In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft de rechtbank op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een vordering van een eiser tegen de Stichting Waarborgfonds Motorverkeer (WBF). De eiser, die betrokken was bij een eenzijdig ongeval op 6 februari 2017, vorderde schadevergoeding van WBF, stellende dat zijn schade was veroorzaakt door onrechtmatig verkeersgedrag van een onbekende bestuurder van een bestelbus. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verstekvonnis van 19 januari 2022 niet aan WBF was betekend, waardoor het verzet tijdig was. De eiser stelde dat de bestuurder van de bestelbus plotseling had geremd, wat leidde tot zijn ongeval. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de bestuurder onrechtmatig had gehandeld. De getuigenverklaringen ondersteunden de stelling van de eiser niet, en de rechtbank concludeerde dat er geen aansprakelijkheid kon worden vastgesteld. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.