ECLI:NL:RBLIM:2022:10435

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
ROE 22/2829
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van intrekking procescertificaat asbestverwijdering THT-Asbest B.V. door Normec Certification B.V.

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het verzoek van THT-Asbest B.V. om een voorlopige voorziening behandeld. THT-Asbest heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van Normec Certification B.V. om haar procescertificaat asbestverwijdering in te trekken. De voorzieningenrechter heeft op 23 december 2022 geoordeeld dat het bezwaar van THT-Asbest redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter concludeert dat de intrekking van het procescertificaat niet in stand kan blijven in de beslissing op bezwaar. THT-Asbest had op 23 november 2022 een intrekking van het procescertificaat ontvangen, die per 7 december 2022 zou ingaan. Normec had echter op 6 december 2022 laten weten dat zij in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter geen uitvoering zou geven aan deze intrekking.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Normec niet bevoegd was om het onderzoek uit te voeren dat leidde tot de intrekking van het procescertificaat, omdat de administratieve overtredingen die door de toezichthouder waren geconstateerd, geen ernstige overtredingen waren. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van THT-Asbest gevolgd en geoordeeld dat de intrekking van het procescertificaat geschorst moet worden. Dit betekent dat de intrekking niet geldt zolang de schorsing van kracht is. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat Normec het griffierecht en de proceskosten aan THT-Asbest moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, in aanwezigheid van griffier mr. A.W.C.M. Frings, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2022. Er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2829

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2022 in de zaak tussen

THT-Asbest B.V. gevestigd in Echt (hierna: THT-Asbest)

(gemachtigde: mr. T. Segers)
en

het bestuur van Normec Certification B.V. (hierna: Normec)

(gemachtigde: mr. M. de Jong).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van THT-Asbest. THT-Asbest vraagt concreet om schorsing van de beslissing van Normec van 23 november 2022 tot intrekking van haar procescertificaat Asbestverwijdering (het procescertificaat) per 7 december 2022.
Normec heeft THT-Asbest op 6 december 2022 laten weten dat zij in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter geen uitvoering geeft aan de intrekking van het procescertificaat.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 december 2022 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: [Naam 1], [naam 2], mr. Ceelen, vervanger van de gemachtigde van THT-Asbest, de gemachtigde van Normec en mr. J.J. Treure.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. THT-Asbest heeft tegen de beslissing van Normec tot intrekking van het procescertificaat bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot haar oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Haar oordeel heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) beroepsprocedure niet.
2. Normec heeft een melding gekregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch (het college). De melding gaat over twee lasten onder dwangsom die het college aan THT-Asbest heeft opgelegd. Het college heeft de lasten gebaseerd op de bevindingen van de Omgevingsdienst Brabant Noord (de toezichthouder). De toezichthouder heeft geconstateerd dat THT-Asbest regelmatig afvoergegevens van verwijderd asbest niet in het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS) heeft ingevoerd. [1]
3. Naar aanleiding van de melding heeft Normec een onderzoek uitgevoerd (een audit). Normec heeft daarvoor grondslag gezien in artikel 68, vierde lid, van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (het certificatieschema). Uit het Auditbevindingenrapport blijkt dat Normec heeft vastgesteld dat twee afwijkingen geconstateerd zijn. De eerste afwijking betreft het bij herhaling niet op tijd invoeren in het LAVS van afvoergegevens van verwijderd asbest door THT-Asbest. De tweede afwijking betreft het niet meewerken aan inspecties van de toezichthouder door THT-Asbest (schending van de medewerkingsplicht). Normec heeft het procescertificaat ingetrokken op de vaststelling dat geconstateerd is dat THT-Asbest de medewerkingsplicht heeft geschonden.
4. THT-Asbest heeft (onder meer) aangevoerd dat Normec in dit geval niet bevoegd was een onderzoek uit te voeren als bedoeld in artikel 68, vierde lid, van het certificatieschema. Zij stelt zich op het standpunt dat deze bepaling alleen gaat over ernstige gevallen en dat de door de toezichthouder geconstateerde administratieve overtredingen dat niet zijn. THT-Asbest heeft ook aangevoerd dat de melding van het college niet gaat over schending van de medewerkingsplicht en dat Normec daarom niet heeft kunnen vaststellen dat geconstateerd is dat zij de medewerkingsplicht heeft geschonden.
5. In artikel 68, vierde lid, van het certificatieschema is bepaald dat als door een toezichthoudende overheidsinstelling bij het toezicht op de naleving een maatregel is getroffen zoals een bestuurlijke strafbeschikking, stillegging of een boeterapport is opgesteld en aan de certificerende instelling is verstrekt, de certificerende instelling naar aanleiding daarvan binnen vier weken een onderzoek instelt en vaststelt of één of meer afwijkingen geconstateerd zijn van één of meer bepalingen die voor een waarschuwing of sanctie als bedoeld in artikel 70, eerste lid, in aanmerking komen.
5.1
In de toelichting op artikel 68 van het certificatieschema staat dat de toezichthouders, de Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en omgevingsdiensten hebben gewezen op de noodzaak om meldingen van ernstige overtredingen te laten onderzoeken door de certificerende instellingen.
5.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat het standpunt van THT-Asbest, dat Normec in dit geval niet bevoegd was een onderzoek uit te voeren als bedoeld in artikel 68, vierde lid, van het certificatieschema, steun vindt in de toelichting op artikel 68 van het certificatieschema. De voorzieningenrechter heeft hierbij in aanmerking genomen dat Normec niet heeft weersproken dat de door het college geconstateerde administratieve overtredingen geen ernstige overtredingen zijn. Normec heeft de voorzieningenrechter er niet van kunnen overtuigen dat het standpunt van THT-Asbest onjuist is. Normec heeft weliswaar terecht op de zitting gezegd dat artikel 68 van het certificatieschema geen onderscheid maakt tussen ernstige en minder ernstige overtredingen, maar dat verandert niet dat artikel 68 van het certificatieschema, volgens de toelichting daarop, kennelijk alleen in het leven is geroepen om meldingen van ernstige overtredingen door de certificerende instelling te laten onderzoeken. Dat de toelichting ziet op stillegging van werk, zoals Normec ook heeft gezegd, blijkt niet uit de toelichting en ook overigens niet.
5.3
De voorzieningenrechter is het verder met THT-Asbest eens dat Normec op grond van de melding van het college niet heeft kunnen vaststellen dat geconstateerd is dat zij de medewerkingsplicht heeft geschonden. De gemelde administratieve overtredingen alleen
-welke de grenzen voor de beoordeling van Normec, ook volgens haarzelf, aangeven-
houden niet ook een schending van de medewerkingsplicht in. Normec heeft ook niet alleen op grond van die overtredingen vastgesteld dat geconstateerd is dat THT-Asbest de medewerkingsplicht heeft geschonden. Normec heeft namelijk daarbij ook betrokken dat THT-Asbest niet door middel van het verstrekken van stukken medewerking heeft verleend aan inspecties van de toezichthouder.

Conclusie en gevolgen

6. De hiervoor besproken bezwaren zijn gegrond en zullen naar verwachting van de voorzieningenrechter ertoe leiden dat de beslissing tot intrekking van het procescertificaat niet in stand kan blijven in de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter zal het verzoek van THT-Asbest om de intrekking van het procescertificaat te schorsen daarom toewijzen. Dat THT-Asbest een spoedeisend belang heeft bij het treffen van deze voorlopige maatregel staat voldoende vast en is tussen partijen niet in geschil. Deze beslissing heeft tot gevolg dat zolang de intrekking van het procescertificaat geschorst is, de intrekking niet geldt.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toewijst moet Normec het door THT-Asbest voor deze procedure betaalde griffierecht aan THT-Asbest vergoeden en haar een proceskostenvergoeding betalen van € 1.518,- De voorzieningenrechter heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld aan de hand van het Besluit Proceskosten bestuursrecht. Zij heeft voor het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening en de rechtsbijstand ter zitting telkens 1 punt toegekend met een waarde van € 759,- per punt en daarbij wegingsfactor 1 toegepast.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek van THT-Asbest tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst de intrekking van het procescertificaat tot zes weken na de bekendmaking van de
beslissing op het bezwaar dat THT-Asbest tegen de intrekking van het procescertificaat
heeft gemaakt;
- bepaalt dat Normec aan THT-Asbest het door haar voor deze procedure betaalde
griffierecht van € 365,- vergoedt en
- veroordeelt Normec tot betaling aan THT-Asbest van een proceskostenvergoeding van
€ 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
De voorzieningenrechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
Griffier
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 23 december 2022.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Overtredingen van artikel 1.33, zesde lid, van het Bouwbesluit 2012.