Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het (verdere) procesverloop
2.De verdere beoordeling
(Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996) volgt immers dat het van rechtswege ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit, wordt beheerst door het recht van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. Volgens het hanefitische recht geldt dat de wettelijk vertegenwoordiger van een kind in beginsel een man is. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat de vader die wettelijke vertegenwoordiger is. Uit lid 3 van artikel 16 van het Haags kinderbeschermingsverdrag volgt dat het op grond van het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind bestaande ouderlijke verantwoordelijkheid blijft bestaan na verplaatsing van die gewone verblijfplaats naar een andere staat. De vader is dus nog steeds met het gezag over [minderjarige] belast en hij is om die reden belanghebbende in deze procedure.