ECLI:NL:RBLIM:2022:10477

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
C/03/311142 / KG ZA 22-414
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende toestemming voor verkoop en levering van onroerend goed na geschil over nakoming vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, beide eigenaren van aan elkaar grenzende percelen. De eiseres vorderde vervangende toestemming voor de verkoop en levering van een perceel grond, nadat de gedaagde weigerde mee te werken aan de akte van levering. De partijen waren eerder overeengekomen in een vaststellingsovereenkomst, waarin afspraken waren gemaakt over de verkoop van het perceel en de verantwoordelijkheden met betrekking tot het snoeien van een haag die op het perceel van de gedaagde stond.

De eiseres stelde dat de gedaagde zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet nakwam, omdat hij weigerde de akte van levering te ondertekenen. De gedaagde voerde aan dat de eiseres haar verplichtingen niet was nagekomen, omdat zij de haag niet volledig had gesnoeid zoals afgesproken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde zich ten onrechte op opschorting beriep, omdat er geen sprake was van een opeisbare vordering van de gedaagde op de eiseres. De rechter concludeerde dat de eiseres recht had op de gevorderde toestemming voor de verkoop en dat het vonnis in de plaats zou treden van de koopovereenkomst en de notariële akte van levering.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op dat moment waren begroot op € 1.457,42. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/311142 / KG ZA 22-414
Vonnis in kort geding van 22 december 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. T.L.W. Hermens,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. L. Isenborghs.
Partijen zullen hierna “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 13,
  • de door [gedaagde] ten behoeve van de mondelinge behandeling overgelegde producties 1 en 2,
  • de mondelinge behandeling op 15 december 2022,
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn eigenaar van twee aan elkaar grenzende percelen.
2.2.
Partijen zijn gedurende de gerechtelijke procedure bij de rechtbank Limburg, bekend onder zaak-/rolnummer C/03/293559 / HA ZA 21-322, een vaststellingsovereenkomst overeengekomen. De gemaakte afspraken zijn opgenomen in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 juli 2022. Partijen zijn, voor zover thans van belang, het volgende overeengekomen:
  • ‘ [eiseres] koopt het perceel [kadastrale aanduiding 1] (1.415 m2) tegen de door [gedaagde] genoemde prijs van 20.000,-. [eiseres] zal de 8% overdrachtsbelasting (voor zover verschuldigd) voor haar rekening nemen, alsmede 50% van de door Notariaat [naam 1] (partijen genoegzaam bekend) betreffende de overdracht van het perceel in rekening te brengen kosten. [gedaagde] voldoet de andere 50% van de door Notariaat [naam 1] in rekening te brengen kosten. Ontbindende voorwaarden zijn wel dat het perceel i) vrij is van bijzonderheden waaronder doch niet uitsluitend verontreiniging, ondergrondse tanks en dergelijke. Bovendien behoren zich ii) geen andere waardedrukkende of kostenverhogende feiten voor te doen waaronder doch niet uitsluitend erfdienstbaarheden, kwalitatieve verplichtingen, overige privaatrechtelijke beperkingen, voorkeursrechten, optierechten etc. iii) Na oogst van het huidige gewas (uiterlijk eind augustus 2022) zal de precieze datum van de overdracht tussen partijen in onderling overleg worden afgestemd;
  • [eiseres] zal de haag in kwestie (staande op het perceel gelegen aan de [adres 1] ) onverminderd 1x per jaar vanaf haar eigen perceel (laten) snoeien. [gedaagde] vrijwaart [eiseres] uitdrukkelijk van enige aansprakelijkheid verband houdend met de wijze van snoeien en de gevolgen daarvan (onder meer doch niet uitsluitend ten aanzien van overhangende en/of afgevallen takken die onvoldoende kunnen worden teruggesnoeid/opgeruimd vanaf het perceel van [eiseres] ); (…).’
2.3.
Op 25 juli 2022 heeft [eiseres] de haag gesnoeid vanuit haar eigen perceel.
2.4.
Op 8 september 2022 heeft een medewerkster van Notariaat [naam 1] per e-mailbericht aan [naam 2] , de zoon van [eiseres] , het volgende laten weten:
‘(…). Ik heb zojuist wederom contact gehad met de heer [gedaagde] .
Hij blijft bij zijn standpunt dat alvorens de akte wordt gepasseerd de haag in kwestie in zijn geheel wordt gesnoeid zoals is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst.
Volgens hem is alleen bovenkant en zijkant op een hoogte van 30-40 cm gesnoeid. Indien haag ook onderin wordt gesnoeid wilt de heer [gedaagde] een afspraak inplannen. (…).’
2.5.
Op 9 september 2022 heeft mr. Hermens een e-mailbericht naar mr. Isenborghs verzonden. Hierin staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
‘Uw cliënt heeft echter aan de notaris kenbaar gemaakt dat hij de akte niet zal ondertekenen zolang de haag staande op een elders gelegen perceel niet verder wordt gesnoeid. Bijgaand (*) ontvangt u een e-mailbericht van de notaris waaruit dit kan worden afgeleid, De betreffende haag is reeds op 25 juli 2022 gesnoeid. Kennelijk vindt uw cliënt dat de haag onvoldoende is teruggesnoeid aan de zijde van een aan uw cliënt toebehorend
perceel. Nu uw cliënt destijds weigerde om aan cliënte toestemming te geven om de haag vanuit zijn perceel te snoeien, zijn partijen expliciet een vrijwaring in de tussen partijen getroffen regeling overeengekomen:
“ [eiseres] zal de haag in kwestie (staande op liet perceel gelegen aan de [adres 1] ) onverminderd lx per jaar vanaf haar eigen perceel (laten) snoeien. [gedaagde] vrijwaart [eiseres] uitdrukkelijk van enige aansprakelijkheid verband houdend met de wijze van snoeien en de gevolgen daarvan (onder meer doch niet uitsluitend ten aanzien van overhangende en/of afgevallen takken die onvoldoende kunnen worden teruggesnoeid/opgeruimd vanaf liet perceel van [eiseres] );”
Uit de onderliggende correspondentie kan worden opgemaakt wat de bedoeling van partijen is geweest rondom deze vrijwaring. Zie bijvoorbeeld mijn e-mail aan u van 6 mei 2022:
“cliënte zal de haag in kwestie onverminderd lx per jaar (laten) snoeien. Uw cliënt ziet kennelijk nog altijd niet de noodzaak in van het geven van toestemming aan cliënte om de haag vanuit zijn perceel te snoeien. Cliënte is in het kader van deze minnelijke regeling bereid om tegemoet te komen aan de beleving van uw cliënt, doch dan dient cliënte te worden gevrijwaard door uw cliënt van enige aansprakelijkheid verband houdend
met de wijze van snoeien en de gevolgen daarvan (ondermeer doch niet uitsluitend ten aanzien van overhangende en/of gevallen takken die onvoldoende kunnen worden teruggesnoeid/opgeruimd vanaf het perceel van cliënte). Zoals opgemerkt wenst cliënte dat er een definitief einde komt aan de tussen partijen heersende discussies. Indien voornoemde vrijwaring zou uitblijven dan blijft dit onderdeel een voedingsbodem voor discussie;” (…).’

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
[eiseres] vervangende toestemming van [gedaagde] verleent voor de verkoop en de
levering van het perceel gelegen aan de [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend
[kadastrale aanduiding 1] ter grootte van veertien are en vijftien centiaire
(14 a 15 ca), conform hetgeen daaromtrent in de tussen partijen gesloten
vaststellingsovereenkomst welke is gehecht aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 juli 2022 is bepaald en te bepalen dat het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis ex artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de koopovereenkomst en
notariële akte van levering betreffende het perceel, voor zover het betreft het verlenen
van toestemming van gedaagde tot de verkoop voor een koopsom van € 20.000,00 en
levering en alle daartoe benodigde handelingen, althans een zodanige beslissing te
nemen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren.
Subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis, medewerking te verlenen aan de overdracht van het perceel gelegen aan de [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 1] ter grootte van veertien are en vijftien centiaire (14 a 15 ca), conform hetgeen daaromtrent in de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst welke is gehecht aan het proces-verbaal van de rechtbank van
15 juli 2022 is bepaald en te bepalen dat indien [gedaagde] hier niet aan voldoet, een dwangsom wordt verbeurd van € 500,00 per dag, totdat een maximum is bereikt van € 20.000,00, dan wel een door de voorzieningenrechter in redelijkheid vast te stellen dwangsom.
In alle gevallen:
[gedaagde] veroordeelt in de volledige proceskosten, waaronder begrepen het salaris van
de advocaat van [eiseres] , althans een in goede justitie te bepalen deel daarvan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de achtste dag dat gedaagde na betekening van het vonnis in gebreke blijft van de in het vonnis vastgestelde proceskostenveroordeling,
zulks tot de dag der algehele betaling, in alle gevallen het nasalaris van de advocaat van
[eiseres] daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
[eiseres] heeft in voldoende mate gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering.
Verdere inhoudelijke beoordeling
4.2.
Tussen partijen staat vast dat zij in de vaststellingsovereenkomst, zoals opgenomen in het proces-verbaal van 15 juli 2022, overeenstemming hebben bereikt over de verkoop en levering van het perceel [kadastrale aanduiding 1] (1.415 m2) aan [eiseres] tegen de overeengekomen prijs van € 20.000,00. [eiseres] vordert nakoming van deze afspraak, nu [gedaagde] , zoals zij stelt, weigert de akte van levering van het betreffende perceel te laten passeren.
4.3.
[gedaagde] heeft zich verweerd met de stelling dat hij zich op dit moment niet aan deze afspraak hoeft te houden, omdat [eiseres] haar deel van de gemaakte afspraken niet is nagekomen. [eiseres] , zo voert [gedaagde] aan, heeft immers nagelaten de haag in kwestie (staande op het perceel gelegen aan de [adres 1] ) één keer per jaar vanaf haar eigen perceel volledig, dat wil zeggen ook het onderste gedeelte van de haag, te (laten) snoeien.
4.4.
De voorzieningenrechter beschouwt het betoog van [gedaagde] in juridische zin als een beroep op opschorting en wel in de zin van artikel 6:52 BW. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kwalificeren de concrete verbintenissen in geschil (te weten: het terugsnoeien van de haag versus het meewerken aan levering van het perceel) immers niet als tegenover elkaar staande verbintenissen in de zin van artikel 6:262 BW. Voor een geslaagd beroep op artikel 6:52 BW is in ieder geval vereist dat de schuldenaar die zich op opschorting beroept (in dit geval [gedaagde] ) een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser (in dit geval [eiseres] ). Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is daar geen sprake van. Tussen partijen staat immers vast dat [eiseres] de haag sinds het sluiten van de vaststellingsovereenkomst één keer, te weten op 25 juli 2022, heeft laten snoeien vanuit haar eigen perceel. Dat het onderste gedeelte van de haag niet (voldoende) is gesnoeid, kan niet aan [eiseres] worden tegengeworpen. In de vaststellingsovereenkomst is immers overeengekomen dat [gedaagde] [eiseres] uitdrukkelijk zal vrijwaren voor enige aansprakelijkheid verband houdende met de wijze van snoeien en de gevolgen daarvan, onder meer, doch niet uitsluitend ten aanzien van overhangende en/of afgevallen takken die onvoldoende kunnen worden teruggesnoeid/opgeruimd vanaf het perceel van [eiseres] . Daaruit vloeit geen verplichting voor [eiseres] voort om de werkzaamheden op een andere wijze uit te voeren dan nu is gebeurd en evenmin vloeit daaruit een vorderingsrecht van [gedaagde] op [eiseres] uit voort. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat het onderste gedeelte van de haag blijkbaar niet (voldoende) is gesnoeid, maar dat kon naar het oordeel van de voorzieningenrechter, zonder nadere feiten en omstandigheden die niet zijn gesteld, ook niet worden verwacht, aangezien de werkzaamheden worden bemoeilijkt door de relatie tussen partijen en de daaruit voortkomende beperkingen, zoals het niet toelaten van [eiseres] (of door haar ingeschakelde derden) op het perceel van [gedaagde] . Juist om die reden is de vrijwaringsbepaling in de vaststellingsovereenkomst opgenomen. Er is derhalve geen sprake van een bevoegdelijke opschorting door [gedaagde] . De voorzieningenrechter zal derhalve aan dit verweer van [gedaagde] voorbij gaan.
4.5.
Nu partijen al afspraken hebben gemaakt over de verkoop en levering van het perceel [kadastrale aanduiding 1] en [gedaagde] die verplichting ten onrechte niet nakomt, zal de primaire vordering, inhoudende dat aan [eiseres] vervangende toestemming van [gedaagde] wordt verleend, worden toegewezen. De (sub)vordering dat op grond van art. 3:300 lid 2 BW dit vonnis in de plaats dient te treden van de koopovereenkomst en de notariële akte van levering, voor zover het betreft het verlenen van toestemming van [gedaagde] tot de verkoop voor een koopsom van € 20.000,00 ven levering en alle daartoe benodigde handelingen, is voldoende bepaald en niet betwist, zodat zij eveneens wordt toegewezen.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding [gedaagde] in de reële proceskosten te veroordelen, zoals door [eiseres] gevorderd. Hij overweegt daartoe dat een vordering tot vergoeding van de werkelijke proceskosten alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is [naam 1] sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Daar is in dit geval geen sprake van.
4.7.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- betekening oproeping € 127,42
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.457,42
4.8.
De gevorderde nakosten zullen als volgt worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent [eiseres] vervangende toestemming van [gedaagde] voor de verkoop en de
levering van het perceel gelegen aan de [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend
[kadastrale aanduiding 1] ter grootte van veertien are en vijftien centiaire
(14 a 15 ca), conform hetgeen daaromtrent in de tussen partijen gesloten
vaststellingsovereenkomst welke is gehecht aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 juli 2022 is bepaald,
5.2.
bepaalt dat dit vonnis ingevolge 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de koopovereenkomst en de notariële akte van levering betreffende het perceel, voor zover het betreft het verlenen van toestemming van [gedaagde] tot de verkoop voor een koopsom van
€ 20.000,00 en levering en alle daartoe benodigde handelingen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.457,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: AP