Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en de maatregel
ontplofte’, mogelijk naar aanleiding van opmerkingen van de verdachte over druggebruik in de woning in het bijzijn van een kind of over uitbuiting van een meisje, waar de verdachte ‘
een oogje op had’. Anderzijds zijn er ook aanwijzingen dat juist de verdachte de persoon was die schreeuwde tegen [slachtoffer] .
Bij betrokkene is sprake van een persoonlijkheidsstoornis, bestaande uit een duurzaam patroon van gedragsproblemen, die samengaan met hechtingsproblematiek en een verstoorde identiteitsontwikkeling. Er is verder sprake van antisociale cognities. Vanuit deze gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling is betrokkene niet goed in staat om met spanningen en stress om te gaan en komt hij zonder begeleiding op vrijwel alle levensgebieden in de problemen. Samenvattend is sprake van antisociale, borderline en vermijdende trekken binnen de persoonlijkheid. Daarnaast is sprake van een ernstige stoornis is gebruik van cocaïne en alcohol, welke moet worden gezien als een vorm van coping om met stressvolle gebeurtenissen om te gaan.’
Van de ernstige stoornis is er vanuit klinisch oogpunt een hoog risico op recidive zodra betrokkene weer aan zichzelf wordt overgelaten. De verwachting is namelijk dat hij dan ook spoedig weer aan de nodige stress zal blootstaan, temeer hij vanuit de persoonlijkheidsstoornis niet goed in staat is om een stabiel leven te leiden. Deze stress zal opnieuw tot een decompensatie van de persoonlijkheidsstoornis leiden en waarschijnlijk tot een toename van gebruik van verslavende middelen, waarbij soortgelijke situaties kunnen ontstaan als ten tijde van het ten laste gelegde.’
Op basis van de aard en de ernst van de stoornis wordt ingeschat dat er een langer durende behandeling nodig is om het risico op recidive voldoende in te perken. Gezien de ernst van de stoornis, het hoge risico op recidive en de ernst van de feiten wordt geadviseerd dat er een tbs-kader nodig is om betrokkene te behandelen.’
In de aanloop naar het ten laste gelegde ervoer betrokkene steeds meer stress en spanningen waardoor hij steeds meer psychische klachten ontwikkelde. Betrokkene kreeg angstklachten en last van een sombere stemming waarbij hij onverschillig werd. Op het moment van het ten laste gelegde is sprake van een enorme angst en achterdocht bij betrokkene waarbij hij vanuit een impuls heeft geschoten. Hij is vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek (en de decompensatie daarvan) slecht in staat om contact te maken met zijn emoties zoals boosheid en angst, waardoor deze hem zeer waarschijnlijk als het ware overspoeld hebben en de impulscontrole ernstig onder druk kwam te staan.’
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
- niet-ontvankelijkverklaring van [moeder slachtoffer] voor wat betreft de vordering wegens materiële schade (sub a. en b.), dan wel in elk geval voor wat betreft de toekomstige schade (sub b.);
- niet-ontvankelijkverklaring van [moeder slachtoffer] voor wat betreft de shockschade (sub c.), dan wel gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van 20.000 euro;
- toewijzing van de affectieschade (sub d.).
13,50 eurozijn niet betwist door de verdediging, voldoende onderbouwd en aan te merken als rechtstreekse schade. Daarmee ligt in zoverre de vordering voor toewijzing gereed.
17.500 euro, zoals zij ook gevorderd heeft. De vordering is dus in zoverre toewijsbaar.
30.000 euro, mede gezien bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, redelijk en billijk is. De rechtbank zal dit deel van de vordering dus toewijzen.
47.513,50 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2021 (datum overlijden slachtoffer) voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 16 november 2022 (datering vordering) voor wat betreft de materiële schade. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de procedure en zal aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f WvSr opleggen.
17.500 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2021 (datum overlijden slachtoffer). De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde en zal aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f WvSr opleggen.
- toewijzing van de kosten voor de uitvaart en koffietafel (sub a. en b.);
- niet-ontvankelijkverklaring voor wat betreft de kosten voor de bloemenpreparatie (sub c.), nu dat geen rechtstreekse schade is;
- niet-ontvankelijkverklaring voor wat betreft de shockschade (sub d.), dan wel gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van 20.000 euro.
1.368,85 euro) zijn niet betwist door de verdediging, voldoende onderbouwd en aan te merken als rechtstreekse schade. Daarmee ligt in zoverre de vordering voor toewijzing gereed.
25.000 euro, mede gezien bedragen die in soortgelijke zaken worden toegewezen, redelijk en billijk is. De rechtbank zal dit deel van de vordering aldus toewijzen.
26.368,85 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2021 (datum overlijden slachtoffer) voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 18 januari 2022 (factuurdatum uitvaart) voor wat betreft de materiële schade. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de procedure en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f WvSr opleggen.
8.De vordering tenuitvoerlegging
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart het onder 1. en 2. aan de verdachte tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.1 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat aan hem onder 1. of onder 2. meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
- verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in detentie in het buitenland ingevolge het Nederlands verzoek om zijn uitlevering of om overlevering is doorgebracht, in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [moeder slachtoffer] , van een bedrag van
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten, die ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, aan de zijde van [moeder slachtoffer] tot heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [moeder slachtoffer] , van 47.513,50 euro; voormeld bedrag bestaat uit 13,50 euro materiële schade en 47.500,00 euro immateriële schade; deze materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening; de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
- verstaat dat de verdachte van de verplichting tot betaling aan de Staat is bevrijd, indien en in zoverre is voldaan aan de betalingsverplichting jegens de benadeelde;
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [stiefvader slachtoffer] , van een bedrag van
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten, daaronder begrepen de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, aan de zijde van [stiefvader slachtoffer] tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [stiefvader slachtoffer] , van een bedrag van 17.500,00 euro; voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
- verstaat dat de verdachte van verplichting tot betaling aan de Staat is bevrijd, indien en in zoverre is voldaan aan de betalingsverplichting jegens de benadeelde;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [halfzus slachtoffer] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [halfzus slachtoffer] , van een bedrag van
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten, die ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, aan de zijde van [halfzus slachtoffer] tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [halfzus slachtoffer] van 26.368,85 euro; voormeld bedrag bestaat uit 1.368,85 euro materiële schade en 25.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
- verstaat dat de verdachte van de verplichting tot betaling aan de staat is bevrijd, indien en in zoverre is voldaan aan de betalingsverplichting jegens de benadeelde;
gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.