ECLI:NL:RBLIM:2021:9953

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
C/03/298999 / BZ RK 21/2555
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor zwangere vrouw met verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 december 2021 een zorgmachtiging verleend voor een vrouw die verslaafd is aan verschillende middelen en ongeveer 30 weken zwanger is. De officier van justitie had verzocht om deze machtiging voor de duur van zes maanden, ter bescherming van zowel de moeder als het ongeboren kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van opiaatafhankelijkheid en misbruik van andere middelen, en dat er een aanzienlijk risico bestaat op ernstig nadeel voor haar en haar ongeboren kind. De rechtbank heeft de medische verklaring van de psychiater, die de vrouw niet persoonlijk had onderzocht, als voldoende beoordeeld, omdat er voldoende informatie was verzameld over haar toestand. De rechtbank heeft ook overwogen dat vrijwillige zorg niet effectief was gebleken en dat verplichte zorg noodzakelijk was om de veiligheid van de vrouw en haar kind te waarborgen. De zorgmachtiging houdt in dat de vrouw onder andere medicatie kan krijgen, medische controles ondergaat en dat haar bewegingsvrijheid kan worden beperkt. De machtiging is verleend tot en met 3 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/298999 / BZ RK 21/2555
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
10 december 2021van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] ,
wonend te [woonplaats] ,
verblijvende te [plaats] , op het adres van partner,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. R. Besemer, kantoorhoudend te Landgraaf.

1.Procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift is ontvangen ter griffie van deze rechtbank op
23 november 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater [naam psychiater] , d.d. 19 november 2021;
  • het zorgplan d.d. 12 november 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 23 november 2021;
  • een uittreksel uit het curatele- en bewindregister;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
Vanwege het Coronavirus (COVID-19) en de beperkte mogelijkheden om tijdens een fysieke zitting ter plaatse afstand te houden behandelt de rechtbank urgente zaken zoals deze zaak door middel van telehoren. Dat wil zeggen dat betrokkene, de advocaat en de andere procesdeelnemers via een video/telefoonverbinding worden gehoord, om besmettingsrisico tegen te gaan. Door of namens betrokkene is hiertegen geen bezwaar gemaakt.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
3 december 2021 door middel van telehoren. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
  • betrokkene;
  • mr. R. Besemer, advocaat van betrokkene;
  • [naam verpleegkundig specialist] , verpleegkundig specialist/regiebehandelaar;
  • [naam maatschappelijk werkster] , maatschappelijk werkster Odigos;
  • [naam partner] , partner van betrokkene.
1.4.
De officier van justitie is niet gehoord.

2.Beoordeling

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden.
2.2.
Op grond van artikel 5:17 Wvggz in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 6:4 Wvggz verleent de rechter een zorgmachtiging indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4 Wvggz, onderdelen b tot en met e. De rechter neemt hierbij de algemene uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz in acht.
2.3.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting primair gepleit voor afwijzing van het verzoek, omdat de medische verklaring niet deugdelijk tot stand is gekomen. De advocaat stelt daartoe dat de psychiater voorafgaand aan het opstellen van de medische verklaring betrokkene niet heeft onderzocht en er dus geen onafhankelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Uit de stukken blijkt voorts niet duidelijk welke inspanning de psychiater heeft verricht om tot een afspraak te komen met betrokkene. Het enkel vermelden van het feit dat betrokkene, na aankondiging, geen behoefte zou hebben aan een bezoek door de psychiater en het feit dat betrokkene niet heeft gereageerd op herhaaldelijk bellen door de psychiater, acht de advocaat onvoldoende om op grond van de onderliggende medische verklaring het verzoek toe te wijzen.
Subsidiair heeft de advocaat verzocht om in het belang van het ongeboren kind bij toewijzing van het verzoek alsnog een onderzoek te laten plaatsvinden door de psychiater. Meer subsidiair heeft de advocaat verzocht om toewijzing van de zorgmachtiging voor een hele korte periode, onder aanhouding van de resterende termijn.
2.4.
De rechtbank passeert het verweer van de advocaat ten aanzien van de totstandkoming van de medische verklaring en overweegt hiertoe als volgt.
2.4.1.
Wanneer de psychiater die een medische verklaring over betrokkene heeft opgesteld, dat heeft gedaan zonder betrokkene persoonlijk te hebben onderzocht, dient de psychiater uit te leggen waarom hij dat niet heeft gedaan en op welke gronden hij mede aan de hand van verkregen informatie niettemin tot de slotsom is gekomen dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de zin van de Wvggz en dat een geval in de zin van deze wet zich voordoet. Het is daarna aan de rechtbank om na te gaan of de psychiater datgene heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verwacht om het door de wet vereiste onderzoek te doen plaatsvinden. Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of ondanks de aan de verklaring klevende beperking voldoende is komen vast te staan dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en dat een geval als bedoeld in de Wvggz zich voordoet.
2.4.2.
In de medische verklaring heeft de psychiater uiteengezet waarom zij, ondanks dat zij betrokkene niet persoonlijk heeft onderzocht, een medische verklaring heeft opgesteld. Bij aankondiging van de komst van de psychiater maakte betrokkene kenbaar daar geen behoefte aan te hebben en op herhaaldelijk bellen reageerde betrokkene niet. Behandelaren die betrokkene meermaals hebben bezocht op haar verblijfsadres bij haar partner hebben ingeschat dat haar bezoeken in bijzijn van haar partner, die bekend is met agressieproblemen, te onveilig is. Omdat er een groot risico op ernstig gevaar voor moeder en ongeboren kind bestaat, acht de psychiater de ondersteuning van de aanvraag voor een zorgmachtiging met de geneeskundige verklaring te rechtvaardigen.
Uit de verslaglegging van de psychiater leidt de rechtbank af dat de komst van de psychiater aan betrokkene bekend is gemaakt maar dat betrokkene dat contact niet wilde, wat ter zitting is bevestigd. Vervolgens heeft de psychiater meerdere keren zonder succes geprobeerd in contact met haar te komen. Betrokkene heeft ter zitting verklaard verder niks van de psychiater te hebben gehoord. Dat laatste is logisch, als er geen contact tot stand komt. Dat de toelichting van de psychiater vaag en onduidelijk is, is een stelling die de rechtbank niet onderschrijft. Dat de psychiater niet ook nog naar betrokkenes verblijfadres is gegaan, is gelet op de genoemde veiligheidsrisico’s, in dit geval begrijpelijk. Anders dan betrokkene, komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat, ondanks dat betrokkene niet persoonlijk door de psychiater is onderzocht, gesteld kan worden dat de medische verklaring genoegzaam aan de wettelijke maatstaven voldoet.
2.4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en dat zich een geval voordoet als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
2.5.
Als niet door betrokkene betwist staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van opiaatafhankelijkheid en misbruik van cocaïne, benzodiazepines en cannabis. Tevens is er sprake van een licht verstandelijke beperking. De beschrijving van de psychische stoornis staat in het zorgplan en is door de psychiater en de geneesheer-directeur onderschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij betrokkene sprake van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz gelet op haar verslaving in combinatie met haar LVB-problematiek. Dat beïnvloedt het denken, voelen en handelen van betrokkene zo ingrijpend dat het daardoor veroorzaakte nadeel niet aan haar kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden overwegend beheerst.
2.6.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander.
2.7.
Uit de stukken is gebleken dat betrokkene zwanger is en daarnaast fors verslaafd is aan middelen, hetgeen zorgt voor ernstig nadeel voor betrokkene en/of het ongeboren kind. Behandeling met methadon is aangewezen als alternatief voor het ongeboren kind om schadelijk middelengebruik en ontrekkingsverschijnselen op te vangen. Ook zijn medische controles, waaronder lichamelijk onderzoek, labcontroles, en ECG noodzakelijk vanwege haar middelengebruik en zwangerschap, ook in het kader van de substitutie-behandeling met methadon. Verder dient betrokkene – op wekelijkse basis – individuele behandelcontacten met behandelaren na te komen. Deze contacten kunnen ook worden ingezet ten behoeve van psycho-educatie om het ziektebesef en -inzicht te vergroten. Daarnaast is het van belang dat betrokkene afspraken met een gynaecoloog nakomt en eventuele behandelingen hieromtrent accepteert. Dit ter opvolging en monitoring van het ongeboren kind om de zwangerschap zo veilig als mogelijk te laten verlopen.
Betrokkene is ambivalent gebleken ten aanzien van al deze zorg, waardoor de zorg binnen een verplicht kader dient te worden vormgegeven.
Betrokkene verblijft momenteel nog thuis. Een opname is echter – gezien het ernstig actueel toestandsbeeld, verzet en gevaar voor het ongeboren kind – noodzakelijk om betrokkene veilig een detox te laten ondergaan, duurzame abstinentie te bereiken én behouden tot aan de geboorte van haar kind, toe te zien op medicatie-inname en voornoemd ernstig nadeel af te wenden. Tot nu toe is gebleken dat vrijwillige zorg in de ambulante setting onvoldoende leidt tot abstinentie van middelen.
2.8.
Ter zitting heeft de verpleegkundig specialist aangegeven dat betrokkene sinds september 2021 dagelijks thuis methadon krijgt gebracht. De methadon is een vervangend middel voor heroïne en wordt door betrokkene onder toezicht ingenomen. Voor de andere middelen die betrokkene gebruikt, is een detox noodzakelijk, omdat deze middelen niet kunnen worden vervangen door methadon. Dat betrokkene nog steeds middelen gebruikt, is gebleken uit de urinecontroles. De urinecontroles vinden plaats tijdens een afspraak op de poli. Nu betrokkene deze afspraken niet nakomt, is het voor de behandelaren lastig om in beeld te krijgen welke middelen zij nog gebruikt. De verpleegkundig specialist heeft verder aangegeven dat er onderzoek is gedaan naar de reden dat betrokkene haar behandelafspraken niet nakomt. Betrokkene geeft dan aan dat ze niet weg wil bij haar partner en dat zij en haar partner van mening zijn dat enkel methadonbehandeling afdoende moet zijn. Echter, in het belang van het ongeboren kind is het noodzakelijk dat er een klinische opname plaatsvindt. Het zou volgens de verpleegkundig specialist mooi zijn als de methadon kon worden afgebouwd. Gelet op de reeds vergevorderde zwangerschap (30 weken) van betrokkene, is er nog slechts een tijdspanne van vier weken om de methadon af te bouwen. Het ongeboren kind zal in de buik last hebben van de afbouw van methadon en/of het gebruik van andere middelen, hetgeen grote risico’s met zich meebrengt (cardiale problemen, placentaloslating, vroeggeboorte). Hoe verder de zwangerschap vordert, hoe groter de nadelige effecten zullen zijn van de middelen die betrokkene gebruikt.
2.9.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig
.
2.10.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Betrokkene heeft sinds de aanvang van de behandeling de noodzakelijk geboden zorg geweigerd. Ze neemt weliswaar methadon, maar blijft daarnaast drugs gebruiken, is onvoldoende in staat om mee te werken aan het behandelprogramma en lijkt onvoldoende inzicht te hebben in wat de nadelige gevolgen hiervan zijn voor haar en haar ongeboren kind. Om die reden is verplichte zorg nodig als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz.
2.11.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.12.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Daarbij weegt de rechtbank mee dat, blijkens het zorgplan, vanuit diverse disciplines hulp-verleners betrokken zijn bij betrokkene, onder andere een psychiater, een verslavingsarts en een gynaecoloog alsmede een spv’er, het verpleegkundig team methadonverstrekking, het Veiligheidshuis en maatschappelijk werk. Die inzet heeft echter niet het beoogde resultaat gehad.
2.13.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.14.
Ter zitting heeft betrokkene aangegeven dat zij zelf hulp heeft gezocht en dat ze samen met haar partner wil afkicken. Ze wil niet opgenomen worden om een detoxbehandeling te ondergaan zonder dat haar partner ook wordt opgenomen om af te kicken. Verder heeft betrokkene aangegeven dat ze al drie weken ziek is en waarschijnlijk griep of Corona heeft. Haar partner heeft dezelfde klachten. Ze hebben zich echter nog niet laten testen op COVID-19, omdat het vanwege drukte bij de GGD nog niet gelukt is om een testafspraak te maken. Betrokkene heeft aangegeven dat ze in de drie weken die ze al ziek is haar behandelafspraken bij Mondriaan niet kon nakomen en in die periode geen middelen meer heeft gebruikt, behalve de methadon. Wel is zij naar alle afspraken bij de vroedvrouw geweest, omdat ze in het belang van het ongeboren kind onder controle wil blijven. Betrokkene zegt dat ze de kracht heeft om alles zelf te doen en geen vertrouwen te hebben in Mondriaan.
2.15.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en de ter zitting verkregen informatie duidelijk blijkt dat er sprake is van een ernstige verslavingsproblematiek die tot zeer ernstig nadeel kan leiden voor betrokkene zelf en haar ongeboren kind. Betrokkene is niet in staat om in een vrijwillig kader te komen tot afbouw en abstinentie van middelen ter voorkoming van dat nadeel. Zij zegt wel dat ze de afgelopen drie weken niet heeft gebruikt, maar of dat inderdaad zo is blijkt nergens uit. In dat verband bevreemdt het de rechtbank dat betrokkene ondanks haar ziek-zijn wél haar afspraken bij de vroedvrouw nakomt, maar niet haar afspraken op de poli bij Mondriaan, waardoor er in de afgelopen drie weken geen urinecontroles hebben plaatsgevonden en er dus niet kan worden beoordeeld of betrokkene nog middelen heeft gebruikt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in het belang van betrokkene en zeker in het belang van het ongeboren kind een opname noodzakelijk is, zodat betrokkene veilig een detoxbehandeling kan ondergaan, een duurzame abstinentie van middelen kan worden bereikt en behouden tot aan de geboorte van het kind en toegezien kan worden op de inname van medicatie.
2.16.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden en geldt aldus tot en met 3 juni 2022.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het opnemen in een accommodatie;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de duur van zes maanden tot en met uiterlijk 3 juni 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. M.T.A.C. Russel, rechters, in tegenwoordigheid van R.M.A. Ubags, griffier, en uitgesproken op 10 december 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.