het verkeersregeltoestel. Indien door een fout onverhoopt wel twee groene lampen van conflicterende richtingen groen licht uit gaan
stralen, schakelt het verkeersregeltoestel direct naar de stand ‘geel knipperen’). [5]
Achter de voorruit van de MAN werd een onboard camera aangetroffen. De digitale data uit de camera zijn veiliggesteld en onderzocht. Drie schermafdrukken van de dashcambeelden zijn in het proces-verbaal opgenomen:
- foto 22 om 10:20:22 uur: toont het verkeer op de Heythuyserweg komende vanaf Horn richting Heythuysen dat de Napoleonsbaan (de rechtbank begrijpt: Napoleonsweg) kruist. De resolutie van de videobeelden is op die afstand niet voldoende om de kleur van de verkeerslichten te onderscheiden;
- foto 23 om 10:20:28 uur: de rode verkeerslichten zijn waarneembaar voor het verkeer op de Napoleonsbaan komend vanuit de richting België en rijdend richting Blerick. In het kader een uitvergroting van de rood licht uitstralende verkeerslichten en kruisend verkeer komende uit de richting Horn;
- foto 24 om 10:20:37 uur: toont het rode verkeerslicht vlak voordat de MAN de stopstreep overschrijdt. Bij het passeren van de stopstreep straalde het verkeerslicht voor de MAN rood licht uit. Door de naar beneden gerichte dashcam was het rode licht kort voor het naderen van de stropstreep niet zichtbaar. Het groene licht van dit verkeerslicht straalde géén licht uit. De Toyota reed juist op in de richting van Horn. [6]
Het uitzicht van de bestuurder van de MAN werd niet belemmerd.
Voor zover kon worden nagegaan, werd het zicht door de voorruit en zijruiten van dit voertuig niet nadelig belemmerd. [7]
De digitale registratie die voor en ten tijde van het ongeval in de tachograaf van de MAN werd opgeslagen is veiliggesteld en onderzocht. Daaruit bleek dat de MAN voorafgaand aan het ongeval met een snelheid reed van ongeveer 60 km/h. Vlak voor de botsing, om 10.21 uur en 20 seconden, was dat 59 km/h. [8]
De opstellers van de Verkeersongevallenanalyse komen op basis van voorstaande tot de conclusie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden indien de bestuurder van de MAN was gestopt voor de stopstreep terwijl het verkeerslicht in zijn richting rood straalde. [9]
Verdachte verklaart ter terechtzitting d.d. 9 januari 2022, zakelijk weergegeven, dat hij al 23 jaren werkzaam is als vrachtwagenchauffeur bij een transportbedrijf. Hij was bekend ter plaatse en rijdt dagelijks over de Napoleonsweg. Toen hij de kruising naderde was de weg voor hem vrij. Hij zag pas net toen hij onder het verkeerslicht doorreed, dat het rood licht uitstraalde.
Het juridisch kader
Verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW dient te worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in, dat voor strafbaarheid tenminste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en onoplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is gehandeld met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vergelijk HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252).
De overwegingen van de rechtbank
In deze zaak dient dus te worden beoordeeld of kan worden bewezen dat verdachte minimaal ‘aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend’ heeft gehandeld. Het komt daarbij aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende overwegingen. Verdachte reed over de Napoleonsweg, zijnde een overzichtelijke weg, met op de kruising met de Heythuyserweg meerdere verkeerslichten. Verdachte was ter plaatse bekend en wist dat daar verkeerslichten stonden. Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte een vrij en onbelemmerd uitzicht had, dat er helder daglicht was en dat de weg vrij was en te overzien. Desondanks heeft verdachte het voor hem geldende rode verkeerslicht niet tijdig waargenomen en is hij met een snelheid van ongeveer 59 kilometer per uur in de flank van de Toyota gereden. Hiermee heeft verdachte een verkeersfout begaan in die zin dat hij artikel 69 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft overtreden. Verdachte had dit ongeval kunnen voorkomen door bij het benaderen en oprijden van de kruising naar het voor hem geldende verkeerslicht te (blijven) kijken en zich ervan te (blijven) vergewissen dat de weg voor hem vrij was en zijn snelheid aan te passen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van slechts een moment van onoplettendheid, nu uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het voor hem geldende verkeerslicht tenminste 9 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat verdachte de stopstreep passeert.
De vraag doet zich voor of deze voortdurende onoplettendheid leidt tot de voor een bewezenverklaring noodzakelijke schuld. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
De hiervoor aangenomen voortdurende onoplettendheid wordt verzwaard met enkele feiten en omstandigheden. Op een vrachtwagenchauffeur rust een grotere verantwoordelijkheid in een wegsituatie waarin sprake is van kruisend verkeer, hetgeen temeer klemt nu verdachte een beroepschauffeur is die geacht mag worden met grotere alertheid te reageren op verkeersituaties. Het berijden van een vrachtwagen vergt reeds vanwege de grote massa van het voertuig en de daarbij behorende langere remweg continu alertheid, voortdurende oplettendheid en bedachtzaamheid op zowel voorziene als onvoorziene omstandigheden. Dat geldt nog sterker indien, zoals in dit geval, de oplegger zwaar beladen is. Het niet naleven van voornoemde wettelijke grondnormen kan grote gevolgen hebben en veel schade en (dodelijk) letsel veroorzaken, zoals bij dit ongeval ook zichtbaar is geworden. Het als beroepschauffeur schenden van deze grondnormen werkt schuld verhogend in deze zaak.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gehandeld hetgeen verwijtbare schuld oplevert in de zin van artikel 6 WVW. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank geen zwaardere vorm van schuld bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 14 mei 2019 te Horn, in de gemeente Leudal, als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Napoleonsweg, gaande in de richting van de kruising met de Heythuyserweg, op welke kruising het verkeer wordt geregeld middels een driekleurig verkeerslicht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood, welke gedragingen aanmerkelijk onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl hij ter plaatse bekend was en zijn zicht niet werd belemmerd, voornoemde kruising is genaderd en (daarbij) niet voldoende heeft gelet op de weg voor hem en op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem, en (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en niet voldoende heeft verminderd en in strijd met voor hem, verdachte, geldende, rood licht uitstralende driekleurige verkeerslichten voornoemde kruising is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van links over voornoemde Heythuyserweg komende personenauto reeds dicht was genaderd, althans die kruising opreed, althans zich op die kruising bevond, waardoor een botsing is ontstaan tussen zijn, verdachtes, motorrijtuig en die personenauto, zijnde de personenauto van voornoemde [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren alsmede een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Op basis van de omstandigheden dat er sprake is van een fors tijdsverloop, verdachte spijt heeft betuigd en het ongeval ook op verdachte een grote impact heeft gehad, is de officier van justitie tot een lagere strafeis gekomen dan normaal gesproken voor een verkeersongeval met dit gevolg en deze mate van schuld wordt geëist, te weten een taakstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Wel acht de officier van justitie vanwege de ernst van de gevolgen naast de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd in het kader van vergelding aan verdachte op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het tijdsverloop onvoldoende doorklinkt in de strafeis van de officier van justitie.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte heeft een blanco strafblad. Verdachte beschikt al 25 jaren over een rijbewijs, rijdt al 23 jaren op een vrachtwagen en is nooit eerder bij een ongeval betrokken geraakt. Verdachte heeft nog altijd moeite met het verwerken van hetgeen is gebeurd en reflecteert over zijn eigen handelen; hij heeft veel geleerd van het ongeval en rijdt nog geconcentreerder dan voorheen. Verdachte heeft als gevolg van het door hem opgelopen trauma maandenlang zijn vak niet kunnen uitoefenen en heeft langdurig therapie gevolgd. Ook heeft verdachte contact opgenomen met de nabestaanden. Verdachte is een beroepschauffeur en kan niet zonder zijn rijbewijs.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
Verdachte heeft niet gesignaleerd dat de verkeerslichten rood licht uitstraalden waardoor hij door rood reed en een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Ten gevolge van dit ongeval is het 91-jarige slachtoffer overleden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het gebeuren nog steeds zwaar op hem drukt en dat hij zich nog iedere dag afvraagt, hoe het kan dat hij niet gezien heeft dat de verkeerslichten rood licht uitstraalden. Verdachte heeft intensieve therapie gevolgd en het heeft maanden geduurd voordat hij weer helemaal zelfstandig op de vrachtwagen durfde te rijden. Pas sinds kort (ruim 2 jaar na dato) komt het plezier in het werk weer langzaam terug. Verdachte heeft enige tijd na het ongeval op eigen initiatief contact gezocht met een van de nabestaanden en aan die persoon een brief gestuurd. Daarin heeft hij ook aangeboden om het gesprek aan te gaan. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij veel heeft geleerd van het ongeval, in die zin dat hij tegenwoordig nog beter kijkt en zijn snelheid aanpast. Hij doet er naar eigen zeggen alles aan om te voorkomen dat hij nog een keer betrokken raakt bij een verkeersongeval. Gelet op het vorenstaande is strafoplegging in deze zaak niet zozeer gericht op vergelding van het veroorzaakte leed of preventie, maar veeleer op het vaststellen van de norm dat op verkeersdeelnemers een grote verantwoordelijkheid rust en de erkenning van het leed dat is toegebracht.
Voorts overweegt de rechtbank nog als volgt.
Verdachte is blijkens zijn strafblad d.d. 12 januari 2022 niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS is het vertrekpunt bij het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld aan de zijde van verdachte en de dood van het slachtoffer, een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. De rechtbank ziet in deze zaak reden om hiervan af te wijken en een lagere straf op te leggen. De rechtbank motiveert dit als volgt.
De rechtbank ziet allereerst in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden om af te wijken van de in de oriëntatiepunten genoemde straf. Als strafmatigend weegt de rechtbank mee dat het ongeval voor verdachte zelf ook een grote impact heeft gehad. Verdachte heeft tot een half jaar na het ongeval niet kunnen werken en EMDR-therapie gevolgd om het opgelopen trauma te verwerken. Verdachte worstelt nog dagelijks met de zaak. De omstandigheid dat de afhandeling van deze strafzaak zo lang duurt, heeft hem en zijn verwerkingsproces geen goed gedaan.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat door het tijdverloop in deze zaak van de aanhouding van de verdachte op 14 mei 2019 tot en met de uiteindelijke berechting van verdachte, de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding van negen maanden rechtvaardigen. De rechtbank zal deze overschrijding dan ook ten voordele van verdachte verdisconteren in de op te leggen straf.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een taakstraf van 80 uren passend is.
Resteert de vraag of als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals de officier van justitie ook heeft gevorderd, op zijn plaats is. Hieromtrent overweegt de rechtbank in aanvulling op het vorenstaande als volgt.
Verdachte beschikt al 25 jaren over een rijbewijs en is 23 jaren werkzaam als beroepschauffeur. Ondanks de vele gereden kilometers is hij niet eerder bij een verkeersongeval betrokken geraakt. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte trouw ieder jaar nascholingscursussen volgt om beroepsmatig te mogen blijven rijden. Verdachte heeft blijk gegeven van zelfinzicht en rijdt naar eigen zeggen nu nog voorzichtiger dan voor het ongeval. Sinds januari 2020 heeft verdachte de draad weer opgepakt en zijn vak als beroepschauffeur uitgeoefend. Nu nog een ontzegging van de rijbevoegdheid, zou voor verdachte betekenen dat hij zijn werk en inkomen zou verliezen.
Tegen de achtergrond van al het voorgaande acht de rechtbank het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid, ook in voorwaardelijke vorm, in deze zaak geen enkel strafrechtelijk doel meer dienen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat een ontzegging van de rijbevoegdheid thans niet meer geïndiceerd is en zal zij volstaan met het opleggen van een taakstraf van 80 uren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Snoeks, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 februari 2022.
Mr. R. Verkijk en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 mei 2019 te Horn, in de gemeente Leudal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Napoleonsweg, gaande in de richting van de kruising met de Heythuyserweg, op welke kruising het verkeer wordt geregeld middels een driekleurig verkeerslicht, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl hij ter plaatse bekend was en/of zijn zicht niet werd belemmerd, voornoemde kruising is genaderd en/of (daarbij) niet althans niet voldoende heeft gelet op de weg voor hem en/of op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem, en/of (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd en/of (vervolgens) in strijd met voor hem, verdachte, geldende, rood licht uitstralende driekleurige verkeerslichten voornoemde kruising is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van links over voornoemde Heythuyserweg komende personenauto reeds dicht was genaderd, althans die kruising opreed, althans zich op die kruising bevond, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die personenauto, zijnde de personenauto van voornoemde [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 mei 2019 te Horn, gemeente Leudal als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de Napoleonsweg, gaande in de richting van de kruising met de Heythuyserweg, op welke kruising het verkeer wordt geregeld middels een driekleurig verkeerslicht, terwijl hij ter plaatse bekend was en/of zijn zicht niet werd belemmerd, voornoemde kruising is genaderd en/of (daarbij) niet althans niet voldoende heeft gelet op de weg voor hem en/of op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem, en/of (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd en/of (vervolgens) in strijd met voor hem, verdachte, geldende, rood licht uitstralende driekleurige verkeerslichten voornoemde kruising is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van links over voornoemde Heythuyserweg komende personenauto reeds dicht was genaderd, althans die kruising opreed, althans zich op die kruising bevond, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, Afdeling Infrastructuur, Team Verkeer, proces-verbaalnummer PL2471-2019073931 gesloten d.d. 27 november 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 68.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 27 november 2019, pagina 2 tot en met 7.
3.Proces-verbaal overlijdensonderzoek en lijkschouw d.d. 27 oktober 2019, pagina 67 en 68.
4.Proces-verbaal VerkeersOngevallenanalyse d.d. 25 november 2019, pagina 35 tot en met 66.
5.Proces-verbaal VerkeersOngevallenanalyse d.d. 25 november 2019, pagina 59.
6.Proces-verbaal VerkeersOngevallenanalyse d.d. 25 november 2019, pagina 57 en 58.
7.Proces-verbaal VerkeersOngevallenanalyse d.d. 25 november 2019, pagina 47 en 48.
8.Proces-verbaal VerkeersOngevallenanalyse d.d. 25 november 2019, pagina 56.
9.Proces-verbaal VerkeersOngevallenanalyse d.d. 25 november 2019, pagina 61.