ECLI:NL:RBLIM:2022:10175
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in mishandelingszaak na tegenstrijdige verklaringen
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1982 en wonende te [adres], heeft de rechtbank Limburg op 20 december 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft een mishandeling die op 12 oktober 2020 in Heerlen zou hebben plaatsgevonden, waarbij de verdachte de aangever, [slachtoffer 1], met een stok zou hebben geslagen. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Çinar. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld na een verwijzing door de politierechter op 7 juli 2021. Tijdens de zitting op 6 december 2022 hebben zowel de verdachte als de officier van justitie hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit, stellende dat er sprake was van een noodweersituatie, waarbij de verdachte zich verdedigde tegen een aanval van de aangever. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit en een beroep gedaan op noodweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en de aangever lijnrecht tegenover elkaar staan. Beide partijen hebben aangifte gedaan van mishandeling, maar de omstandigheden rondom de gebeurtenis blijven onduidelijk. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de verdachte de aangever heeft mishandeld zoals in de tenlastelegging is opgenomen. De discrepanties in de verklaringen van de betrokkenen, waaronder die van de dochter en echtgenote van de aangever, leiden tot de conclusie dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen.