Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10200693 CV EXPL 22-4961
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 15 december 2022
in de zaak van:
[eiser]handelend onder de naam
[handelsnaam],
[handelsnaam],
wonend althans zaakdoende aan de [adres 1] ,
[woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde mr. D.L. Hendrikx,
tegen:
1.[gedaagde sub 1] ,
wonend aan een geheim adres,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats] ,
[gedaagde sub 2],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
beiden procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 25 november 2022 met producties 1 tot en met 7,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 december 2022 waarbij de heer [handelsnaam] , mevrouw mr. D.L. Hendrikx en de heer [gedaagde sub 1] zijn verschenen.
1.2.
Mevrouw [gedaagde sub 2] is zonder bericht van verhindering niet ter terechtzitting verschenen. Aangezien alle voorgeschreven formaliteiten en termijnen voor oproeping in acht zijn genomen en de dagvaarding voldoet aan de daaraan te stellen eisen, is tegen de niet verschenen [gedaagde sub 2] verstek verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.
[eiser] en [gedaagden] hebben een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagden] per 1 juni 2021 van [eiser] huurt de woonruimte aan de [adres 2] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde), tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van laatstelijk € 1.095,- per maand.
2.2.
[gedaagden] heeft een achterstand laten ontstaan in de tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huurpenningen en de bij aanvang van de huur verschuldigde borg.
3.Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] veroordeelt:
I. om binnen tien dagen na betekening van het vonnis het gehuurde met al hetgeen dat/degene die zich daar hunnerzijds bevindt/bevinden te verlaten, ontruimen en onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
II. over te gaan tot nakoming van alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waaronder betaling van de huur tot aan het tijdstip van de ontruiming, inclusief wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden tot de dag van algehele voldoening,
III. in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] tekort geschoten is in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagden] heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.
Door de verschijning in dit geding van [gedaagde sub 1] wordt, ingevolge het bepaalde in artikel 140 lid 3 Rv, dit vonnis beschouwd als een vonnis dat op tegenspraak tussen alle partijen is gewezen.
4.2.
De vraag of [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, die voor zover deze ziet op de betaling van borg en huur(achterstand) strekt tot betaling van een geldsom, dient te worden beantwoord aan de hand van de afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Voorts geldt dat voor een toewijzing van een geldsom in kort geding slechts plaats is als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat. Voor toewijzing van de gevorderde ontruiming dient de hoogte van de huurachterstand ernstig genoeg te zijn. Aangezien een ontruiming een ingrijpende – en in de praktijk vaak een definitieve – maatregel is, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen.
4.3.
De gestelde huurachterstand is door [gedaagden] erkend waarmee deze is komen vast te staan. Op de dag van dagvaarden bestond een huurachterstand van bijna tien maanden (blijkens de stukken: € 11.634,- minus € 730,- aan openstaande borg = € 10.904,- aan huurachterstand)). Tijdens de mondelinge behandeling van 5 december 2022 heeft [eiser] onweersproken gesteld dat de huur van december 2022 tevens niet is betaald en de huurachterstand blijft oplopen.
4.4.
[gedaagden] is jegens [eiser] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van een verbintenis, in een omvang die in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. Er is geen rechtsgrond aangevoerd om de verplichtingen niet (tijdig) na te komen. Het lag op de weg van [gedaagden] om bijzondere omstandigheden te stellen (en bij betwisting te bewijzen) die tot de conclusie kunnen leiden dat genoemde tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de (ontbinding en de daaraan verbonden) ontruiming niet rechtvaardigt. Zulke omstandigheden zijn niet gebleken. De door [gedaagden] aangevoerde problematische financiële omstandigheid, die mede is ontstaan door ziekte en door het bestaan van andere schuldenproblematiek, ligt in de risicosfeer van [gedaagden] Deze persoonlijke (financiële) omstandigheid heeft niet tot gevolg dat de tekortkoming [gedaagden] niet kan worden toegerekend, schept geen recht op opschorting van de betalingsverplichting en heeft ook niet tot gevolg dat [eiser] – gelet op zijn belang bij tijdige betaling voor het voortdurende gebruik van het gehuurde door [gedaagden] – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak op onmiddellijke betaling kan maken. Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat [gedaagden] reeds eerder diverse betalingsbeloftes heeft gedaan aan [eiser] en die vervolgens niet nakomt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden] aangevoerd dat hij sinds kort werk heeft en de lopende huur vanaf januari 2023 kan betalen. [eiser] voert onweersproken aan dat [gedaagden] in het verleden ook heeft aangegeven werk te hebben gevonden, maar dat ondanks deze toezegging geen betaling van de huurpenningen heeft plaatsgevonden. Ter zitting is dan ook niet aannemelijk geworden dat er inmiddels concreet zicht is op betaling. Van [eiser] kan niet worden gevergd dat hij [gedaagden] langer in het gehuurde laat.
4.5.
Hierop vooruitlopend is een ontruiming gerechtvaardigd. De ontruimingstermijn zal evenwel op veertien dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld omdat [eiser] geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die nopen tot afwijking van de gewoonlijk gehanteerde ontruimingstermijn.
4.6.
Al het vorenstaande brengt met zich dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vordering tot nakoming van alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen waaronder betaling van de huur tot aan het tijdstip van de ontruiming, waardoor die vordering zal worden toegewezen.
4.7.
De door het enkele betalingsverzuim verschuldigde wettelijke rente ligt voor toewijzing gereed.
4.8.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] gevallen en tot vandaag begroot op:
- explootkosten € 129,83
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde
totaal € 962,83
5.De beslissing
De kantonrechter in kort geding
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om het gehuurde, de woning staande en gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] , binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met al hetgeen dat/datgene die zich daar hunnerzijds bevindt/bevinden te verlaten, ontruimen en onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om over te gaan tot nakoming van alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waaronder betaling van de huur tot aan het tijdstip van de ontruiming, inclusief wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding (zijnde 25 november 2022) tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 962,83,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: LS