Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 augustus 2021,
- de akte van [eiser] tevens houdende een wijziging van eis,
- de antwoordakte van [gedaagde] ,
- de akte van [eiser] .
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 december 2021 een eindvonnis uitgesproken na een tussenvonnis van 4 augustus 2021. De rechtbank heeft zich niet teruggetrokken van eerdere bindende eindbeslissingen en heeft de schadevergoedingsvordering van eiser beoordeeld. Deze vordering betreft de gemeentelijke en waterschapsbelastingen die verband houden met vier panden die in gemeenschappelijke eigendom zijn. Eiser heeft een schadevergoeding van € 22.925,81 gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente, voor de heffingen die hij heeft betaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verjaringsverweer van gedaagde niet slaagt, evenals het beroep op rechtsverwerking en schuldeisersverzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde een bedrag van € 20.090,15 aan eiser moet vergoeden, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de dagtekening van het vonnis. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 4.690,00. De rechtbank heeft de vordering van eiser tot schadevergoeding toegewezen, maar niet de gevorderde wettelijke rente over de termijnbedragen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat gedaagde in verzuim was.