ECLI:NL:RBLIM:2022:10176

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
03.066646.21 + 03.229557.20 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van schennis van de eerbaarheid en veroordeling tot voorwaardelijke taakstraf voor belediging en mishandeling

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Syrië in 1979, die werd beschuldigd van schennis van de eerbaarheid, eenvoudige belediging en mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van schennis van de eerbaarheid, maar veroordeelde hem tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur wegens het plegen van eenvoudige beledigingen en mishandeling. De zaak was eerder door de politierechter verwezen en werd op 6 december 2022 inhoudelijk behandeld. De verdachte was niet aanwezig, maar zijn gemachtigde raadsman was wel aanwezig. De officier van justitie achtte de feiten van belediging wettig en overtuigend bewezen, maar vond de beschuldiging van schennis niet bewezen, omdat de verklaringen van de getuigen tegenstrijdig waren. De rechtbank oordeelde dat het spugen in de richting van de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], als belediging moet worden beschouwd. De mishandeling van [slachtoffer 3] op 12 september 2020 werd ook bewezen verklaard. De rechtbank hield rekening met de context van de zaak, waaronder de langdurige conflicten tussen de verdachte en zijn buren, en de impact daarvan op zijn gezin. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke straf, rekening houdend met het lage recidiverisico van de verdachte en zijn eerdere schone strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
.
Strafrecht
Parketnummers : 03.066646.21 + 03.229557.20 (ttz.gev.)
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 20 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.D. Popescu, advocaat kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn -na verwijzing door de politierechter op 7 juli 2021- gevoegd en inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 december 2022. De verdachte is niet verschenen. De uitdrukkelijk gemachtigde raadsman is verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de zaak met parketnummer 03.066646.21 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: [slachtoffer 1] heeft beledigd door in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam, althans in de richting van die [slachtoffer 1] te spugen;
Feit 2: [slachtoffer 2] heeft beledigd door in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam, althans in de richting van die [slachtoffer 2] te spugen;
Feit 3: de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, door zich in tegenwoordigheid van anderen aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of zijn ontbloot geslachtsdeel te tonen en/of zijn (ontbloot) geslachtsdeel vast te houden en/of aan zijn ontbloot geslachtsdeel te trekken.
De verdenking in de zaak met parketnummer 03.229557.20 komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] een of meerdere malen te slaan tegen de ribben en/of het lichaam.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
03.066646.21
De officier acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 verwijst de officier van justitie voor het bewijs naar de aangifte van [slachtoffer 1] , die steun vindt in de verklaringen van de getuige [naam 1] en de aangifte van [slachtoffer 2] . Ten aanzien van feit 2 verwijst de officier van justitie naar de aangifte van [slachtoffer 2] , de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van de verdachte.
De officier van justitie acht feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen omdat de verklaringen die afgelegd zijn door de personen, genoemd in de tenlastelegging, tegenstrijdig zijn. Bovendien hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het aan de verdachte verweten gedrag niet zelf waargenomen.
03.229557.20
De officier acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van aangeefster en de getuige J. [naam 6] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
03.066646.21
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte van de tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Het spugen in de richting van een persoon, levert naar de mening van de raadsman geen strafrechtelijke belediging op. Ten aanzien van de aan de verdachte verweten schennispleging merkt de raadsman op dat de verklaringen onbetrouwbaar en tegenstrijdig zijn.
03.229557.20
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit geen inhoudelijk verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Korte voorgeschiedenis met betrekking tot de zaak met parketnummer 03.066646.21
Op de [straat] gelegen in de gemeente Heerlen waren de familie [slachtoffer 2] (perceel [nummer 1] ) en de familie [naam 2] (perceel [nummer 2] ) naast elkaar woonachtig. Sinds maart 2020 waren er vele irritaties over en weer. Door beide families werden veel overlastmeldingen gedaan. De problemen bleven niet beperkt tot deze buren. Ook andere buurtbewoners hebben overlast gemeld.
03.066646.21 (feit 3)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 wordt verweten en zal de verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben de vermeende gedragingen van de verdachte op 19 augustus 2020 niet zelf waargenomen. Daarnaast zijn de verklaringen van [naam 1] , [naam 3] en [naam 4] over de plaats waar een en ander zich op 19 augustus 2020 zou hebben afgespeeld, zodanig tegenstrijdig dat deze verklaringen niet voor het bewijs worden gebruikt.
03.066646.21 [1] (feit 1)
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 15 januari 2021 verklaard dat zij het afgelopen jaar (de rechtbank begrijpt: 2020) te Heerlen meermalen is bespuugd door de verdachte. Aangeefster heeft verklaard dat zij vaak tijdens het stofzuigen van de mat voor de voordeur door de verdachte werd bespuugd. Dat was soms mis en soms raak. [2] De partner van [slachtoffer 1] , genaamd [slachtoffer 2] , bevestigt de verklaring van aangeefster. [3] De getuige [naam 1] heeft verklaard dat zij op enig moment zag dat de voordeur van de verdachte openging en dat de verdachte spuugde in de richting van [slachtoffer 1] . Zij hoorde [slachtoffer 1] zeggen “Vieze smeerlap. Waarom spuug je mij in het gezicht?” en zij zag [slachtoffer 1] daarbij een veegbeweging maken in het gezicht. [4]
03.066646.21 (feit 2)
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 22 december 2020 verklaard dat hij het afgelopen jaar (de rechtbank begrijpt: 2020) te Heerlen meermalen is bespuugd door de verdachte. [5] De partner van [slachtoffer 2] , genaamd [slachtoffer 1] , bevestigt de verklaring van aangever. [6] De verbalisant [naam 5] heeft beeldfragmenten bekeken die door aangever aan de politie ter beschikking zijn gesteld. De verbalisant relateert na het bekijken van beeldfragment [nummer 3] .mp4 dat op de beelden is te zien dat de verdachte spuugt in de richting van aangever. [7] De verdachte heeft verklaard dat hij naar aangever heeft gespuugd. [8]
De raadsman heeft bepleit dat het spugen
in de richting vaneen persoon geen belediging kan opleveren. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is vaste jurisprudentie dat het spugen in de richting van een persoon evident ertoe strekt die persoon te beledigen in de betekenis van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank stelt aan de hand van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat de verdachte meermalen in de richting van, tegen het lichaam en eenmaal in het gezicht van aangeefster [slachtoffer 1] heeft gespuugd. Tevens stelt de rechtbank vast dat de verdachte meermalen in de richting van aangever [slachtoffer 2] heeft gespuugd. De rechtbank acht de feiten bewezen zoals hierna omschreven onder 3.4.
03.229557.20 [9]
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 12 september 2020, omstreeks 18.00 uur, op het grasveldje zat gelegen tussen de woningen aan de [straat] in Heerlen. De step van haar broertje stond ter hoogte van de huisnummers [nummer 1] en [nummer 2] tegen de muur. Rond de genoemde tijd kwamen de bewoners van nummer [nummer 2] terug. [verdachte] , de mannelijke hoofdbewoner van nummer [nummer 2] , duwde de kinderwagen van de familie. Toen hij ter hoogte van de voordeur was en dus ook van de step van haar broertje, duwde hij met de kinderwagen de step van de muur af. Aangeefster stond op en liep in de richting van deze step en vroeg aan die man waarom dat nu nodig was. Daarop reed de verdachte met de kinderwagen tegen haar been en gaf haar een linker hoek tegen haar ribben. Zij voelde een felle scherpe pijn. [10]
Getuige [naam 6] zag op 12 september 2020 dat de verdachte uithaalde naar [slachtoffer 3] en haar sloeg met een vuist op haar borst. [11]
De rechtbank is gelet op voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte op 12 september 2020 te Heerlen [slachtoffer 3] heeft geslagen tegen de ribben.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 (03.066646.21):
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 17 december 2020 te Heerlen, meermalen opzettelijk [slachtoffer 1] in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door te spugen in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam, althans in de richting van die [slachtoffer 1] te spugen;
Feit 2 (03.066646.21):
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 17 december 2020 te Heerlen, meermalen opzettelijk [slachtoffer 2] in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in de richting van die [slachtoffer 2] te spugen;
03.229557.20:
op 12 september 2020 te Heerlen, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] te slaan tegen de ribben.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feiten 1 (03.066646.21):
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd
Feit 2 (03.066646.21):
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd
03.229557.20:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat -mocht een bewezenverklaring volgen- de eis van de officier van justitie redelijk is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is verwikkeld geraakt in een conflict met zijn buren en buurtgenoten. Hoe dit conflict, dat maanden heeft geduurd, is ontstaan, valt niet meer vast te stellen. Dat het heeft bestaan wel. Ook is vast te stellen dat in dit conflict diverse strafbare feiten zijn gepleegd. Door anderen, maar ook door verdachte; verdachte wordt vandaag immers veroordeeld voor het bespugen en spugen naar zijn buren en het mishandelen van een jonge buurtgenote.
Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven een groot gebrek te hebben aan respect voor zijn buren en buurtbewoonster. Dat gebrek is wellicht, gelet op alles wat voorgevallen is en de persoon van verdachte, invoelbaar, maar geeft verdachte geen recht deze feiten te plegen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, blijkens zijn strafblad, niet eerder is veroordeeld en er sedert zijn verhuizing geen nieuwe incidenten zijn gemeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de context waarin het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 03.066646.21 zich heeft afgespeeld. De situatie in de buurt is zodanig geëscaleerd dat de gezinnen van de verdachte en zijn buurman [slachtoffer 2] in december 2020 naar een geheime locatie werden gebracht vanwege een dreigende escalatie in de buurt. Dit heeft een grote impact op het gezin van de verdachte gehad.
Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 22 november 2022. Blijkens het advies komt de verdachte over als een man die het welzijn van zijn gezin op de eerste plaats zet en een beschermende houding naar hen heeft. Mogelijk dat die houding in combinatie met een andere culturele achtergrond, een forse taalbarrière en onmacht en/of angstgevoelens, hebben bijgedragen aan het gedrag dat de verdachte heeft vertoond. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Reclasseringsinterventies of behandeling zijn niet geïndiceerd. Op het moment is er in het vrijwillig kader sprake van goedlopende hulp- en begeleidingstrajecten voor het hele gezin en de responsiviteit is hoog.
Gelet op het vorenstaande, alsmede op de LOVS-oriëntatiepunten, ziet de rechtbank aanleiding om de eis van de officier van justitie te volgen. Een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaar, doet enerzijds voldoende recht aan de aard en de ernst van de feiten en anderzijds wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit onder 3 in de zaak met parketnummer 03.066646.21;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. drs. E.C.M. Hurkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03.066646.21 ten laste gelegd dat
feit 1:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 17 december 2020 te Heerlen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk [slachtoffer 1] in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door te spugen in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam, althans in de richting van die [slachtoffer 1] te spugen;
feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 17 december 2020 te Heerlen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk [slachtoffer 2] in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door te spugen in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam, althans in de richting van die [slachtoffer 2] te spugen;
feit 3:
hij op of omstreeks 19 augustus 2020 te Heerlen de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in een woning en/of een tuin/besloten erf (gelegen aan de [straat] [nummer 2] ), terwijl (een) ander(en), waaronder [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [naam 1] en/of [naam 3] en/of [naam 4] , daarbij zijns/haars/huns ondanks tegenwoordig was/waren, door zich aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of zijn ontbloot geslachtsdeel te tonen en/of zijn (ontbloot) geslachtsdeel vast te houden en/of aan zijn ontbloot geslachtsdeel te trekken;
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 03.066646.21 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 september 2020 te Heerlen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] een of meerdere malen te slaan en/of te stompen tegen de ribben en/of het lichaam.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Basisteam Heerlen, proces-verbaalnummer PL2300-2021009896, gesloten d.d. 18 februari 2021, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 233.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 15 januari 2021, digitaal doorgenummerde pagina 75.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 15 januari 2021, digitaal doorgenummerde pagina 19.
4.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris d.d. 29 juni 2022, digitaal doorgenummerde pagina 10.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 15 januari 2021, digitaal doorgenummerde pagina 19.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 15 januari 2021, digitaal doorgenummerde pagina 75.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2020, digitaal doorgenummerde pagina 39.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 februari 2021, digitaal doorgenummerde pagina 112.
9.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Basisteam Heerlen, proces-verbaalnummer PL2300-2020147176, gesloten d.d. 14 september 2020, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 20.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 12 september 2020, digitaal doorgenummerde pagina 5 en het proces-verbaal van verhoor van aangeefster bij de rechter-commissaris d.d. 30 juni 2022, digitaal doorgenummerde pagina’s 2 en 3.
11.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 6] bij de rechter-commissaris d.d. 30 juni 2022.