Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 5,
- de op voorhand door [gedaagde] overgelegde producties A tot en met G,
- de mondelinge behandeling op 8 december 2022,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in te gaan op het verzoek van [gedaagde] om [eiseres] in de volledige proceskosten te veroordelen. Wil daartoe worden besloten, dient sprake te zijn van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007,
NJ2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. Uitgaande van deze maatstaf kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval niet worden gezegd dat het ontoelaatbaar was dat [eiseres] haar haar wens om medewerking te krijgen van [gedaagde] aan het spoedig te koop zetten van de echtelijke woning in dit kort geding heeft trachten te verwezenlijken.