Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8;
- de op 3 februari 2021 gehouden mondelinge behandeling.
Rechtbank Limburg
Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Limburg in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en gedaagde, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door mr. P.M.H. Cruts en gedaagde door mr. J.P.C.M. van Riet. De procedure volgde op een dagvaarding met bijbehorende producties en een mondelinge behandeling die op 3 februari 2021 plaatsvond. De primaire vordering van eiser, die niet werd weersproken door gedaagde, was gericht op de nakoming van afspraken die op 16 november 2021 waren gemaakt tussen partijen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering toewijsbaar is, gezien het ontbreken van verweer van gedaagde.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de uitvoering van de gemaakte afspraken. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100,-- per dag, met een maximum van € 28.000,--, voor elke dag dat niet aan de veroordeling wordt voldaan. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma, die als voorzieningenrechter optrad.