Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
OVEREENKOMST’, waarin [gedaagde partij] ‘
Verhuurder’ en [eisende partij] ‘
Huurder’ wordt genoemd. Voor zover van belang staat het volgende in de overeenkomst:
- dat Verhuurder een medisch centrum gaat realiseren met twee huisartspraktijken, Apotheek [naam 2] en overige (para-)medische zorgverleners, aan de [adres 3] in [plaats] (…), hierna te noemen: het Medisch Centrum,
- dat Verhuurder voornemens is vorenbedoeld pand voor eigen rekening en risico te realiseren
De datum van de bouwkundige oplevering van het gehuurde aan Huurder als bedoeld in punt 3 van deze overeenkomst is tevens de ingangsdatum van de huurovereenkomst tussen Verhuurder en Huurder. De streefdatum is 01.10.2020.
Indien het gehuurde niet uiterlijk 1 april 2022 opgeleverd kan worden conform het bepaalde onder punt 3 van deze overeenkomst is Huurder gerechtigd de onderhavige overeenkomst en de huurovereenkomst te ontbinden. Partijen zijn over en weer dan niet schadeplichtig.
De huurovereenkomst wordt aangegaan voor een termijn van 10 jaren. De huurovereenkomst is opzegbaar met een opzegtermijn van 12 maanden tegen het einde van deze huurperiode. Na het bestrijken van vorengenoemde huurperiode wordt vorenbedoelde huurovereenkomst (tenzij deze inmiddels is opgezegd) voor 5 jaren voortgezet en is deze opzegbaar met inachtneming van een opzegtermijn van 12 maanden. Na deze periode van 5 jaren wordt de overeenkomst voortgezet voor onbepaalde tijd en is deze opzegbaar met inachtneming van een opzegtermijn van 12 maanden.
Het is Verhuurder niet toegestaan om ruimte aan een (concurrerende) fysiotherapiepraktijk te verhuren in het Medisch Centrum of binnen een straal van 1 km van het Medisch Centrum zonder toestemming van [eisende partij] . (…)
De onderhavige overeenkomst en de huurovereenkomst tussen Huurder en Verhuurder worden aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat Verhuurder de benodigde vergunningen en financiering voor de realisatie van het Medisch Centrum niet verkrijgt. Bij ontbinding als bedoeld in voorgaand geval zijn partijen bevrijd van de verplichtingen die uit deze overeenkomst en de huurovereenkomst voortvloeien zonder dat partijen schadeplichtig jegens elkaar zijn.
De in de onderhavige overeenkomst vermelde afspraken c.q. uitgangspunten zullen in een separaat op te stellen huurovereenkomst tussen Verhuurder en Huurder worden opgenomen, gebaseerd op het vigerende ROZ-huurovereenkomstmodel voor kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW en de bijbehorende algemene bepalingen.’
Het gezondheidscentrum kan dan ook alleen gerealiseerd worden als de huurprijzen naar boven worden gesteld tot een niveau dat deze financiering mogelijk maakt.
Zoals u bekend, is in de intentieovereenkomst een ontbindende voorwaarde opgenomen (artikel 10). De ontbindende voorwaarde impliceert, dat [gedaagde partij] de overeenkomst kan ontbinden op het moment dat zij de benodigde financiering voor de realisatie van het medisch centrum niet verkrijgt. In casu maakt [gedaagde partij] gebruik van een adviseur die namens haar de bouw begeleidt en de financieringsaanvraag verzorgt. Het betreft [bedrijfsnaam] BV. [bedrijfsnaam] BV heeft aan [gedaagde partij] in niet voor misverstand vatbare bewoordingen kenbaar gemaakt dat de voormalige opzet van het project niet voldoende rendabel is en banken niet bereid zijn om de kosten van de realisatie te financieren. De gesprekken en overleggen met financiers is door [bedrijfsnaam] BV namens [gedaagde partij] gevoerd.
We komen nadrukkelijk niet meer terug op de ontbinding van de eerdere overeenkomst. Wij blijven bij het standpunt dat de huurovereenkomst van 31 juli 2019 rechtsgeldig is ontbonden en partijen wederzijds zijn bevrijd van hun verplichtingen. (…)
- Gewenste oppervlakte circa 55 tot 60m2;
- Exclusiviteit ten aanzien van handtherapie;
- Een prominente locatie binnen het gezondheidscentrum;
- Geen bereidheid tot inhoudelijke samenwerkingsafspraken met [naam Fysiotherapie] .
Ik ben in september 2019 door [gedaagde partij] benaderd op voorspraak van haar accountant. De accountant had het idee dat het project met de toenmalige uitgangspunten financieel niet haalbaar was en heeft [gedaagde partij] geadviseerd om met mij contact op te nemen voor verdere analyse en hulp. (…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
lettre of intent’ om een huurovereenkomst te sluiten / een voorovereenkomst ‘
om uitsluitend de kaders vast te leggen, zodat duidelijk is wie al dan niet geïnteresseerd is in deelname aan het project en – zo ja – tegen welke voorwaarden op hoofdlijnen’ zoals [gedaagde partij] aanvoert. Welke kwalificatie er ook wordt gegeven aan de overeenkomst, vast staat dat er bindende afspraken in staan, die inhouden dat partijen enkel onder bepaalde voorwaarden onder de hierin opgenomen afspraken uit kunnen. Immers staan er niet voor niets ontbindende voorwaarden in opgenomen, die uitdrukkelijk zien op de (nader) te sluiten huurovereenkomst én de overeenkomst van 31 juli 2019. De tekst van de overeenkomst laat geen ruimte voor misverstanden en partijen hebben ook niet aangevoerd dat in afwijking hiervan of in aanvulling hierop andersluidende afspraken zijn gemaakt. Ook hebben zij niet aangevoerd dat zij redelijkerwijs een andere zin aan de bepalingen mochten toekennen en/of redelijkerwijs iets anders van elkaar mochten verwachten dan wat naar de letter van de tekst in de overeenkomst is opgenomen. De kantonrechter gaat bij de beoordeling daarom uit van de taalkundige betekenis van de overeenkomst. Zoals gezegd laat die geen ruimte voor misverstanden. [eisende partij] is op basis van de overeenkomst van 31 juli 2019 verplicht gedurende een periode van minimaal tien jaar ongeveer 125 m2 te huren tegen een prijs van € 1.875,- per maand, welke huurprijs verschuldigd is vanaf de datum van oplevering, en te vermeerderen met indexeringen en de servicekosten naar rato van het aantal gehuurde m2. [gedaagde partij] is op basis van de overeenkomst minimaal tien jaar verplicht 125 m2 beschikbaar te stellen aan [eisende partij] , ervoor zorg te dragen dat het gehuurde aan het vastgestelde afwerkingsniveau voldoet en gebruiksklaar wordt opgeleverd, en ervan af te zien een huurovereenkomst aan te gaan met een andere fysiotherapiepraktijk. Partijen kunnen, als zij niet schadeplichtig willen zijn, enkel onder deze verplichtingen uit indien:
- in het geval van [eisende partij] : het gehuurde niet voor 1 april 2022 opgeleverd kan worden, en
- in het geval van [gedaagde partij] : indien zij de benodigde vergunningen en financiering voor de realisatie van het Medisch Centrum niet verkrijgt.
Loan to Value, de
Debt Service Coverage Ratio, de
Weighted Average Length of Lease, maar ook hier blijft het steken in niet-onderbouwde stellingen. Nergens blijkt uit dat de huurstroom € 165.000,- bedroeg, de totale stichtingskosten € 7.584.649,-, de marktwaarde destijds € 4,4 miljoen, de vereiste lening € 5,3 miljoen et cetera. Ook blijkt nergens uit dat de door [gedaagde partij] naar voren gebrachte modelpercentages, bovengrenzen en normen kloppen of dat ABN Amro een LTV eiste van maximaal 0,65 en een DSCR van minimaal 1,2. Aangezien [gedaagde partij] een beroep doet op de ontbindende voorwaarde, zal zij moeten bewijzen dat haar beroep hierop terecht is. De kantonrechter zal haar in de gelegenheid stellen dit alsnog te bewijzen.
5.De beslissing
woensdag 11 januari 2023voor uitlating door [gedaagde partij] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
februaritot en met
april 2023dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,