ECLI:NL:RBLIM:2022:1121

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
C/03/300350/KGZA21-472 15022022
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid vordering tot veroordeling RDW om mee te werken aan technische keuring van een auto

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, hierna aangeduid als [eiseres], en de Dienst Wegverkeer (RDW). [Eiseres] vorderde dat RDW zou worden veroordeeld om mee te werken aan een technische keuring van een voertuig, dat eerder een Wachten Op Keuren-status had gekregen. De vordering was gebaseerd op een onrechtmatige daad, waarbij [eiseres] stelde dat RDW een toezegging niet was nagekomen en dat er sprake was van een onrechtmatige importbeperking.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat met voldoende waarborgen, waardoor de burgerlijke rechter zich onbevoegd dient te verklaren. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eiseres] niet ontvankelijk is, omdat er al een besluit was genomen door RDW waartegen bezwaar en beroep openstonden. Dit besluit had betrekking op de WOK-status van het voertuig, die was omgezet in een verbod voor het rijden op de weg. De voorzieningenrechter heeft [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van RDW zijn begroot op € 676,00.

De uitspraak benadrukt het belang van de bestuursrechtelijke rechtsgang en de rol van de burgerlijke rechter in gevallen waar voldoende rechtsbescherming wordt geboden door de bestuursrechter. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiseres] afgewezen en haar niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rolnummer: C/03/300350 / KG ZA 21-472
Vonnis in kort geding van 15 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Uden, gemeente Maashorst,
eiseres,
advocaat: mr. P.A.J.M. Lodestijn,
tegen
het zelfstandig bestuursorgaan met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid
DIENST WEGVERKEER, H.O.D.N. RIJKSDIENST VOOR HET WEGVERKEER,
gevestigd en kantoorhoudende te Zoetermeer,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: mr. J. Choufoer-van der Wel en mevrouw S. Gout.
Partijen worden hierna [eiseres] en RDW genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1-9;
  • de akte met producties 1- 6 van RDW;
  • de mondelinge behandeling van 1 februari 2022;
  • de pleitnota van de advocaat van [eiseres] .
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft zich gespecialiseerd in de import en export van motorvoertuigen binnen de Europese Economische Ruimte.
2.2.
RDW is van overheidswege belast met onder meer de identificatie, en zo nodig technische keuring, van importauto’s.
2.3.
Op 16 november 2021 heeft [importdienstverlener] op verzoek van [eiseres] het gebruikte motorvoertuig van het merk Ford met identificatienummer [identificatienummer] digitaal ter identificatie aangeboden bij het RDW-keuringsstation in Venlo. Een medewerker van dit keuringsstation heeft verzocht om met het voertuig langs te komen zodat het daar kon worden onderzocht.
2.4.
RDW heeft een rapport van onderzoek opgemaakt, waarin het volgende staat vermeld:
“(…) Uw voertuig is een schadevoertuig in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 dat voldoet aan één of meer van de schadecriteria zoals genoemd in de Regeling Voertuigen (…)

Ernstige brand- of waterschade
Toelichting: Waterschade (…)”
2.5.
Het voertuig heeft een Wachten Op Keuren-status (WOK) gekregen. [eiseres] heeft hiertegen geprotesteerd. Naar aanleiding van dit protest heeft [medewerker] van het keuringsstation [eiseres] op 25 november 2021 als volgt bericht:
“(…) Als jullie kunnen aantonen dat het voertuig niet onder water heeft gestaan dan zal de WOK worden verwijderd. Anders zullen de veiligheidsonderdelen vervangen moeten worden. (…)”
2.6.
Op 7 december 2021 heeft RDW aan [eiseres] het volgende bericht:
“(…) Inmiddels heb ik begrepen dat het voertuig per 29 november 2021 is opgenomen in de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf. De opname in een bedrijfsvoorraad staat gelijk aan een tenaamstelling. Dit betekent dat de WOK-status op grond van artikel 38 van het Kentekenreglement, over is gegaan naar een Verbod voor het rijden op de weg. Het besluit zal u worden toegestuurd. (…)”
Het besluit is vervolgens op 8 december 2021 genomen.
2.7.
Op 17 januari 2022 heeft [eiseres] pro forma bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 december 2021, waarbij aan het voertuig een Verbod voor het rijden op de weg is opgelegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, RDW te veroordelen om binnen tien dagen na het te dezen te wijzen vonnis mee te werken aan een technische keuring van het voertuig – niet zijnde een schadekeuring –, onder supervisie van de chef-werkplaats van Ford-dealer [bedrijfsnaam] , gevestigd te Doetinchem, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat RDW weigert aan dit gebod uitvoering te geven, met veroordeling van RDW in de kosten van deze procedure, met de bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de vijftiende dag na de datum van het te dezen te wijzen vonnis, alsmede in de nakosten, conform het liquidatietarief begroot op € 124,00 dan wel, in geval van betekening, € 209,00.
3.2.
RDW voert verweer.
3.3.
Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

4.De beoordeling

4.1.
RDW heeft – als meest verstrekkende verweer – aangevoerd dat met betrekking tot hetgeen [eiseres] vordert een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat, zodat de voorzieningenrechter zich onbevoegd dient te verklaren. [eiseres] heeft dat betwist.
de bevoegdheid
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vordering van [eiseres] is gebaseerd op een onrechtmatige daad, bestaande uit enerzijds het niet nakomen van een door RDW gedane toezegging en anderzijds een onrechtmatige importbeperking.
4.3.
Wanneer een administratieve rechter bevoegd is van een geschil kennis te nemen, doet dit in het algemeen niet af aan de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, met name niet aan zijn bevoegdheid met betrekking tot vorderingen uit onrechtmatige daad. Wel dient de eisende partij door de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk te worden verklaard, wanneer, kort gezegd, de administratieve rechter voldoende rechtsbescherming biedt (zie: Hoge Raad 28 februari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0527, (Changoe/Staat)). Gelet op de door [eiseres] aangevoerde grondslag voor haar vordering is de voorzieningenrechter bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
4.4.
Op grond van artikel 102 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de voorzieningenrechter ook relatief bevoegd, omdat is gesteld dat de onrechtmatige daden in Venlo hebben plaatsgevonden.
ontvankelijkheid
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat indien de burgerlijke rechter bevoegd is, het vervolgens de vraag is of de eisende partij ontvankelijk is in haar vordering. Als tegen een bestuurshandeling geen beroep bij de bestuursrechter openstaat, is de burgerlijke rechter als restrechter bevoegd. Omgekeerd geldt dat de burgerlijke rechter een rechtzoekende niet-ontvankelijk acht in zijn vordering wanneer de bestuursrechtelijke rechtsgang met voldoende waarborgen is omkleed (zie wederom: Hoge Raad 28 februari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0527, (Changoe/Staat)).
4.6.
Het rapport van onderzoek d.d. 16 november 2021, dat heeft geleid tot de WOK-status, is een technisch oordeel. Uit artikel 8:4 lid 3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat daartegen geen bezwaar en beroep openstaat. Vervolgens is door RDW bij besluit van 8 december 2021 de WOK-status echter omgezet in een Verbod voor het rijden op de weg. Daarmee lag er ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding in deze kort geding procedure al een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. [eiseres] heeft tegen dit besluit op 17 januari 2022 ook al (pro forma) bezwaar gemaakt.
4.7.
Aan voornoemd verbod, dat een besluit is waartegen bezwaar en beroep openstaan, ligt de technische keuring ten grondslag. Bij toetsing van het verbod moet ook de technische keuring worden betrokken (artikel 3:2 Awb), zodat niet kan worden gezegd dat geen of onvoldoende rechtsbescherming daartegen bestaat. Op grond van artikel 7:11 lid 1 Awb vindt bovendien in de bezwaarfase een volledige heroverweging plaats, op de grondslag van eisers bezwaar. Ook kan de bestuursrechter – zoals in dit kort geding wordt gevorderd – op grond van artikelen 8:47 Awb en 8:72 Awb bepalen dat het voertuig door een deskundige gekeurd moet worden.
4.8.
Kortom, uit het voorgaande volgt dat met betrekking tot het gevorderde sprake is van een bestuursrechtelijke rechtsgang, die met voldoende waarborgen is omkleed. Dit brengt met zich mee dat de voorzieningenrechter [eiseres] niet-ontvankelijk dient te verklaren in haar vordering.
proceskosten
4.9.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van RDW worden begroot op € 676,00 aan griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van RDW tot op heden begroot op € 676,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: PB