ECLI:NL:RBLIM:2021:9946

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
C/03/294774 / HA ZA 21-387
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex art. 843a Rv betreffende inzage in documenten en schadevergoeding na brand van rijksmonument

Op 22 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een civiele zaak met zaaknummer C/03/294774 / HA ZA 21-387. De zaak betreft een incident op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin eiseres in de hoofdzaak, tevens verweerster in het incident, vorderde om inzage in bepaalde documenten van de gedaagden in de hoofdzaak, die ook eisers in het incident zijn. De eiseres had een opdracht gegeven aan een maatschap om een rijksmonument te taxeren voor een opstalverzekering. Na een brand op 18 september 2018 bleek de taxatie te laag te zijn, wat leidde tot een geschil over de schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van eiseres om inzage in documenten toegewezen, maar houdt verdere beslissingen aan, zodat de gedaagden de gelegenheid hebben om hun standpunt in te nemen. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan de vorderende partij is om voldoende onderbouwd te stellen en te bewijzen dat er documenten zijn achtergehouden. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank de partijen in staat stelt om hun verhinderdata op te geven voor een mondelinge behandeling in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/294774 / HA ZA 21-387
Vonnis in het incident ex art. 843a Rv van 22 december 2021
in de zaak van
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident],
gevestigd te [vestigingsplaats] , [gemeente] ,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
advocaat mr. M.H.J.M. Stassen,
tegen:

1.[gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] ,

2.
[gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. O.B. Zwijnenberg,
gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 14 producties;
  • de incidentele vordering ex art. 843a Rv met twee producties;
  • de antwoordconclusie in incidentele vordering ex art. 843a Rv met de producties 15 tot en met 21.
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.Waarvan bij de beoordeling van het incident wordt uitgegaan

2.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de incidentele vordering uit van het volgende.
Eiseres vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat:
1. voor recht verklaart dat de [naam maatschap] jegens [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] toerekenbaar tekort is geschoten en deswege jegens [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] schadeplichtig is geworden;
2. de [naam maatschap] , alsmede haar maten, gedaagde sub 2 en gedaagde sub 3 hoofdelijk, des dat de één betalend, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] , zulks tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen, primair € 371.503,12, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ad € 4.632,51, subsidiair tot betaling van € 308.611,69, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten groot € 4.318,05, nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2018, subsidiair vanaf 20 januari 2020, meer subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding (16 juli 2020) tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] , vermeerderd met eventuele nakosten.
Eiseres legt hieraan ten grondslag, voor zover hier van belang, dat zij aan de inmiddels ontbonden [naam maatschap] , met als maten [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] , een opdracht heeft gegeven om het kerkje met trafohuisje aan de [adres] te [plaats] (hierna: kerkje met trafo; een rijksmonument) te taxeren op basis van herbouwwaarde. De taxatie zou dienen voor een opstalverzekering. De maatschap heeft het kerkje met trafo op € 533.000,- gewaardeerd. Dit blijkt te laag te zijn, zo bleek nadat het kerkje met trafo op 18 september 2018 door brand is vernield. De kosten voor herbouw zijn namelijk (veel) hoger dan de door de maatschap getaxeerde waarde en wel in elk geval € 685.934,16. Na de brand heeft [naam makelaardij] een herbouwtaxatiewaardering uitgevoerd die uitkomt op € 1.155.000,-.

3.De incidentele vordering

3.1.1
Eisers in het incident (hierna [naam maatschap] ) vorderen de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
( i) [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] veroordeelt binnen twee weken na het vonnis in incident, te verstrekken aan [naam maatschap] :
(i) alle (volledige) polissen/polisbladen - inclusief de daarop van toepassing verklaarde clausules en/of voorwaarden - die door de betrokken verzekeraar zijn afgegeven vanaf 1 januari 2015 tot en met de dag van de brand, daaronder een volledig exemplaar van de polis (en alle daarop van toepassing verklaarde clausules) die als productie 2 in het geding is gebracht;
(ii) alle correspondentie die [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] dan wel haar tussenpersoon met de betrokken verzekeraar en/of de inschakelde expert heeft gehad over de afwikkeling van de schade, meer in het bijzonder correspondentie waaruit blijkt hoe het bedrag van € 200.000,00 is opgebouwd dan wel de correspondentie waar de verzekeraar en/of de expert het voorstel heeft gedaan, alsmede de correspondentie ten aanzien van de ondertekening van akkoordverklaring (zie productie 9 bij dagvaarding);
(iii) het rapport van [naam bedrijf] waarvan in het expertiserapport melding wordt gemaakt; en
(iv) alle facturen met betrekking (zoals ‘betrekging’ wordt gelezen) tot het gestelde herstel van de kerk en in dat kader verstrekte vergunningen en/of ingediende vergunningaanvragen.
(ii) het gevorderde (zoals ‘gevorde’ wordt gelezen) toe te wijzen op straffe van een onmiddellijk (zoals ‘onmiddelijk’ wordt gelezen) opeisbare, door [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] verschuldigde, dwangsom van € 500,-- voor iedere keer dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] niet (volledig) voldoet aan één of meer tegen haar uitgesproken veroordelingen
(iii) ten laste van [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] (zoals ‘ [naam] ’ wordt gelezen) die voorziening te treffen ex art. 843a Rv die de rechtbank in goede justitie gerade acht.
3.1.2
[naam maatschap] leggen hieraan ten grondslag dat eiseres in de hoofdzaak bij dagvaarding als productie 2 slechts 1 pagina van het vier pagina tellende polisblad uit 2015 heeft overgelegd en niet de toepasselijke clausules heeft overgelegd. Zij houden het verder voor mogelijk dat er latere polisbladen zijn omdat de polis een jaarlijkse vervaldatum vermeldt. Verder is van belang welk standpunt wordt ingenomen door de verzekeraar en/of de expert omtrent de dekking, zodat de betreffende correspondentie moet worden overgelegd. Verder moet het brandrapport van [naam bedrijf] worden overgelegd zodat in elk geval kan worden bezien welk standpunt de verzekeraar heeft ingenomen ter zake de vraag of zich een verzekerd evenement heeft voorgedaan. Tenslotte, zo stellen [naam maatschap] , hebben zij belang bij inzage in de bescheiden betrekking hebbende op het herstel van de kerk en de daarvoor gedane vergunningsaanvragen en de verstrekte vergunningen. In dit verband merken zij nog op dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] de kerk heeft verkocht.
3.2
[eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt voorop dat haar twee dga’s kort voor de brand zijn overleden. Hun aandelen behoren tot de nalatenschap die (thans) door de boedelgevolmachtigde en/of erfgenamen wordt afgewikkeld/vereffend.
Zij heeft geen bezwaar tegen inzage door [naam maatschap] van de onder (i) als sub (i) gevorderde bescheiden en heeft wat zij ter zake bezit, de volledige polis met polisvoorwaarden, overgelegd als producties 15/16. Tussenliggende polissen zijn haar onbekend. De overige onder (i) als sub (i) gevorderde bescheiden kan zij niet terugvinden, maar zij heeft geen bezwaar tegen inzage daarvan, te geven door de verzekeringsmaatschappij. Er bestaat geen garantie tegen onderverzekering.
De onder (i) als sub (ii) bedoelde bescheiden zijn overgelegd als productie 19. [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] merkt op dat daarmee aan dat deel van het gevorderde is voldaan.
Ter zake het onder (i) als sub (iii) gevorderde heeft [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] bij haar antwoordconclusie overgelegd als productie 20 een 46 pagina’s tellend rapport van [naam bedrijf] van 6 december 2018 en merkt daarbij op dat daarmee aan dat deel van het gevorderde is voldaan.
Ter zake het onder (i) als sub (iv) gevorderde merkt [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] op dat zij niet over de in die vordering genoemde bescheiden beschikt. Zij heeft het zwaar beschadigde kerkje met trafo verkocht op 15 mei 2019 (pagina 3, productie 21) en geleverd op 30 december 2019 (pag. 1, productie 21) voor € 100,- (pag. 5, productie 21). Kerkje en trafo zijn in beschadigde toestand verkocht en [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft niet te doen gehad met de herbouw.

4.De beoordeling in het incident

4.1
De rechtbank heeft op dit moment geen redenen om te twijfelen aan hetgeen [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft aangevoerd omtrent het onder (i) als sub (i) gevorderde. Voor zover [gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident] daar wel aan twijfelen, kunnen zij allereerst met [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] een gezamenlijke brief aan de verzekeraar sturen met het verzoek om de betreffende informatie. De rechtbank begrijpt dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] haar medewerking daaraan wil geven. Het is aan [naam maatschap] als inzage vorderende partij om de daarvoor benodigde stappen te zetten. Indien een en ander niet voor de mondelinge behandeling in de hoofdzaak naar bevrediging is afgerond, kunnen [naam maatschap] dit tijdens die mondelinge behandeling aan de orde stellen. Voor de volledigheid wijst de rechtbank erop dat het aan [naam maatschap] is om, als het zover komt, voldoende onderbouwd te stellen en zo nodig te bewijzen dat er ten onrechte bescheiden zijn achtergehouden (zie HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244).
4.2
De rechtbank heeft evenmin redenen om te betwijfelen dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] met productie 19 niet alle in haar bezit zijnde correspondentie heeft overgelegd. Daarmee heeft ook ter zake het onder (i) als sub (ii) gevorderde te gelden dat indien [naam maatschap] van mening zijn dat niet alle correspondentie is overgelegd, zij dit bij de mondelinge behandeling in de hoofdzaak aan de orde kunnen stellen. Ook wat dit deel van de vordering betreft heeft te gelden dat het aan [naam maatschap] is om, als het zover komt, voldoende onderbouwd te stellen en te bewijzen dat er ten onrechte bescheiden zijn achtergehouden.
4.3
De rechtbank houdt het ervoor dat het onder (i) als sub (iii) gevorderde rapport door [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] bij haar antwoordconclusie is overgelegd als productie 20. Verder heeft ook hier te gelden hetgeen hiervoor onder 4.2 is geoordeeld.
4.4
Ter zake het onder (i) als sub (iv) gevorderde staat op dit moment, gelet op pagina’s 3, 1 en 5 van productie 21, voldoende vast dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] het zwaar beschadigde kerkje met trafo heeft overgedragen voor € 100,-. Hieruit wordt vooralsnog de conclusie getrokken dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] niet beschikt over de onder sub (iv) gevorderde bescheiden, waarbij wordt meegewogen de betrekkelijk korte tijd tussen de brand op 18 september 2018 en de verkoopdatum van 15 mei 2019. Ook hier heeft te gelden dat als [naam maatschap] dit oordeel niet delen, zij dit bij de mondelinge behandeling in de hoofdzaak aan de orde kunnen stellen en, als het zover komt, voldoende onderbouwd moeten stellen en zo nodig, te bewijzen dat er ten onrechte bescheiden zijn achtergehouden.
4.5
Al met al is de op dit moment te trekken conclusie dat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] al het gevorderde voor zover in haar bezit, ter inzage heeft verstrekt. Een eindoordeel omtrent dit incident zal echter worden aangehouden, nu [naam maatschap] de gelegenheid heeft om een en anders zoals hiervoor is bepaald, nader aan de orde te stellen. Elke andere beslissing zal dan ook worden aangehouden.
In de hoofdzaak
4.6
In de hoofdzaak wordt in het petitum onder meer gevorderd om voor recht te verklaren dat de [naam maatschap] toerekenbaar te kort is geschoten en wordt gevorderd de maatschap en gedaagden 2 en 3 te veroordelen tot betaling van een bedrag. In de dagvaarding die bij de rechtbank is ingediend, zijn echter alleen gedagvaard de twee gedaagden genoemd in de kop van dit vonnis en is geen melding gemaakt van enige maatschap. Eiseres dient een en ander bij de hierna genoemde te nemen akte uit te leggen.
4.7
Gedaagden worden in staat gesteld om zes weken nadat eiseres de hiervoor genoemde akte heeft genomen, een conclusie van antwoord te nemen. Alle partijen dienen op die dag hun verhinderdata op te geven voor een mondelinge behandeling over de periode 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022.
4.8
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
In het incident
5.1
houdt iedere verdere beslissing aan.
in de hoofdzaak
5.2
verwijst de zaak naar de rol van
5 januari 2022voor akte uitlating zijdens [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] waarin zij moet verduidelijken waarom zij in het petitum van haar dagvaarding een verklaring voor recht vraagt ten opzicht van onder andere “ [naam maatschap] ” en een veroordeling van deze maatschap zonder dat blijkt van dagvaarding van die maatschap;
5.3
stelt gedaagden in staat om zes weken nadat [eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident] de hiervoor genoemde akte heeft genomen, een conclusie van antwoord te nemen en bepaalt dat alle partijen op die dg opgave moeten doen van hun verhinderdata voor de bij deze gelaste mondelinge behandeling zijdens partijen en hun raadslieden vanaf 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022 voor de bij deze gelaste mondelinge behandeling;
5.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021.