In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 november 2022 een beschikking gegeven in een geschil tussen een verzoekster en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als verweerster. De verzoekster, die sinds 1 mei 2014 in dienst was van de verweerster als allround medewerker, heeft een brutoloon van € 2.042,01 per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag. De verweerster heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2022, omdat er sprake zou zijn van een verstoorde arbeidsverhouding. De verzoekster heeft verweer gevoerd, maar erkende dat er inderdaad een verstoorde arbeidsverhouding was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is dat van de verweerster in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Er is geen mogelijkheid voor herplaatsing van de verzoekster in een andere functie binnen de organisatie van de verweerster. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op grond van artikel 7:671b lid 1 onder a en 7:669 lid 3 onder g van het Burgerlijk Wetboek, met ingang van 1 december 2022. Tevens is bepaald dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. G.M. Drenth.