ECLI:NL:RBLIM:2022:1107

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
03/198439-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ernstig letsel als gevolg

Op 14 februari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juli 2021 in Amstenrade heeft geprobeerd zijn ex-vriendin, aangeduid als [slachtoffer], van het leven te beroven. De verdachte heeft de aangeefster met een mes in de lies gestoken, waardoor zij een ernstige verwonding opliep die bijna fataal was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan poging tot doodslag en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vol opzet had om de aangeefster te doden, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om haar daadwerkelijk te doden. De verdachte heeft de aangeefster eerder bedreigd en het geweld was het gevolg van een ruzie. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd voor een periode van drie jaar, om de veiligheid van de aangeefster te waarborgen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die in totaal € 14.151,20 bedraagt, inclusief materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/198439-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1988, hierna: (de) verdachte,
gedetineerd in P.I. Sittard te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 31 januari 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, nadat ter terechtzitting van 10 januari 2022 een wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, kort en feitelijk weergegeven op neer dat de verdachte op 23 juli 2021 in Amstenrade heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De verdachte heeft aangeefster twee keer gestoken met een mes. De eerste steek is in haar lies terecht gekomen en de tweede steek in haar hand, omdat aangeefster een afwerende beweging maakte. De messteken hadden dodelijk kunnen zijn. Aangeefster heeft door de messteken een slagaderlijke bloeding opgelopen. Als een buurman niet kordaat was opgetreden, en eenmaal in het ziekenhuis niet met spoed was ingegrepen, was aangeefster overleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vol opzet had: hij had de bedoeling om aangeefster te doden. De verdachte zag geen andere mogelijkheid een einde te maken aan het kwaadspreken over hem door aangeefster dan haar dood te steken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat er geen sprake was van vol opzet, maar slechts van voorwaardelijk opzet en dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onderdeel “met het mes heen en weer bewegen”. De verdachte ontkent dat hij de intentie had om aangeefster te doden en ontkent voorts dat hij, nadat hij aangeefster had gestoken, het mes heen en weer heeft bewogen. Aangeefster heeft ook pas in aanvulling op haar eerste verklaring verklaard dat de verdachte het mes heen en weer bewoog toen het nog in haar been zat. Ze geeft geen verklaring voor het feit dat ze dit in haar eerste verklaring niet heeft verteld. Bovendien is in de letselbeschrijving geen bewijs voor het heen en weer bewegen aangetroffen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Op 23 juli 2021 omstreeks 20.32 uur kregen verbalisanten [naam 1] en [naam 2] opdracht te rijden naar de [adres] ter hoogte van nummer [adres] in Amstenrade. Ter plaatse troffen verbalisanten aangeefster aan, liggend op de grond en hevig bebloed. Getuige [naam 3] stond over aangeefster heen gebogen en drukte met een deken op haar been. Getuige [naam 3] heeft verbalisanten verteld dat aangeefster was neergestoken en dat zij een slagaderlijke bloeding had. Verbalisanten hebben gezien dat ter hoogte van de lies van aangeefster een klein gat hoog in het bovenbeen zat. Het bloed spoot uit de wond op het moment dat de druk er even af werd gehaald om plaats te maken voor een tourniquette. Verbalisanten hebben bovendien gezien dat aangeefster een snijwond in haar hand had.
Aangeefster heeft verteld dat ze door haar ex-vriend was gestoken en dat hij was weggelopen. Op dat moment hoorden verbalisanten dat de verdachte op een andere locatie in Amstenrade was aangehouden.
De medewerkers van de ambulance hebben de zorg over aangeefster van verbalisanten overgenomen. [2]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 23 juli 2021 in de ochtend door de verdachte is gebeld. De verdachte zei dat hij geld nodig had. Aangeefster had de verdachte de dag ervoor verteld dat ze een miskraam had gehad van zijn kind en vervolgens hebben ze daar ruzie over gekregen. Familieleden van de verdachte hebben berichten die aangeefster naar hen had gestuurd en die betrekking hadden op de verdachte, naar de verdachte doorgestuurd. In de loop van de dag rond 12.30 uur is verdachte hier achter gekomen door een telefoontje van een vrouwelijk familielid. Hij is ontzettend boos geworden en wilde dat aangeefster naar hem toe zou komen. Aangeefster heeft de verdachte rond 13.00 uur bij de Decathlon in Kerkrade ontmoet. Ze is daar met haar auto naar toegereden en heeft de verdachte op zijn verzoek door een half geopend autoraam onder andere geld en zijn paspoort gegeven.
Aangeefster is uiteindelijk ’s avonds naar de woning van verdachte toegereden, omdat verdachte zei dat ze naar hem toe moest komen. De verdachte was nog steeds niet gekalmeerd. Als zij niet naar hem zou komen, zou hij naar haar komen. Dat wilde aangeefster niet, omdat haar dochter thuis was.
Toen aangeefster bij de woning van de verdachte was aangekomen, wilde de verdachte dat aangeefster naar binnen zou komen. Aangeefster heeft gezegd dat ze bij de auto konden praten of ergens iets konden gaan drinken. Dat wilde de verdachte niet. De verdachte is uiteindelijk bij aangeefster in de auto gaan zitten. Plotseling heeft de verdachte een mes uit zijn broekzak gehaald en aangeefster hiermee in haar been gestoken. De verdachte wilde nog een keer steken, maar toen heeft aangeefster de steek afgeweerd met haar linkerhand. Hierop is aangeefster weggerend en is de verdachte de andere kant op gerend. [3]
Aangeefster heeft aanvullend verklaard dat de verdachte met zijn linkerhand in de richting van haar geslachtsdeel stak en haar been raakte. Hij bewoog het mes toen heen en weer, voordat hij het er weer uittrok. Toen probeerde hij nog een keer in het been te steken, maar aangeefster heeft dit afgeweerd met haar linkerhand. Hierdoor heeft aangeefster een flinke wond aan haar linker duim. [4]
Uit de geluidsopnames van de
dashcamuit de auto van aangeefster op 23 juli 2021 is gebleken dat aangeefster om 20:29:57 uur aan de verdachte vraagt: “Laat eens zien wat je die man hebt geschreven”. Kort daarna begint zij te schreeuwen: “Niet doen, niet doen, niet doen”. Aangeefster stapt dan uit de auto en rent schreeuwend weg. [5] In de loop van de dag heeft de verdachte al een fikse ruzie gehad met aangeefster, waarbij hij haar heeft bedreigd met de dood. Dit blijkt uit het
dashcamgesprek om 13:42:23 uur. De verdachte zegt dan tegen aangeefster dat ze zijn vader niet mag bellen of schrijven en dat hij haar voor de laatste keer waarschuwt. Even later zegt de verdachte tegen aangeefster dat hij moeite heeft zich in te houden. Hij zegt: “De volgende keer, wanneer je weer iets doet, dan zal ik eerst jou doden en dan mezelf.” [6]
Over het letsel van aangeefster is een forensisch medische letselrapportage opgemaakt waarin het letsel dat aangeefster heeft opgelopen aan de binnenzijde van de linker duim en aan de rechter lies wordt beschreven. Toen aangeefster op 23 juli 2021 op de Spoedeisende Hulp is gezien, was er fors bloedverlies en zenuwletsel, en heeft zij direct een specialistische ingreep gehad. Op 26 juli 2021 heeft een tweede specialistische ingreep plaatsgevonden. Op 30 juli 2021 is aangeefster uit het ziekenhuis ontslagen. Voor het herstel van de bloedvaten in het been worden geen problemen voorzien, maar het herstel van het zenuwletsel is lastiger in te schatten. [7]
Verbalisanten [naam 4] en [naam 5] hebben de OK-verslagen van 23 juli 2021 bij het ziekenhuis opgevraagd. Uit deze verslagen heeft [naam 5] , die medisch opgeleid is, afgeleid dat aangeefster door het bloedverlies in een acute levensbedreigende toestand terecht is gekomen. Tijdens de operatie is gebleken dat aangeefster een verwonding had ter hoogte van haar lies waarbij letsel was ontstaan aan beide beenslagaders en de beenader. Verder bleek ook een zenuwtak te zijn doorgesneden. Als aangeefster niet medisch was behandeld, dan was er een zeer grote kans geweest dat zij ten gevolge van overmatig bloedverlies aan haar verwondingen was overleden. [8]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ruzie had met aangeefster in de auto. Zij heeft kwetsende woorden tegen hem gezegd en zijn familie beledigd. Hij raakte zijn zelfbeheersing kwijt en zwaaide met het mes richting haar knie. Aangeefster stak haar arm uit, en toen heeft hij ook die arm geraakt. Hij heeft gezien dat het bloed uit haar spoot, is geschrokken en is weggerend.
Bewijsverweer en bewijsoverwegingen
Vast staat dat de verdachte aangeefster in haar lies heeft gestoken hetgeen tot een potentieel dodelijke verwonding heeft geleid en dat hij haar daarna met het mes in haar hand heeft geraakt toen zij een tweede steekbeweging afweerde. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet dwingend volgt dat de verdachte vol opzet heeft gehad om aangeefster te doden. De verdachte heeft aangeefster eerder op de dag bedreigd met de dood en hij had een mes bij zich, hetgeen erop zou kunnen wijzen dat hij de bedoeling had aangeefster te doden. Toen aangeefster en de verdachte in de auto zaten, heeft hij echter met het mes in haar been gestoken. Uit het handelen van de verdachte blijkt derhalve onvoldoende van zijn vol opzet. In de eerste plaats hebben de verdachte en aangeefster enige tijd in de auto voor zijn woning zitten praten, wat er niet meteen op duidt dat de verdachte het plan had haar om te brengen. In de tweede plaats duidt het steken in de richting van haar kruis, hoe gevaarlijk ook, niet zonder meer op het opzet iemand te doden. Dan zou steken naar de borst of hals meer voor de hand liggen.
Door aangeefster te steken in de lies is wel de aanmerkelijke kans ontstaan dat zij daaraan zou komen te overlijden. De vraag die de rechtbank nog dient te beantwoorden, is of de verdachte die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Ook daaraan twijfelt de rechtbank niet. Het is een feit van algemene bekendheid dat in het bovenbeen bij de lies slagaders lopen en dat het steken daarin dodelijke gevolgen kan hebben.
De verdachte heeft die kans ook bewust aanvaard, gelet op het navolgende. De rechtbank volgt aangeefster in haar verklaring dat de verdachte met het mes in haar been heen en weer bewogen heeft, ook al ontkent hij dat. Aangeefster heeft zeer gedetailleerd verklaard en haar verklaring wordt op belangrijke onderdelen door andere bewijsmiddelen ondersteund. De verklaring van de verdachte daarentegen is op onderdelen controleerbaar onjuist. Zo heeft hij verklaard dat hij zijn zelfbeheersing is kwijtgeraakt en aangeefster min of meer per ongeluk heeft gestoken met het mes, omdat zij zijn familie beledigde. Uit de uitgewerkte
dashcam-gesprekken blijkt echter dat direct voorafgaand aan het steken niet gesproken werd over de familie van de verdachte. Bovendien heeft hij haar na de eerste steek nog eens willen steken, wat zij heeft kunnen afweren, hetgeen evenmin past bij het verhaal van de verdachte. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte met het mes heen en weer heeft bewogen in het been van aangeefster. Door aldus te handelen – op een plek te steken waar zich vitale slagaderen bevinden en daarbij de verwonding mogelijk te verergeren door het mes heen en weer te bewegen – heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust aanvaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 23 juli 2021 te Amstenrade, gemeente Beekdaelen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in het lichaam (o.a. ter hoogte van de lies) van die [slachtoffer] heeft gestoken en het mes in het lichaam heen en weer heeft bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van zes jaren op te leggen met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft erop gewezen dat het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor een poging tot doodslag uitgaan van een gevangenisstraf van vijf jaren. Daarbij acht de officier van justitie vol opzet bewezen. Bovendien heeft zij ermee rekening gehouden dat het slachtoffer hevig bloedend midden op straat heeft gelegen, waar meerdere mensen getuige van zijn geweest. Het is niet de eerste keer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan geweld in een relatie. Dat is des te zorgelijker omdat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte psychisch niet in orde zou zijn.
Daarnaast vordert de officier van justitie de verdachte voor een periode van drie jaren de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster, dadelijk uitvoerbaar, en bij elke overtreding telkens te bestraffen met hechtenis van drie weken. Daardoor kan aangeefster haar gevoel van veiligheid terugkrijgen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd; een meldplicht, een gedragsinterventie agressiebeheersing en een contactverbod met aangeefster. De verdachte heeft verklaard dat hij behoefte heeft aan hulpverlening bij het omgaan met moeilijke situaties zoals die onder andere binnen een relatie kunnen ontstaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft met zijn handelen aangeefster in acuut levensgevaar gebracht. Aangeefster heeft fors bloedverlies geleden, en heeft zodanig letsel opgelopen dat zij niet meer kan werken en hulpbehoevend is. Aangeefster ondervindt nog steeds dagelijks de gevolgen van het handelen van de verdachte, en zal deze gevolgen wellicht blijvend moeten ondervinden. Er is nog geen medische eindsituatie bereikt.
De verdachte heeft met zijn daad bovendien de bewoners in de buurt geschokt. Er is een aantal mensen ongewild getuige van geweest dat het slachtoffer hevig bloedend op straat lag. Het moet een grote schok teweeg hebben gebracht dat de verdachte, een buurtbewoner, tot zulk handelen in staat is geweest. Uit de dreigementen die de verdachte aan aangeefster had gestuurd en de steekpartij daarna, die bijna fatale gevolgen had gehad, blijkt dat het voor hem min of meer vanzelfsprekend is dat een partnerruzie met zeer ernstig geweld wordt beslecht. Dat is onaanvaardbaar.
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch neemt in geval van een poging tot doodslag een gevangenisstraf van 5 jaren als uitgangspunt. Ook uit de rechtspraak van andere gerechten blijkt dat zij in soortgelijke zaken gevangenisstraffen van vergelijkbare duur opleggen.
In het nadeel van de verdachte wordt meegewogen dat hij getuige zijn strafblad eerder voor huiselijk geweld is veroordeeld. Bovendien heeft de verdachte geen blijk gegeven van inzicht in het laakbare van zijn handelen. Hij zegt weliswaar spijt te hebben van zijn handelen, maar dit lijkt vooral betrekking te hebben op de gevolgen die zijn handelen voor hem heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, een gevangenisstraf van substantiële duur passend en geboden is. De rechtbank zal, alles afwegende, een gevangenisstraf van 5 jaren opleggen, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voor een voorwaardelijk deel met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, zoals door de verdediging bepleit, is daarbij geen plaats.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Maatregel ex artikel 38v Sv
De rechtbank zal voorts, ter voorkoming van strafbare feiten, de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr opleggen, in de vorm van een contactverbod met aangeefster, zoals door de officier van justitie gevorderd.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 14.151,20, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering heeft betrekking op materiële schade ter hoogte van € 7.651,20, bestaande uit de posten “gemiste inkomsten bijbaan” van € 5.160,00, “gemiste inkomsten fulltimebaan” van € 1.981,20 en “daggeldvergoeding ziekenhuizen” van € 510,00. De vordering behelst daarnaast immateriële schade ter hoogte van € 6.500,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar. Zij heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de materiële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat geen causaal verband is aangetoond tussen het ontslag van de bijbaan van benadeelde en het handelen van verdachte. Daarnaast is ontslag wegens ziekte zonder enige vorm van financiële vergoeding in Nederland onrechtmatig, en heeft benadeelde niet aangetoond dat dit in Duitsland anders is. Derhalve dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de post “gemiste inkomsten bijbaan” ter hoogte van € 5.160,00.
Met betrekking tot de posten “gemiste inkomsten fulltimebaan” en “daggeldvergoeding ziekenhuizen” heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de verdediging verzocht het gevorderde bedrag te matigen tot € 4.500,00. Er moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de benadeelde door telkens contact op te nemen met de familie van de verdachte en hem zwart te maken bij familieleden, de verdachte tot het uiterste heeft gedreven.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staat dat de “gemiste inkomsten uit bijbaan” in causaal verband staan tot het bewezenverklaarde feit. De benadeelde kon immers dientengevolge niet werken en is daarom ontslagen. Deze post ter hoogte van € 5.160,00 is, gelet op de deugdelijke onderbouwing ervan, onvoldoende gemotiveerd betwist en is dan ook toewijsbaar. De overige twee posten in het kader van de materiële schadevergoeding, te weten de “gemiste inkomsten fulltimebaan” van € 1.981,20 en “daggeldvergoeding ziekenhuizen” van € 510,00,-, zijn niet betwist en derhalve zonder meer toewijsbaar.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 6.500,00 aan immateriële schade.
Deze schade hangt samen - aldus de uitvoerige onderbouwing - met lichamelijk letsel. Ten gevolge van het lichamelijk letsel heeft de benadeelde hevige pijn ondervonden en meerdere operaties moeten ondergaan. Zij is in totaal dertien dagen opgenomen in het ziekenhuis in Maastricht en aansluitend in het Klinikum Aachen. Sinds 29 juli 2021 ondergaat benadeelde behandelingen bij de fysiotherapeut. Zij heeft gedurende een langere periode gebruik moeten maken van een rolstoel en krukken. Vooralsnog is niet te zeggen of het been van benadeelde helemaal zal genezen, en of zij aan de verwondingen blijvend letsel zal overhouden. Over de duur van het genezingsproces is geen prognose mogelijk. Benadeelde is van 23 tot en met 27 december 2021 opgenomen in het ziekenhuis in Düren. Uit de onderzoeken is gebleken dat er wel tastbare impulsen waarneembaar waren in de voet. Desalniettemin is er nog steeds een beschadiging van de zenuw, die zich uit in klachten bij benadeelde. Er is sprake van een stoornis in de “gevoelssensatie”. Doorgaans uit zich deze gevoeligheid in een prikkelend, tintelend en brandend gevoel, soms ook hitte, koude of jeuk. Lichte aanraking is dan vaak pijnlijk.
De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met in achtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede, in geval van letselschade, de aard en ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Voorts dient de rechtbank bij de begroting indien mogelijk, te letten op de bedragen die door rechters in den lande in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit en de daarop volgende noodzakelijke behandelingen pijn en verregaand lichamelijk ongemak heeft ondervonden; mogelijk is zij blijvend invalide. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat deze gebeurtenis een blijvende impact heeft op het leven van benadeelde.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de immateriële schade die de benadeelde tot op heden heeft geleden naar billijkheid kan worden vastgesteld op het gevorderde bedrag van
€ 6.500,-.
De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 14.151,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2021. Voor eventuele toekomstige schade staat de weg naar de civiele rechter open.
Over het toegewezen bedrag zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

De officier van justitie heeft verzocht de onder aangeefster in beslag genomen pepperspray aan het verkeer te onttrekken.
De rechtbank stelt vast dat het busje pepperspray in beslag is genomen en dat het een voorwerp betreft waarvan het ongecontroleerd bezit in strijd is met de wet. Het voorwerp behoort echter niet aan de verdachte toe, maar aan aangeefster. De rechtbank verstaat dat geen verdere beslissing op het beslag hoeft te worden genomen, nu dit voorwerp reeds is vernietigd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel ex 38v Sr
  • legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaar op geen enkele wijze –direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
  • beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
  • verstaat dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel:
- beveelt, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, en gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van een bedrag van € 14.151,20, bestaande uit € 7.651,20 aan materiële schade en € 6.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer] van € 14.151,20, bestaande uit € 7.651,20 aan materiële schade en
€ 6.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 105 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat ter terechtzitting van 10 januari 2022 wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 juli 2021 te Amstenrade, in elk geval in de gemeente Beekdaelen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes in het lichaam (o.a. ter hoogte van de lies) van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of het mes in het lichaam heen en weer heeft bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LB2R021070, gesloten d.d. 18 november 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 266.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juli 2021, pag. 13 tot en met 16.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juli 2021, pag. 34 en 35.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juli 2021, pag. 45 tot en met 47.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2021, pag. 70.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2021, pag. 89.
7.Forensisch medische letselrapportage d.d. 17 augustus 2021, pag. 194 tot en met 200.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2021, pag. 204.