ECLI:NL:RBLIM:2022:10031

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
03/076876-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak gemeenteraadslid van smaadschrift jegens wethouder wegens onvoldoende kwalificatie van tenlastelegging

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gemeenteraadslid, dat werd beschuldigd van smaadschrift jegens een wethouder. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. Straten, werd verweten dat hij zich in de periode van 23 tot en met 27 april 2021 schuldig had gemaakt aan smaad door uitlatingen te doen op Facebook die de eer en goede naam van de wethouder zouden aantasten. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op een zitting op 30 november 2022, waar zowel de verdachte als de officier van justitie hun standpunten naar voren brachten.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, omdat de in de dagvaarding opgenomen teksten niet konden worden aangemerkt als een 'bepaald feit'. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de dagvaarding partieel nietig was, en stelde vast dat de dagvaarding voldoende duidelijk was. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat de uitlatingen van de verdachte niet onder de bescherming van artikel 10 van het EVRM vielen, omdat zij geen duidelijke politieke boodschap bevatten.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij, omdat de uitlatingen niet konden worden gekwalificeerd als smaad. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de uitlatingen als grievend konden worden ervaren door de wethouder, deze niet als strafbaar feit konden worden aangemerkt. De beslissing van de rechtbank werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/076876-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. T. Straten, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 november 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich in de periode van 23 tot en met 27 april 2021 heeft schuldig gemaakt aan smaadschrift jegens
[slachtoffer] .

3.De voorvragen

De raadsman heeft partiële nietigheid van de dagvaarding bepleit ten aanzien van de feitelijke handelingen die na het tweede en het derde gedachtestreepje zijn opgenomen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat deze uitlatingen niet kunnen geworden gekwalificeerd als het ten laste leggen van een bepaald feit in de zin van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waardoor de dagvaarding op dit punt innerlijk tegenstrijdig is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van partiële nietigheid van de dagvaarding. Zij is niet innerlijke tegenstrijdig: de daarin opgenomen feitelijke handelingen kunnen worden gekwalificeerd als het ten laste leggen van een bepaald feit in de zin van artikel 261, eerste lid, Sr nu zij min of meer concrete gedragingen behelzen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de dagvaarding voldoende duidelijk blijkt wat de verdachte wordt verweten en waartegen hij zich moet verdedigen. Zelfs al zouden de in de dagvaarding opgenomen feitelijke handelingen niet kunnen worden gekwalificeerd als het ten laste leggen van een bepaald feit in de zin van artikel 261, eerste lid, Sr, dan leidt dit nog niet tot innerlijke tegenstrijdigheid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding geldig is en verwerpt het verweer.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring. Aan de verdachte komt op grond van artikel 22 van de Gemeentewet geen immuniteit toe omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan smaad buiten de raadsvergadering. De verdachte is een bekennende verdachte. Door zijn uitlatingen als openbare berichten op Facebook te plaatsen, heeft de verdachte opzettelijk de reputatie van aangever [slachtoffer] aangetast.
De door de verdachte geplaatste uitlatingen vallen niet onder de bescherming van artikel
10 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) nu zij geen duidelijke politieke boodschap behelzen en niet bijdragen aan het politieke debat. De strafuitsluitingsgrond van artikel 261, derde lid, Sr is niet van toepassing omdat niet is gebleken dat de verdachte zijn uitlatingen heeft gedaan naar aanleiding van een of meer concrete politieke gebeurtenissen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de litigieuze uitlatingen niet kunnen worden gekwalificeerd als smaad. Een veroordeling voor dit delict zou een inbreuk opleveren van de vrijheid van meningsuiting die verdachte toekomt op grond van artikel 10, eerste lid, van het EVRM zonder dat is voldaan aan de voorwaarden uit het tweede lid: een beperking of sanctie is in dit geval niet noodzakelijk in een democratische samenleving. Daarbij is van belang dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde uitlatingen heeft gedaan in zijn rol als lokale politicus en binnen de context van een levendig politiek debat, waarin volgens het EHRM vrijwel geen ruimte is voor inperking van de vrijheid van meningsuiting.
De raadsman heeft meer subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit omdat de strafuitsluitingsgrond van artikel 261, derde lid, Sr van toepassing is nu de verdachte te goeder trouw kon aannemen dat het door hem aan [slachtoffer] ten laste gelegde waar was, en dat het algemeen belang die tenlastelegging eiste.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan de verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift jegens [slachtoffer] . Voor bewezenverklaring van smaad(schrift) is onder andere vereist dat iemands eer of goede naam wordt aangerand door telastlegging van ‘een bepaald feit’. Het feit is volgens bestendige rechtspraak van de Hoge Raad bepaald indien het een duidelijk te onderkennen, concrete gedraging aanwijst. Daarvan is geen sprake indien het feit waarvan iemand wordt beschuldigd niet ziet op een concrete gedraging, maar op een eigenschap die hem wordt toegedicht. Ook als de beschuldiging een gedraging betreft die slechts in algemene termen is geduid, is er geen sprake van een bepaald feit.
In de dagvaarding zijn de volgende teksten opgenomen die door de verdachte op de facebookpagina ‘ [naam facebookpagina] ’ zijn geplaatst:
- “ De Wethouder zal zich dan moeten verantwoorden voor valsheid in geschriften en liegen in de raad en ronde”;
- “ Wethouder [slachtoffer] is een professionele pathologische leugenaar”;
- “ Wethouder [slachtoffer] gaat over lijken om zijn leugens te verbergen. Daarvoor gebruikt hij lokale media, zijn loyale GOB leger, de coalitie, de secretaris, heel veel ambtenaren, een complete juridische afdeling en uiteraard Burgemeesters die hem alle ruimte geven om zijn onaantastbare status te behouden”.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt met geen van deze teksten een duidelijk te onderkennen, concrete gedragingen van [slachtoffer] aangeduid. De teksten na het tweede en derde liggend streepje betreffen in de kern een eigenschap die door de verdachte aan [slachtoffer] wordt toegedicht; in de tekst na het eerste liggend streepje wordt weliswaar een specifiek strafbaar feit (valsheid in geschrift) genoemd, maar niet met welke concrete gedraging [slachtoffer] dit feit zou hebben begaan. Aldus kunnen de teksten als opgenomen in de dagvaarding niet worden aangemerkt als tenlastelegging van een ‘bepaald feit’ in de zin van artikel 261, eerste lid, Sr, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken. Aan een bespreking van de (meer) subsidiair gevoerde verweren komt de rechtbank niet toe.
De vrijspraak laat onverlet dat deze uitlatingen door voormalig wethouder [slachtoffer] als grievend kunnen worden ervaren, maar zo dit al een strafbaar feit oplevert, is dit door de officier van justitie niet aan de verdachte ten laste gelegd..

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. K.G. Witteman en
mr. drs. M.A.M. Pijnenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2022.
Buiten staat
De voorzitter en mr. drs. Pijnenburg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 april 2021 tot en
met 27 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland
opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld
of aangeslagen en/of
door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
immers heeft hij, verdachte, zakelijk weergegeven, op de facebookpagina " [naam facebookpagina]
" een bericht geplaatst met de tekst:
- " De Wethouder zal zich dan moeten verantwoorden voor valsheid in geschriften
en liegen in de raad en ronde" en/of
- " Wethouder [slachtoffer] is een professionele pathologische leugenaar." en/of
- " Wethouder [slachtoffer] gaat over lijken om zijn leugens te verbergen. Daarvoor
gebruikt hij lokale media, zijn loyale GOB leger, de coalitie, de secretaris, heel veel
ambtenaren, een complete juridische afdeling en uiteraard Burgemeesters die hem
alle ruimte geven om zijn onaantastbare status te behouden."