ECLI:NL:RBLIM:2022:1206

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
03.296643.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van cliëntbegeleider voor ontuchtige handelingen met kwetsbare cliënt

Op 18 februari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een cliëntbegeleider die gedurende een periode van ruim vijf maanden ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een jonge vrouw die als cliënt aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte, geboren in 1989, werkte in een woonvoorziening waar de vrouw verbleef vanwege een verstandelijke beperking. Ondanks dat de vrouw instemde met de handelingen, oordeelde de rechtbank dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van zijn bijzondere verantwoordelijkheid en dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch en sociaal-maatschappelijk overwicht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schuldbewustzijn en de positieve proceshouding. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die een zwaardere straf had geëist, gematigd op basis van de reclasseringsadviezen en het feit dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid en ethisch gedrag in de zorgsector, vooral wanneer het gaat om kwetsbare cliënten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.296643.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] .
Als raadsvrouw heeft zich gesteld mr. J.M. Veldman, advocaat, kantoorhoudende te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 februari 2022. De verdachte is verschenen. De raadsvrouw is niet verschenen.
De officier van justitie en de verdachte hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte als cliëntbegeleider in de maatschappelijke zorg met een cliënt ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het oordeel van de rechtbank [1]
Evenals de officier van justitie, acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde – met uitzondering van de aanvang van de pleegperiode – duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens de verdachte geen vrijspraak is bepleit of kwalificatieverweer is gevoerd.
Bewijsmiddelen
- de aangifte van [slachtoffer] [2] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie op 29 oktober 2021 [3] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd tijdens de zitting van 4 februari 2022.
Over de pleegperiode overweegt de rechtbank dat aangeefster duidelijk heeft verklaard over de aanvang van de seksuele handelingen en dit koppelt aan een concrete gebeurtenis. De verdachte heeft op zitting aangegeven dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de handelingen later zijn begonnen. Aangezien de verdachte op zitting wel de frequentie zoals genoemd door aangeefster heeft bevestigd en bij de politie heeft verklaard dat de door aangeefster genoemde aanvangsdatum ‘
best kan kloppen’, zal de rechtbank de gehele tenlastegelegde periode bewezen verklaren.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 27 februari 2020 tot en met 8 september 2020 te Geleen, meermalen,
terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg (te weten als cliëntbegeleider bij [Woonvoorziening] ), telkens ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, hebbende hij, verdachte, telkens een of meer ontuchtige handelingen gepleegd die bestonden uit
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en de anus en de mond van die [slachtoffer] en
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] en het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
- het likken van/aan de vagina van die [slachtoffer] en
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- het zoenen van/met die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en de verplichting zich te houden aan bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. Daarnaast houdt de strafeis in een taakstraf van 160 uren subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat het een ernstig feit betreft waarbij misbruik is gemaakt van vertrouwen. De bescherming van een kwetsbare die is aangewezen op de zorg van een instelling, staat in deze zaak centraal. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de nare gevolgen voor het slachtoffer en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De inhoud van het reclasseringsrapport en het gegeven dat de verdachte meteen zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, is tevens meegewogen.
6.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft naar voren gebracht dat een straf past bij hetgeen hij heeft gedaan. Hij heeft aandacht gevraagd voor de uitvoering van de taakstraf in combinatie met zijn drukke baan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft ruim vijf maanden lang ontuchtige handelingen gepleegd met een jonge vrouw die als cliënt aan zijn zorg was toevertrouwd. Hij werkte als cliëntbegeleider in een woonvoorziening, waar de vrouw verbleef vanwege een verstandelijke beperking. Waar de verdachte hulp en zorg diende te verlenen aan de kwetsbare vrouw, heeft hij met haar een vertrouwensrelatie opgebouwd die leidde tot fysiek contact en uitmondde in een seksuele relatie. Vrijwel tijdens iedere dienst van de verdachte op de woongroep ontstonden vergaande seksuele handelingen op de kamer van de vrouw of in het slaapvertrek van het personeel, waaronder onbeschermde seks. Daarnaast hadden de verdachte en de vrouw tevens seksueel getint contact via videobellen en sociale media waarbij foto’s en video’s van elkaar werden uitgewisseld.
Hoewel de vrouw instemde met de handelingen en daarin ook initiatief toonde, overweegt de rechtbank dat de verdachte zich van zijn bijzondere verantwoordelijkheid bewust had moeten zijn. In zijn rol als hulpverlener had de verdachte zich terughoudend moeten opstellen ten opzichte van de afhankelijke vrouw. Hij heeft ernstig verzaakt in het naleven van de zorgplicht die hij uit hoofde van zijn functie had en heeft misbruik gemaakt van zijn psychisch en sociaal-maatschappelijk overwicht. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Uit de laatste verklaring van de moeder van het slachtoffer blijkt dat het slachtoffer is teruggevallen in haar persoonlijke ontwikkeling. Negen maanden na het feit is het slachtoffer nog altijd angstig en passief waardoor zij is aangewezen op therapie.
Voor de straftoemeting heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank het reclasseringsrapport van 26 januari 2022 over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen. Uit het rapport kan worden afgeleid dat de verdachte schuldbewust is. Hij schaamt zich en staat open voor reclasseringstoezicht en verder onderzoek naar zijn psyche om meer zicht te krijgen op de totstandkoming van het feit. Ten tijde van het feit kampte de verdachte met depressieve gevoelens vanwege een moeizame relatie. Inmiddels heeft de verdachte een nieuwe relatie en heeft hij zijn leven op orde. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert afdoening met reclasseringstoezicht en een verplichting tot ambulante behandeling.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteiten passend. In het reclasseringsrapport en de positieve proceshouding van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de voorgestelde taakstraf te matigen. De verdachte heeft direct openheid van zaken gegeven waarbij de rechtbank de indruk heeft dat er sprake is van oprecht berouw. De voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden legt de rechtbank op zoals geëist om de ernst van het feit te benadrukken, maar daarnaast om te proberen te voorkomen dat de verdachte opnieuw de fout in gaat.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.2 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;

Voorwaardelijke gevangenisstraf

  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis (telefonisch) bij de Reclassering Nederland op het adres Heerderweg 25, 6224 LA Maastricht (tel. 088-8041502). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde werkt mee aan (verdere) diagnostiek en laat zich indien geïndiceerd behandelen door FPP De Horst of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voorde behandeling.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.M.G. Rulkens, voorzitter, mr. R. Verkijk en mr. L.E.M. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2022.
Buiten staat
mrs. R.J.M.G. Rulkens, L.E.M. Hendriks en M.J. Dijkhoff zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2020 tot en met 8 september 2020 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen,
meermalen, althans eenmaal,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (te weten als cliëntbegeleider bij [Woonvoorziening] ),
(telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,
hebbende hij, verdachte, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen gepleegd die bestonden uit
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het betasten en/of strelen van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het likken van/aan de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het zoenen van/met die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, registratienummer PL2379-2020144591, gesloten d.d. 1 november 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 79.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 5 oktober 2020, pg. 10-18.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 oktober 2021, pg. 71-79.