ECLI:NL:RBLIM:2022:10661

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
9947757 CV EXPL 22-2889
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en nakoming van een vaststellingsovereenkomst in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een zaak tussen de naamloze vennootschap Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken N.V. (hierna: Schade NV) en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vaststellingsovereenkomst die op 9 december 2019 is gesloten, waarbij de gedaagde zich verplichtte om een bedrag van € 12.000,- terug te betalen aan Schade NV. Deze terugbetaling was het gevolg van een onterecht betaalde WGA-loonaanvullingsuitkering van € 38.952,80 die Schade NV aan de gedaagde had betaald tussen 1 augustus 2016 en 30 april 2018.

De gedaagde heeft echter niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen, ondanks meerdere betalingsverzoeken en aanmaningen van Schade NV. De gedaagde heeft verzocht om een betalingsregeling, maar dit verzoek werd door Schade NV afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke is gebleven en dat er geen sprake is van schuldeisersverzuim, aangezien Schade NV de voorgestelde betalingsregeling niet heeft geaccepteerd.

De kantonrechter heeft de vordering van Schade NV tot betaling van € 500,00, vermeerderd met rente en kosten, toegewezen. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere op basis van financiële onmacht en een beroep op de gedragscode van verzekeraars, maar deze argumenten werden door de kantonrechter verworpen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 407,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9947757 \ CV EXPL 22-2889
Vonnis van de kantonrechter van 26 oktober 2022
in de zaak van:
de naamloze vennootschap SCHADEVERZEKERING METAAL EN TECHNISCHE BEDRIJFSTAKKEN N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[postcode] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In de periode van 1 augustus 2016 tot en met 30 april 2018 heeft Schade NV ten onrechte aan [gedaagde] een bedrag van € 38.952,80 aan WGA-loonaanvullingsuitkering betaald. Bij brief van 2 juli 2018 heeft Schade NV terugbetaling gevraagd.
2.2.
Nadat [gedaagde] bezwaar heeft ingediend bij KiFiD hebben partijen op 9 december 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Partijen zijn het volgende overeengekomen:
“de heer [gedaagde] betaalt vóór 31 december 2020 aan NV schade een bedrag van € 12.000,- terug op rekeningnummer:
[bankrekeningnummer] ten name van N.V. Schade.
Partijen verklaren over en weer niets meer van elkaar te vorderen te hebben.
De heer [gedaagde] trekt zijn klacht in.”
2.3.
[gedaagde] heeft niet betaald, ondanks diverse betalingsverzoeken en aanmaningen van Schade NV.
2.4.
Bij brief van 1 april 2021 vraagt [gedaagde] om een betalingsregeling van € 120,00 per maand. Schade NV heeft dit verzoek afgewezen.
2.5.
Op 21 april 2021 is de 14-dagenbrief aan [gedaagde] gestuurd.
2.6.
Bij brief van 24 maart 2022 bevestigt Schade NV de gemaakte betalingsregeling, inhoudende betaling van een bedrag van € 200,00 per maand. [gedaagde] komt deze regeling niet na.

3.Het geschil

3.1.
Schade NV vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 500,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Schade NV stelt dat zij € 13.345,31 van [gedaagde] te goed heeft, maar dat zij om haar moverende redenen de vordering beperkt tot € 500,00 waarbij zij uitdrukkelijk haar recht op het resterende deel reserveert. Schade NV stelt dat de grondslag voor de vordering onverschuldigde betaling is. Uit de stellingen van partijen blijkt echter dat zij een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten naar aanleiding van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 38.952,80. De grondslag voor de onderhavige vordering kan daarom geen andere zijn dan nakoming van de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter zal de grondslag op de voet van artikel 25 Rv aanvullen.
4.2.
Volgens de vaststellingsovereenkomst heeft [gedaagde] zich verplicht om uiterlijk 31 december 2021 een bedrag van € 12.000,00 aan Schade NV te betalen. Hieraan heeft [gedaagde] niet voldaan en dit levert een tekortkoming in de nakoming (wanprestatie) op. [gedaagde] beroept zich op financiële onmacht vanwege het wegvallen van inkomen en de diagnose long-covid. Hoewel de kantonrechter absoluut oog heeft voor de belangen van [gedaagde] staat financiële onmacht niet aan toewijzing van de vordering in de weg. Evenmin is dit een rechtsgeldige reden voor opschorting van de betalingsverplichtingen. Dit zou slechts anders zijn indien er ook aan de kant van Schade NV sprake is van schuldeisersverzuim. Dit is er niet. Dat Schade NV de voorgestelde betaling van € 120,00 per maand niet accepteert, levert geen schuldeisersverzuim op. Daar komt nog bij [gedaagde] vanaf het sluiten van de vaststellingsovereenkomst geen enkel bedrag heeft betaald, zelfs niet het zelf door hem voorgestelde bedrag van € 120,00.
4.3.
Ook het beroep van [gedaagde] op de gedragscode van verzekeraars baat hem niet. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat Schade NV in strijd met deze gedragscode heeft gehandeld. Daarbij is van belang dat het hier niet gaat om een verzekeringskwestie, maar om de nakoming van een vaststellingsovereenkomst nadat Schade NV onverschuldigd een aanzienlijk bedrag aan [gedaagde] had betaald. Mocht bovendien al wel sprake zijn van schending van enig beding uit de gedragscode dan is daarmee nog niet gezegd dat de aanspraak op de vordering komt te vervallen.
4.4.
[gedaagde] voert ook nog verweer tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokoten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten voor toewijzing is voldaan. Aan [gedaagde] zijn immers andere aanmaningen en betalingsverzoeken gestuurd en dit rechtvaardigt toewijzing van incassokosten.
4.5.
Op basis van voorgaande overwegingen verwerpt de kantonrechter het verweer van [gedaagde] en wijst hij de vordering aan Schade NV toe.
4.6.
De kantonrechter ziet geen aanleiding [gedaagde] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 129,74
  • griffierecht 128,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 407,74
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Schade NV te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van Schade NV gevallen en tot op heden begroot op € 407,74,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: