ECLI:NL:RBLIM:2022:10410

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
ROE 21/1880
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en het UWV. De verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 66% en zijn WIA-uitkering niet werd gewijzigd. Na een wijziging van het bestreden besluit door het UWV op 22 november 2022, waarin werd medegedeeld dat de verzoeker per 28 april 2020 in aanmerking komt voor een uitkering in het kader van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) vanwege 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken. Hij verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, waarbij het UWV akkoord ging met de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 1.518,- en heeft tevens bepaald dat het UWV verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1880

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: M. Wardenburg).

Procesverloop

Met het besluit van 30 april 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan verzoeker meegedeeld dat hij meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. Zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wijzigt echter niet, omdat de indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse hetzelfde blijft. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 66%.
Met het besluit van 18 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is opnieuw vastgesteld. Nu op 67,70%. De WIA-uitkering van verzoeker wijzigt echter niet. De mate van arbeidsongeschiktheid valt binnen de klasse van 65 tot 85%.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 29 september 2022. Eiser was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Met het besluit van 22 november 2022 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en aan verzoeker medegedeeld dat hij per 28 april 2020 in aanmerking komt voor een uitkering in het kader van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA), omdat hij 80 tot 100% arbeidsongeschikt is en er geen of slechts een kleine kans is op herstel.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld akkoord te gaan met de veroordeling in de forfaitaire proceskosten die gemaakt zijn in de beroepsprocedure.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Bpb vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).
5. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 1.518,-
Deze uitspraak is gedaan op 22 december 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 22 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.