Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser] ,
[bedrijfsnaam eiser] B.V.,
1.[gedaagde] ,
[bedrijfsnaam gedaagde] B.V.,
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die op 19 december 2022 door de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben [eiser] en [bedrijfsnaam eiser] een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] en [bedrijfsnaam gedaagde] met als doel een tijdelijke aanstelling van een onafhankelijke bestuurder voor [bedrijf X] te verkrijgen. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond en er onvoldoende gegronde redenen waren om aan een juist beleid of gang van zaken binnen [bedrijf X] te twijfelen. De procedure begon op 23 november 2022 met de indiening van de dagvaarding, gevolgd door een wijziging van eis en een conclusie van antwoord door de gedaagden. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 december 2022, waarbij partijen hun standpunten toelichtten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van [eiser] en [bedrijfsnaam eiser] niet voldoende onderbouwd waren om een onmiddellijke voorziening te rechtvaardigen. Ook de reconventionele vordering van [gedaagde] en [bedrijfsnaam gedaagde] tot tijdelijke aanstelling van een onafhankelijke bestuurder werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen gegronde redenen voor wanbeleid kon vaststellen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.