ECLI:NL:RBLIM:2022:10672

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/03/312398 / JE RK 22-2174
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanvaarding van bevoegdheid door Nederlandse rechter in familiezaken met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 21 december 2022 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de Duitse rechtbank Neuburg an der Donau. De Duitse rechter verzocht de Nederlandse rechter om de bevoegdheid over de minderjarige [minderjarige] aan te nemen, conform artikel 15 van de Brussel II-bis verordening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er op dit moment onvoldoende bewijs is dat de minderjarige een bijzondere band met Nederland heeft. De ouders van de minderjarige zijn gezamenlijk belast met het gezag, maar de vader is niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen in Nederland. De kinderrechter heeft daarom besloten om advies in te winnen van de Raad voor de Kinderbescherming om te beoordelen of aanvaarding van de bevoegdheid in het belang van de minderjarige is. De beslissing op het verzoek is aangehouden tot een mondelinge behandeling op 20 januari 2023, waarbij de raad en de ouders zullen worden opgeroepen. De kinderrechter heeft benadrukt dat er op dit moment geen zekerheid is dat de minderjarige beter af is binnen het Nederlandse jeugdzorgsysteem.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/312398 / JE RK 22-2174
Datum uitspraak: 21 december 2022
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
AMTSGERICHT NEUBURG AN DER DONAU, afdeling familiezaken,
hierna te noemen: de rechtbank Neuburg an der Donau,
gevestigd in Neuburg an der Donau, Bondsrepubliek Duitsland,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , Bondsrepubliek Duitsland.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van het Duitse ministerie van Justitie (Bundesamt für Justiz) van
26 oktober 2022 tot overname van de bevoegdheid (zaaknummer II 3–BR–N1–A-754/22) met bijlagen, waaronder:
o het verzoek van de rechtbank Neuburg an der Donau van 19 augustus 2022 tot overname van de bevoegdheid;
o het besluit van de rechtbank Neuburg an der Donau van 14 september 2019;
o het besluit van de rechtbank Neuburg an der Donau van 16 september 2021;
o het verslag van de [naam school 1] (Michigan, USA) van
12 november 2021;
o de beschikking van de rechtbank Neuburg an der Donau van
23 november 2021;
o de deskundigenrapportage van [naam deskundige 1] van 12 december 2021;
o de deskundigenrapportage van [naam deskundige 2] van 13 december 2021;
o de deskundigenrapportage van [naam deskundige 1] van 10 januari 2022;
o de deskundigenrapportage van [naam deskundige 2] van 11 januari 2022;
o de verklaring van de onderwijzer van Basisschool ‘ [naam school 2] ’ in Nueburg an der Donau van 13 januari 2022;
o het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank Neuburg an der Donau op 28 februari 2022;
o de brief van de rechtbank Neuburg an der Donau aan de Centrale Autoriteit van Nederland van 4 oktober 2022, met als bijlage instemmingsverklaringen van het Bureau voor Jeugdzorg in Neuburg-Schrobenhausen en de advocaat van [minderjarige] .

2.De (voorlopige) feiten

Op basis van de door onderhavige processtukken gaat de rechtbank vooralsnog uit van de volgende (voorlopige) feiten.
Uit het huwelijk tussen de moeder en de vader is [minderjarige] geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft bij de moeder. In de basisregistratie personen (hierna te noemen: BRP) staan de moeder en [minderjarige] geregistreerd met de Duitse nationaliteit. De vader staat niet ingeschreven in de BRP van Nederland.
Bij besluit van de rechtbank Neuburg an der Donau van 14 september 2019 zijn de ouders (onder meer) opgedragen [minderjarige] dagelijks op schooldagen naar de tweede klas van de basisschool ‘ [naam school 2] ’ of een vergelijkbare door de staat erkende school te brengen, het schoolbezoek positief te ondersteunen en actief met de school samen te werken om de bestaande kennisachterstand bij [minderjarige] weg te werken.

3.Het verzoek

De Duitse rechter voor familiezaken heeft bij voormeld verzoek van 19 augustus 2022 de Nederlandse rechter verzocht haar bevoegdheid over [minderjarige] te aanvaarden, conform artikel 15 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en tot intrekking van de verordening (EG) 1347/200 (hierna te noemen: Brussel II-bis).

4.De beoordeling

4.1.
Het wettelijk kader
Artikel 15 Brussel II-bis biedt - kort gezegd - het gerecht dat bevoegd is te beslissen in een zaak met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid de mogelijkheid om die zaak over te dragen naar een gerecht van een andere lidstaat indien naar hun inzicht een gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft, beter in staat is de zaak of een specifiek onderdeel daarvan te behandelen.
Voor een dergelijke overdracht kunnen twee wegen worden bewandeld. Het gerecht kan de behandeling van de zaak aanhouden en de partijen uitnodigen om een daartoe strekkend verzoek te richten aan het gerecht van die andere lidstaat (lid 1, sub a) of zij kan het gerecht van een andere lidstaat verzoeken zijn bevoegdheid uit te oefenen (lid 1, sub b), welke bevoegdheid door het aangezochte gerecht al dan niet kan worden aanvaard. Gelet op het ingediende verzoek heeft de Duitse rechter voor de laatstgenoemde route gekozen.
4.2.
De vereisten voor aanvaarding
4.2.1.
De bevoegdheid van het gerecht
Uit de ingediende stukken is gebleken dat [minderjarige] samen met zijn ouders tot vorig jaar in Duitsland woonde en daar zijn gewone verblijfplaats had. Zoals hiervoor al is vermeld, zijn de ouders bij besluit van de rechtbank Neuburg an der Donau van 14 september 2019 (onder meer en kort gezegd) opgedragen om ervoor te zorgen dat [minderjarige] dagelijks naar een door de staat erkende school gaat.
De kinderrechter stelt vast dat dit besluit een beslissing is als bedoeld in artikel 2, sub 4, Brussel II-bis, die betrekking heeft op de ouderlijke verantwoordelijkheid. Uit de ingediende verklaringen is gebleken dat het Bureau voor Jeugdzorg in Neuburg-Schrobenhausen en de advocaat van [minderjarige] akkoord gaan met de verwijzing naar Nederland.
De Duitse rechter is daarom op grond van artikel 15 lid 2 Brussel II-bis bevoegd een dergelijk verzoek te doen.
4.2.2.
De overige voorwaarden
In het verzoek van de rechtbank Neuburg an der Donau van 19 augustus 2022 is vermeld dat het centrum van belangen van de familie (waartoe [minderjarige] behoort) nu in Nederland ligt. [minderjarige] en de ouders hebben volgens de Duitse rechter hun gewone verblijfplaats in Nederland. De kinderrechter begrijpt dat op grond hiervan volgens de Duitse rechter sprake is van een bijzondere band tussen [minderjarige] en Nederland, in de zin van artikel 15, derde lid onder a en d Brussel II-bis.
Dat laatste staat naar het oordeel van de kinderrechter op dit moment echter nog niet vast. Nog afgezien van het feit dat de vader niet in de BRP in Nederland staat ingeschreven, kan op basis van de ingediende stukken niet worden geconcludeerd dat [minderjarige] en/of zijn ouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Het feit dat [minderjarige] en de moeder op dit moment in Vaals staan ingeschreven, is onvoldoende om aan te nemen dat het centrum van belangen en dus de gewone verblijfplaats van [minderjarige] (en van zijn moeder) in Nederland zijn gelegen. Dat geldt zeker nu uit het verzoek van de rechtbank Neuburg an der Donau blijkt dat de ouders sinds vorig jaar wisselende verblijfplaatsen in Europa hebben, waaronder Zwitserland, Oostenrijk, Spanje en Portugal.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat op dit moment (nog) niet kan worden aangenomen dat [minderjarige] een bijzondere band met Nederland heeft. Daarnaast kan naar het oordeel van de kinderrechter gelet op het voorgaande niet zonder meer worden geconcludeerd dat de kinderrechter van de rechtbank Limburg beter dan de Duitse rechter in staat is om het verzoek aangaande [minderjarige] te behandelen en dat overdracht van de bevoegdheid in het belang van [minderjarige] is. Er kan op basis van de huidige informatie immers niet met zekerheid worden gesteld dat [minderjarige] het beste af zou zijn binnen het Nederlandse jeugdzorgsysteem.
4.3.
Het verder verloop van de procedure
De kinderrechter acht zich onvoldoende geïnformeerd om tot een beslissing te komen. Zij acht het met het oog op de beoordeling van de belangen van [minderjarige] noodzakelijk om op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg (hierna te noemen: de raad) in te winnen. De stukken zullen daarom in handen van de raad worden gesteld voor onderzoek en advies, waarbij de kinderrechter de raad verzoekt om haar (voorlopig) te adviseren over de vraag of aanvaarding van de bevoegdheid in het belang van [minderjarige] is.
De kinderrechter zal daarom de beslissing op het verzoek van de rechtbank Neuborg an der Donau aanhouden in afwachting van een mondelinge behandeling, waarvoor de raad en de ouders zullen worden opgeroepen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
houdt aan de beslissing tot aanvaarding van de bevoegdheid overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de Brussel II-bis verordening ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid over de minderjarige [minderjarige] ;
en alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat het verhoor van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, en de ouders in deze zaak zal plaatsvinden op
20 januari 2023 om 9.30 uurin het gerechtsgebouw in Maastricht, Sint Annadal 1.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.
JV
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.