Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
EVL BETONBOUW-OSS B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties 1-5,
- de conclusie van antwoord, met producties 1-19,
- de rolbeslissing van 26 mei 2021, waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
- de brief van de curator van 29 september 2021, met producties 6-7,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 14 oktober 2021,
- de brief van mr. Einig van 20 oktober 2021, houdende een opmerking naar aanleiding van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
2.De feiten
2.2. De overeenkomsten hadden betrekking op door EVL ten behoeve van Bruls te verrichten werkzaamheden in het kader van een drietal bouwprojecten, in Amsterdam, Lent en Beek en Donk.
3.Het geschil
Het gevorderde bedrag bestaat uit € 29.841,97 aan hoofdsom en € 1.147,36 aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.De beoordeling
Bruls heeft als (zelfstandig) verweer gevoerd dat EVL, door de wijze waarop zij (onder meer) de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht, Bruls schade heeft toegebracht tot een totaalbedrag dat het bedrag van de openstaande facturen ruimschoots overtreft. Bruls heeft in aansluiting hierop gesteld dat zij zich beroept op verrekening van haar schadevergoedingsvordering met de vordering van de curator en dat zij daarom thans niets meer verschuldigd is aan EVL, zodat de vordering van EVL dient te worden afgewezen.
Onder verwijzing hiernaar heeft Bruls gesteld: (1) wat zij als aannemer van EVL als onderaannemer mocht verwachten, (2) dat EVL op verschillende momenten en in verschillende opzichten - en in het kader van alle drie de bouwprojecten - niet aan deze verwachtingen heeft voldaan en daardoor is tekortgeschoten, (3) dat zij EVL op verschillende momenten vanaf mei 2019 - ter zake alle drie de bouwprojecten - heeft aangemaand om alsnog (deugdelijk) te presteren, waarna EVL niet aan deze aanmaningen heeft voldaan, (4) dat zij EVL in september 2019 - opnieuw ter zake alle drie de bouwprojecten - in gebreke heeft gesteld en heeft gesommeerd om alsnog deugdelijk te presteren, waarna EVL niet aan deze sommaties heeft voldaan, zodat (5) zij de drie overeenkomsten met EVL op 17 oktober 2019 partieel - namelijk voor zover nog niet nagekomen - heeft ontbonden.
Voorts heeft Bruls op basis van de genoemde producties (en van correspondentie tussen haar en haar opdrachtgevers) gesteld inzake de door EVL aan haar toegebrachte schade. Deze schade wordt door Bruls gesteld op € 40.256,70 (inclusief btw) inzake het bouwproject in Amsterdam, € 15.730,- (inclusief btw) inzake het bouwproject in Beek en Donk en € 12.402,50 (inclusief btw) inzake het bouwproject in Lent.
De rechtbank overweegt in verband hiermee dat de curator in de dagvaarding al is ingegaan op het - door hem kennelijk verwachte - beroep op verrekening door Bruls, maar dat hij op dat moment duidelijk werd gehinderd door een gebrek aan schriftelijke bescheiden inzake de drie bouwprojecten.
In de conclusie van antwoord heeft Bruls haar beroep op verrekening vervolgens echter uitgebreid onderbouwd, op de wijze zoals hiervoor geschetst. Deze stellingen hadden voor de curator aanleiding kunnen - en moeten - zijn om tijdens de mondelinge behandeling alsnog deugdelijk verweer te voeren tegen Bruls’ beroep op verrekening.
Dat is niet gebeurd. De curator heeft erkend dat het bepaalde in artikel 53 van de Faillissementswet niet in de weg staat aan het beroep op verrekening. Voor het overige heeft de curator volstaan met een summiere weerspreking in algemene termen, zoals met uitlatingen als
‘Daarvan is geen chocolade te maken’,
‘Opgelost, nooit meer iets van gehoord’,
‘(dat) het steeds om kleine stukjes informatie (gaat)’en
‘(dat) het grote geheel ontbreekt’. Daarmee heeft de curator de gegrondheid van het beroep op verrekening door Bruls onvoldoende weersproken.
12 september 2019 op 26 september 2019 in verzuim is geraakt, zodat EVL daarna niet meer in verzuim kon raken (waardoor van een verrekenbare schadevergoedingsvordering van Bruls op EVL geen sprake kan zijn), treft geen doel. Uit de - als zodanig onvoldoende weersproken - stellingen van Bruls volgt afdoende: (1) dat EVL vanaf mei 2019 is tekortgeschoten jegens Bruls (waarbij EVL de door Bruls geconstateerde tekortkomingen ten dele uitdrukkelijk heeft erkend), (2) dat door deze tekortkomingen schade bij Bruls is ontstaan, (3) dat EVL vervolgens is aangemaand om de overeenkomsten alsnog (deugdelijk) na te komen, (4) dat EVL aan deze aanmaningen geen gevolg heeft gegeven en (5) dat pas daarna, in september 2019, facturen van EVL onbetaald zijn gebleven. Uit dit een en ander volgt dat EVL al vóór 26 september 2019 is tekortgeschoten en dientengevolge zelf in verzuim is geraakt.
1.442,00(2 punten × tarief III, € 721,00)
5.De beslissing
6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van de volledige betaling;