ECLI:NL:RBLIM:2021:9966

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
C/03/296887/HARK/21-314 29122021
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verkoop van aandelen op basis van artikel 474g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, is op 29 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak van de besloten vennootschap FIZ B.V. tegen [verweerder 1] en [verweerder 2]. FIZ B.V. heeft verzocht om de verkoop van aandelen van [verweerder 1] in [verweerder 2] op basis van artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit verzoek volgde op een (verstek)vonnis van de Rechtbank Noord-Holland van 2 maart 2020, waarin [verweerder 1] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 139.150,00 en andere kosten, welke hij niet heeft voldaan. FIZ heeft beslag gelegd op de aandelen van [verweerder 1] in [verweerder 2] en verzoekt de rechtbank om de verkoop en overdracht van deze aandelen te faciliteren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat FIZ voldoende rechtens te respecteren belang heeft bij de executie van de aandelen, aangezien [verweerder 1] niet vrijwillig tot betaling overgaat. De rechtbank heeft ook overwogen dat de statutaire blokkeringsregeling niet van toepassing hoeft te zijn, omdat dit de executoriale verkoop zou bemoeilijken. De rechtbank heeft bepaald dat de verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen binnen een jaar na de beschikking moet plaatsvinden, met de mogelijkheid tot verlenging van deze termijn op verzoek van FIZ.

Daarnaast is aan [verweerder 4], die ook betrokken is als aandeelhouder, een termijn van twee maanden gegeven om een onderhands bod uit te brengen op de aandelen. Indien er geen bod wordt uitgebracht, mogen de aandelen openbaar worden verkocht. De rechtbank heeft de gerechtsdeurwaarder M. Knobbe belast met de executie en de nodige taken, en [verweerder 1] is veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: C/03/296887 / HA RK 21-314
Beschikking van 29 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FIZ B.V.,
statutair gevestigd en zaakdoende te Zaandam,
verzoekster,
advocaat: mr. N.E. Koelemaij,
en

1.[verweerder 1] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
verweerder,
advocaat: mr. I. Bakker,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder 2],
statutair gevestigd te Roermond,
verweerster,
advocaat: mr. I. Bakker,
3.
MIRANDA KNOBBE, in haar hoedanigheid van deurwaarder,
kantoorhoudende te Weert,
belanghebbende,
verschenen in persoon,
4.
[verweerder 4],
wonende te [plaats] (Duitsland),
belanghebbende,
niet verschenen.
Partijen worden hierna ook aangeduid als “FIZ”, “ [verweerder 1] ”, “ [verweerder 2] ”, “de deurwaarder” en “ [verweerder 4] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift;
  • de bij akte van 30 september 2021 toegezonden producties 8, 9 en 10 van FIZ;
  • de mondelinge behandeling van 15 december 2021.
1.2.
[verweerder 4] heeft zich bij e-mailbericht van 14 december 2021 afgemeld voor de mondelinge behandeling.
1.3.
Tot slot is uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Uit hoofde van een (verstek)vonnis in kort geding van de Rechtbank Noord-Holland van 2 maart 2020 heeft FIZ van [verweerder 1] te vorderen en te executeren:
- een bedrag van € 139.150,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 9 maart 2020;
- een bedrag van € 13.915,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 9 maart 2020;
- proceskosten ad € 4.858,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
9 maart 2020;
- nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Tegen het vonnis is geen rechtsmiddel ingesteld.
2.2.
Voormeld vonnis is op 4 maart 2020 aan [verweerder 1] betekend. [verweerder 1] heeft in het geheel niet aan zijn betalingsverplichtingen uit het vonnis voldaan.
2.3.
[verweerder 1] is voor 99% aandeelhouder van [verweerder 2] , hij houdt 99 van de 100 aandelen. [verweerder 4] houdt 1% van de aandelen, dus 1 van de 100 aandelen.
2.4.
FIZ heeft op 26 augustus 2021 beslag doen leggen op de aandelen van [verweerder 1] in [verweerder 2] . Het beslag is op 1 september 2021 (openbaar) aan [verweerder 1] betekend.
2.5.
FIZ heeft eveneens beslag doen leggen op de aandelen van [verweerder 1] in de besloten vennootschap [naam] Daarvoor is eveneens een procedure ex artikel 474g Rv aanhangig gemaakt bij deze rechtbank (met zaaknummer: C/03/296836 HA RK 21-313). In die zaak wordt vandaag eveneens een beschikking gegeven.

3.Het verzoek en de beoordeling

3.1.
FIZ verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
I. te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen kan worden overgegaan, in dier voege dat verkoop en overdracht dient te geschieden binnen een jaar na het wijzen van de beschikking of binnen zodanige termijn als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, en met dien verstande dat de termijn op een gemotiveerd schriftelijk verzoek van FIZ kan worden verlengd;
II. te verstaan dat toepassing van de statutaire blokkeringsregeling de executoriale verkoop onmogelijk zou maken, zodat hieraan geen toepassing behoeft te worden gegeven, behoudens voor zover in de beschikking anders wordt bepaald;
III. te bepalen op welke wijze en op onder welke voorwaarden de verkoop en overdracht dient te geschieden, zodanig, dat executoriale verkoop feitelijk mogelijk is, en in dier voege dat de verkoop en overdracht dient plaats te vinden op de wijze als in het inleidend verzoekschrift genoemd, althans dat de verkoop en overdracht zal plaatsvinden op enige andere wijze als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
IV. met veroordeling van [verweerder 1] in de kosten van deze rekestprocedure alsmede in het nasalaris conform het toepasselijke liquidatietarief en met de gebruikelijke opslag ingeval van betekening, alles te vermeerderen met de wettelijke rente in zoverre betaling binnen veertien dagen na betekening van de ten dezen te wijzen beschikking uitblijft tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De deurwaarder heeft haar standpunt tijdens de mondelinge behandeling toegelicht. Zij verzet zich niet tegen toewijzing van het verzoek.
3.3.
[verweerder 1] en [verweerder 2] hebben tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd.
3.3.1.
[verweerder 1] en [verweerder 2] hebben aangevoerd dat (mogelijk) sprake is van misbruik van recht. Volgens hen is zeer de vraag of de executie tot een opbrengst zal leiden. De opbrengst is volgens hen in ieder geval verwaarloosbaar in het licht van de te maken kosten.
3.3.2.
FIZ heeft dit betwist en aangevoerd dat er vermogen is binnen de vennootschap.
3.3.3.
De rechtbank overweegt dat FIZ voldoende gemotiveerd heeft aangevoerd dat er sprake is van vermogen binnen de vennootschap. De aanwezigheid van de door FIZ ter mondelinge behandeling genoemde vermogensbestanddelen is door [verweerder 1] en [verweerder 2] ook niet betwist. Enige concrete onderbouwing van de stelling dat er (nagenoeg) niets te halen valt bij de vennootschap is door [verweerder 1] en [verweerder 2] ook niet gegeven. Daarmee is gegeven dat FIZ een voldoende rechtens te respecteren belang heeft bij executie. Dat de te verwachten opbrengst mogelijk, mede afgezet tegen de nog te maken kosten, relatief gering is, doet daaraan niet af.
3.4.
FIZ heeft verder voldoende onderbouwd dat [verweerder 1] niet vrijwillig tot betaling van de in rechte vaststaande vordering overgaat en dat aan de formele vereisten voor een rechtsgeldige beslaglegging op de aandelen is voldaan. Het verzoek tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen is daarmee toewijsbaar.
3.5.
Ten aanzien van het verzoek om de blokkeringsregeling terzijde te stellen overweegt de rechtbank het volgende.
3.5.1.
FIZ heeft aangevoerd dat de blokkeringsregeling op grond van het bepaalde in de artikelen 474g lid 4 Rv en 2:195 lid 7 BW buiten toepassing dient te worden gelaten. [verweerder 1] en [verweerder 2] hebben daartegen verweer gevoerd.
3.5.2.
Uit de toelichting van [verweerder 1] ter zitting volgt dat [verweerder 4] een schuldeiser van [verweerder 1] is, die 1% aandeelhouder van [verweerder 2] is geworden om ter zake van die schuld ‘wat grip op de zaak te houden’. De rechtbank verstaat dit zo dat [verweerder 4] een aandeel heeft verkregen als een vorm van zekerheid. Anders dan FIZ heeft aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat dit geen misbruik van recht oplevert. Het aandeelhouderschap is in algemene zin bedoeld om (enige mate van) invloed te kunnen uitoefenen op de gang van zaken binnen een vennootschap. Dat levert in de gegeven omstandigheden geen misbruik van recht op. Voor zover FIZ heeft willen stellen dat het houden van dat ene aandeel door [verweerder 4] alleen maar is bedoeld om de statutaire blokkeringsregeling in werking te stellen en daarmee verhaal door schuldeisers zoals zijzelf te bemoeilijken dan wel onmogelijk te maken, geldt dat zij onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd om die conclusie te rechtvaardigen.
3.5.3.
Van wettelijke en statutaire bepalingen kan volgens lid 4 van artikel 474g Rv slechts worden afgeweken voor zover deze de verkoop onmogelijk maken. Dat de opbrengst door inachtneming van deze bepalingen (tot op zekere hoogte) lager kan uitvallen, zal dus voor lief moeten worden genomen. Wettelijke en statutaire bepalingen, waaronder de blokkeringsregeling, brengen mee dat waar toepasselijk, eerst een kandidaat-koper moet worden gezocht aan de hand van een toepasselijke statutaire aanbiedings- of blokkeringsregeling, voor het kan komen tot openbare verkoop. Voor aandelen in een BV geldt echter dat de rechter – desgevraagd – op grond van artikel 2:195 lid 7 BW wettelijke en statutaire bepalingen inzake de overdracht buiten toepassing kan verklaren waar de belangen van de executant dit bepaaldelijk vorderen en de belangen van anderen daardoor niet onevenredig worden geschaad. Dit laatste criterium heeft voorrang op de maatstaf in artikel 474g lid 4 Rv (
MvT, Kamerstukken II 2006/07, 31058, 3, p. 53).
3.5.4.
FIZ heeft een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 2:195 lid 7 BW, zodat de rechtbank dat beroep eerst zal beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van FIZ in dit geval bepaaldelijk vorderen dat de blokkeringsregeling buiten toepassing wordt gelaten. De belangen van [verweerder 4] worden daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet onevenredig geschaad. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen.
3.5.5.
Partijen zijn het er over eens dat de activa en activiteiten van [verweerder 2] beperkt zijn. Zo stelt FIZ dat er in ieder geval een orderportefeuille van enige omvang en een licentie tot de activa behoren. [verweerder 1] en [verweerder 2] vragen zich af of executie na aftrek van de kosten tot enige opbrengst voor FIZ zal leiden.
3.5.6.
Voor een vennootschap waarvan tussen partijen vast staat dat die over beperkte activa beschikt, brengt het naleven van de onderhavige blokkeringsregeling met zich mee dat er niet of nauwelijks opbrengst te verwachten valt. De blokkeringsregeling houdt immers in dat indien de andere aandeelhouder (in dit geval: [verweerder 4] ) een of meerdere aandelen wenst over te nemen en met hem geen overeenstemming wordt bereikt over de prijs daarvoor een deskundige ingeschakeld dient te worden om die prijs te bepalen. Die deskundige dient rapport uit te brengen, waarna degene die conform de blokkeringsregeling aanspraak maakt op overname van de aandelen (in dit geval: [verweerder 4] ), van die overname alsnog geheel of gedeeltelijk kan afzien. Bij overname zijn de kosten van de deskundige voor de helft voor rekening van de vennootschap (te weten: [verweerder 2] ) en indien wordt afgezien van overname door de overige aandeelhouder (in dit geval: [verweerder 4] ) zijn de kosten zelfs geheel voor rekening van de vennootschap. Een en ander brengt met zich mee dat een langdurig en kostbaar traject opgestart zou moeten worden, met hoe dan ook de nodige kosten voor een vennootschap die kennelijk al over beperkte activa beschikt, waarbij de slotsom zou kunnen zijn dat na het maken van de nodige kosten alsnog geen verkoop van de aandelen tot stand komt. De rechtbank betrekt daarbij dat [verweerder 4] zijn ene aandeel – zoals hiervoor overwogen – slechts heeft verkregen om enige zekerheid te verkrijgen voor een vordering die hij kennelijk op [verweerder 1] heeft. Enig ander belang van [verweerder 4] bij naleving van de blokkeringsregeling is niet gegeven. [verweerder 4] ontplooit kennelijk niet tezamen met [verweerder 1] activiteiten binnen de vennootschap, maar wenst enkel een vorm van zekerheid uit zijn aandeelhoudersschap te verkrijgen. Dat is een belang, maar niet een belang dat door terzijdestelling van de blokkeringsregeling onevenredig wordt geschaad. [verweerder 4] kan immers alsnog een (onderhands) bod uitbrengen op de aandelen en zo zelf – indien hij dat wenst – zeggenschap over de vennootschap verkrijgen. Het belang van FIZ om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen brengt met zich mee dat de blokkeringsregeling buiten toepassing dient te worden gelaten. De rechtbank zal op grond van het voorgaande het beroep op het bepaalde in artikel 2:195 lid 7 BW toewijzen.
3.5.7.
Aan (beantwoording van) de vraag of toepassing van de blokkeringsregeling overdracht onmogelijk maakt (als bedoeld in artikel 474g lid 4 Rv) wordt, gelet op het voorgaande, niet meer toegekomen.
3.5.8.
De rechtbank kan op grond van artikel 474g lid 3 Rv naar bevind van zaken en zodanig dat de beste opbrengst wordt verkregen vaststellen hoe de verkoop dient te geschieden. In ieder geval omvat dit de bevoegdheid te bepalen dat de verkoop onderhands kan plaatsvinden (
MvT, Kamerstukken II 1970/71, 11288, 3, p. 7). Om aan het hiervoor weergegeven belang van [verweerder 4] tegemoet te komen zal de rechtbank bepalen dat aan [verweerder 4] een termijn van twee maanden na de datum van deze beschikking wordt gegund om de aandelen middels een onderhands bod te kunnen verwerven. De acceptatie dan wel afwijzing van een eventueel door [verweerder 4] te doen bod staat ter vrije beoordeling van de deurwaarder. Indien [verweerder 4] binnen deze termijn van twee maanden na de datum van deze beschikking geen althans geen door de deurwaarder geaccepteerd bod heeft uitgebracht, mogen de aandelen openbaar worden verkocht (of onderhands aan een ander dan [verweerder 4] ).
3.6.
FIZ heeft in haar verzoekschrift vele suggesties gedaan omtrent de verkoopwijze. Ook de deurwaarder heeft ter mondelinge behandeling nog enkele suggesties gedaan.
De rechtbank overweegt dat de deurwaarder handelt in opdracht van de executant, maar in deze treedt zij ook op als door de wet gemachtigde vertegenwoordiger van de beslagen aandeelhouder. Waar de wet of statuten medewerking van de geëxecuteerde vereisen, kan de deurwaarder die in zijn plaats verlenen (artikel 474g lid 4 Rv). Zij neemt dus als het ware voor een stukje de rol van de aandeelhouder over en wordt ook uit dien hoofde gemachtigd om bij de verkoop en levering namens de aandeelhouder verder noodzakelijke handelingen te verrichten. Waar [verweerder 1] dus uit hoofde van deze beschikking verplicht is om medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de aandelen aan een derde, kan de deurwaarder de daartoe vereiste medewerking in plaats van [verweerder 1] verlenen. Ook kan de deurwaarder voorwaarden en procedureregels stellen om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om uitgebreide bepalingen op te nemen omtrent de wijze van verkoop en zal dat zoveel mogelijk aan de deurwaarder overlaten. Voor zover [verweerder 1] niet meewerkt kan de deurwaarder in zijn plaats medewerking verlenen, zodat de rechtbank af zal zien van het opleggen van een dwangsom met betrekking tot het verlenen van medewerking door [verweerder 1] .
3.7.
Het verzoek wordt toegewezen als hierna onder de beslissing vermeld.
3.8.
[verweerder 1] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van FIZ begroot op € 667,00 aan griffierecht en € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt x tarief € 563,00).
3.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
3.10.
De wettelijke rente over de proceskosten en nakosten wordt toegewezen als onder de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen kan worden overgegaan, in dier voege dat verkoop en overdracht dient te geschieden binnen een jaar na het wijzen van deze beschikking, met dien verstande dat deze termijn op een gemotiveerd schriftelijk verzoek van FIZ kan worden verlengd;
4.2.
verstaat dat aan de statutaire blokkeringsregeling geen toepassing behoeft te worden gegeven;
4.3.
bepaalt dat aan [verweerder 4] een termijn wordt gegeven van twee maanden, ingaande per datum van deze beschikking (derhalve tot uiterlijk 28 februari 2022), om een onderhands bod uit te brengen op de aandelen, waarvan de acceptatie of afwijzing ter vrije beoordeling staat van de deurwaarder, en bepaalt dat na afloop van deze termijn de aandelen openbaar mogen worden verkocht (of onderhands aan een ander dan [verweerder 4] );
4.4.
belast gerechtsdeurwaarder M. Knobbe, gerechtsdeurwaarder te Weert, – met het recht van vervanging van een vervangende (toegevoegd-)deurwaarder – met de executie en met de in de wet aan de deurwaarder opgedragen taken;
4.5.
bepaalt dat de deurwaarder nadere voorwaarden en proceduregels met betrekking tot de verkoop kan vaststellen teneinde een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren;
4.6.
bepaalt dat [verweerder 1] zijn medewerking dient te verlenen aan de verkoop en levering van de aandelen;
4.7.
bepaalt dat [verweerder 1] op eerste verzoek van de deurwaarder aan deze alle naar het oordeel van de deurwaarder voor de verkoop van de aandelen relevante gegevens ter beschikking dient te stellen binnen twee weken na een gedaan verzoek daartoe;
4.8.
veroordeelt [verweerder 1] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van FIZ begroot op € 1.230,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
4.9.
veroordeelt [verweerder 1] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [verweerder 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze beschikking heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de veertiende dag na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
4.10.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.11.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Krens en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: PB