ECLI:NL:RBLIM:2022:10674

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
C/03/302296 / FA RK 22-697
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van gezag en omgangsregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 4 november 2022 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure tussen de moeder en de vader van de minderjarige [minderjarige]. De moeder heeft verzocht om het eenhoofdig gezag over [minderjarige] toe te kennen, dan wel het medegezag met de vader te herstellen, en om een omgangsregeling vast te stellen die in het belang van het kind is. De vader heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend om de moeder de omgang te ontzeggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan nadere informatie over [minderjarige] voordat er inhoudelijk kan worden beslist over de verzoeken. De vader is opgedragen om bepaalde stukken over te leggen, waaronder schoolrapporten en medische gegevens van [minderjarige]. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van deze stukken.

De procedure begon met een verzoekschrift van de moeder op 22 februari 2022, gevolgd door een verweerschrift van de vader op 22 maart 2022. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 oktober 2022, waarbij beide partijen en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat er meer informatie nodig is over de minderjarige voordat een beslissing kan worden genomen over de verzoeken van beide partijen. De vader moet binnen twee weken de gevraagde stukken overleggen, waarna de moeder de gelegenheid krijgt om hierop te reageren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat deze informatie is ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 4 november 2022
Zaaknummer: C/03/302296 / FA RK 22-697
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[de moeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. C.M.D. de Waele, kantoorhoudend te Amsterdam;
tegen:
[de vader] ,
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. E.V.S. van Baarle, kantoorhoudend te Zeewolde.
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), is door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg,locatie Maastricht,
verder te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift met bijlagen (1 tot en met 60) van de moeder, ingediend op
22 februari 2022;
  • het verweerschrift tevens een zelfstandig verzoek van de vader, ingediend op 22 maart 2022;
  • het aanvullend verweerschrift van de vader, ingediend op 19 april 2022;
  • het F8-formulier met bijlage (brief van 21 april 2022) van de moeder van 22 april 2022;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vader van 25 april 2022;
  • het F9-formulier met bijlage van de moeder (brief van 27 mei 2022) van 30 mei 2022;
  • het F9-formulier van de vader van 31 mei 2022;
  • het F9-formulier met bijlagen (61 tot en met 86 van de moeder van 30 september 2022;
  • het F9-formulier met bijlage van de vader van 3 oktober 2022;
  • het F9-formulier met de brief met bijlagen (87 tot en met 94) van de moeder van 4 oktober 2022;
  • de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2022, waar zijn verschenen:
  • de moeder en haar voornoemde advocaat;
  • de vader en zijn voornoemde advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad (en een collega).

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] (roepnaam: [minderjarige] ) is geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2009 uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de moeder en de vader.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 10 juni 2020 is, kort gezegd, bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] met ingang van 27 juni 2020 bij de vader zal zijn, dat het gezamenlijk gezag van partijen met ingang van 27 juni 2020 wordt beëindigd en dat de vader alleen het gezag over [minderjarige] toekomt en is een omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige] vastgesteld.
2.3.
Aangezien de moeder [minderjarige] niet conform voornoemde beschikking naar de vader heeft laten gaan, heeft de vader een kortgedingprocedure gestart en naar aanleiding van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 4 augustus 2020 verblijft [minderjarige] vanaf 7 augustus 2020 bij de vader.
2.4.
De moeder is in hoger beroep gegaan tegen voornoemde beschikking van de rechtbank Noord-Holland. Bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 10 november 2020 is, kort gezegd, deze beschikking bekrachtigd ten aanzien van de beslissingen over de hoofdverblijfplaats en het gezag, en is deze beschikking vernietigd waar het de vastgestelde omgangsregeling betreft. In de plaats daarvan heeft het hof bepaald dat als voorlopige omgangsregeling zal worden opgestart een begeleide omgang tussen [minderjarige] en de moeder van eenmaal per twee weken een dagdeel, begeleid door BJZ in Maastricht.
2.5.
Vervolgens heeft het gerechtshof Amsterdam in een beschikking van 22 juni 2021 onder meer bepaald dat [minderjarige] vanaf 1 september 2021 eens in de veertien dagen een weekend bij de moeder verblijft van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] bij aanvang van elk omgangsmoment ophaalt bij McDonald’s [woonplaats 2] en waarbij de vader [minderjarige] aan het einde van elk omgangsmoment ophaalt bij McDonald’s [woonplaats 1] .
2.6.
Op 16 maart 2022 heeft een kort geding procedure gediend, waarvan op 21 maart 2022 vonnis is gewezen. Alle door de moeder na de mondelinge behandeling nog gehandhaafde verzoeken zijn afgewezen.
2.7.
Bij beschikking betreffende voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv van 5 april 2022 heeft de rechtbank voorlopig de bij beschikking van het hof Amsterdam van 22 juni 2021 bepaalde omgangsregeling geschorst en bepaald dat de omgang tussen [minderjarige] en zijn moeder voorlopig, totdat daarover door de rechtbank nader wordt beslist of partijen in onderling overleg daarover nadere afspraken maken, zal plaatsvinden onder professionele begeleiding en regie van het ingezette traject bij Yvoor op de door deze hulpverlener aangegeven wijze, waarbij toegewerkt dient te worden naar de omgangsregeling zoals die door het hof Amsterdam bij beschikking van 22 juni 2021 was bepaald.
2.8.
De moeder is in hoger beroep gegaan tegen voornoemde beschikking van de rechtbank van 5 april 2022. Bij beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 augustus 2022 is, kort gezegd deze beschikking bekrachtigd.

3.Het verzoek

De moeder heeft verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
haar het eenhoofdig gezag over [minderjarige] op grond van artikel 1:253o Burgerlijk Wetboek (BW) toe te kennen (naar de rechtbank begrijpt de bij beschikking van deze rechtbank van 10 juni 2020 vastgestelde gezagsvoorziening te wijzigen),
subsidiair haar weer het medegezag toe te kennen met de vader en daarbij te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder zal zijn;
een zeer ervaren advocaat-bijzondere curator aan te stellen en met hem een DUO-benoeming bijzonder curatoren, bij voorkeur een ter zake van ontwikkelingspsychologie, en/of klinische psychologie deskundige bijzonder curator tezamen met een zeer ervaren advocaat bijzonder curator voor zover de laatste nog niet bij separaat verzoekschrift ex 223 Rv is benoemd voor [minderjarige] ;
op kosten van de Staat een geregistreerd psycholoog K+J NIP ten behoeve van [minderjarige] aan te stellen om het kind te begeleiden en herstel te bieden voor anderhalf jaar aangedaan leed en herstel van vertrouwen in de volwassenen om hem heen (waar moeder graag een suggestie voor een mannelijke therapeut voor [minderjarige] zou doen als het de rechtbank behaagt);
[minderjarige] zelf te horen, zoals hij al zo lang verlangd heeft, ook als een bijzonder curator aan de rechtbank zal rapporteren;
tot het vaststellen van een omgangsregeling die uitgaat van het belang van het kind [minderjarige] welke vastgesteld wordt rekening houdende met de feiten van het afgelopen anderhalf jaar – voorop de verwaarlozing en mishandeling (van de belangen) van [minderjarige] waar vader verantwoordelijk voor is geweest;
en de geraden gevolgtrekking verbindende aan het door vader gepleegde bedrog gedurende die periode en daaraan voorafgaand, vader te veroordelen in de werkelijke proceskosten van moeder, vooralsnog geraamd op € 3.000,-.
Voor de inhoud van het verzoekschrift en de onderbouwing daarvan wordt verwezen naar de stukken en zal de rechtbank, voor zover nodig, hierna ingaan.

4.Het verweer en zelfstandig verzoek

De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd en bij wege van zelfstandig verzoek heeft de vader – na aanvulling – verzocht:
de verzoeken van de moeder af te wijzen;
de moeder de (algehele fysieke en per diverse media) omgang te ontzeggen op grond van artikel 1:377a BW lid 3 onder a, b en/of d BW voor de duur van het traject bij Yvoor, dan wel de voortzetting van een geïndiceerde behandeling door Yvoor bij een andere hulpverlenende instelling, althans subsidiaire voor de duur van 2 jaar, dan wel ene in goede justitie te bepalen periode;
de moeder te veroordelen in de werkelijke proceskosten ad € 11.040,-, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag.
Voor de inhoud van het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek en de onderbouwing daarvan wordt thans verwezen naar de stukken. Te zijner tijd zal de rechtbank, voor zover nodig, op de standpunten en verzoeken ingaan.

5.Beoordeling

5.1.
De rechtbank is in raadkamer tot de voorlopige conclusie gekomen dat er behoefte is aan nadere informatie over [minderjarige] vóórdat er inhoudelijk kan worden beslist over alle verzoeken.
5.2.
De rechtbank draagt de vader op bij akte bepaalde stukken aan de rechtbank over te leggen. De vader heeft de gelegenheid om uitsluitend die stukken over te leggen en al dan niet van een toelichting te voorzien in zijn akte. De vader kan die akte ook gebruiken om de betekenis van die stukken voor de beoordeling van de verzoeken toe te lichten. Daarna krijgt de moeder de gelegenheid een akte in te dienen waarbij zij kan reageren op de overgelegde stukken en de eventueel door de vader gegeven toelichting. Ook kan de moeder die akte gebruiken om de betekenis van die stukken voor de beoordeling van de verzoeken toe te lichten.
5.3.
Uitdrukkelijk wijst de rechtbank erop dat de akte en antwoordakte niet mogen worden gebruikt om buiten deze instructie van de rechtbank te treden en het in de eerdere processtukken en op zitting gevoerde debat nog eens over te doen. Indien en voor zover partijen in strijd met deze procesinstructie handelen, zal de rechtbank geen acht slaan op hetgeen in strijd met die instructie is aangevoerd.
5.4.
De vader dient de volgende stukken over te leggen:
de rapporten van de middelbare school van [minderjarige] betreffende het vorige schooljaar (2021/2022) en het huidige schooljaar (2022/2023);
een schriftelijke verklaring van de mentor(en) van [minderjarige] over zijn functioneren als leerling op zijn school zowel in het vorige schooljaar als het huidige schooljaar;
een brief(verslag) van Teach Heuvelland waaruit de bevindingen en resultaten van de begeleiding van [minderjarige] door Teach Heuvelland te Maastricht blijken;
het journaal van de huisarts van [minderjarige] over de periode 1 januari 2021 tot 1 november 2022 en van de eventuele andere arts(en) die [minderjarige] in deze periode als patiënt hebben gezien.
5.5.
Indien bepaalde stukken niet kunnen worden overgelegd, zal de vader moeten toelichten en onderbouwen waarom dat niet zou kunnen en met name met een verklaring van de betreffende instantie of mentor of arts.
In afwachting van de bedoelde stukken en de akte en antwoordakte wordt iedere beslissing aangehouden.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
draagt de vader op de bedoelde stukken over te leggen binnen 2 weken na heden en stelt de vader in de gelegenheid die stukken van een akte te voorzien, eveneens in te dienen binnen 2 weken na heden;
6.2.
stelt de moeder in de gelegenheid, nadat die stukken zijn ingediend, binnen 2 weken na de indiening ervan bij akte te reageren;
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 4 november 2022.
BGW