ECLI:NL:RBLIM:2021:9866

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
9510242 AZ VERZ 21-112
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoekende partij, een besloten vennootschap, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die sinds 28 juni 2021 ziek was gemeld maar gedurende deze periode niet heeft gereageerd op oproepen van de werkgever, de bedrijfsarts en het UWV. De werknemer heeft geen enkele medewerking verleend aan de re-integratie en heeft ook niet gereageerd op schriftelijke verzoeken van de werkgever. Dit gedrag is door de kantonrechter gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer op geen enkele wijze heeft gereageerd op de communicatie van de werkgever, waardoor het niet mogelijk was om vast te stellen of zijn afwezigheid verband hield met ziekte. De rechter heeft geoordeeld dat de verzoekende partij recht heeft op ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder recht op transitievergoeding, en heeft de verwerende partij, die als bewindvoerster optreedt, veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beschikking is gegeven met onmiddellijke ingang, en de proceskosten zijn vastgesteld op € 873,00.

De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en heeft grote gevolgen voor de werknemer, die geen recht heeft op enige vergoeding na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 9510242 AZ VERZ 21-112
Beschikking van de kantonrechter van 25 november 2021
in de verzoekschriftprocedure van
de besloten vennootschap
[verzoekende partij]
gevestigd in ( [postcode 2] ) [vestigingsplaats] ( [gemeente 1] ) aan de [adres 2]
verzoekende partij
gemachtigde mr. I.T.F. van den Heuvel, advocaat in Westerhoven (gemeente Bergeijk)
tegen
[verwerende partij],in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],wonend in
( [postcode 1] ) [woonplaats]aan de [adres 1]
verwerende partij, zij het dat zij niet in rechte verschenen is
Partijen worden hierna als [verzoekende partij] respectievelijk [verwerende partij] en/of [naam onderbewindgestelde] aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 26 oktober 2021 ter griffie ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
  • de op 9 november 2021 ter griffie ontvangen brief d.d. 8 november 2021 van [naam] namens het kantoor van de in rechte aangesproken bewindvoerster ( [handelsnaam] ), in welk stuk verzocht is om de zaak schriftelijk af te handelen, terwijl verder van schriftelijk verweer afgezien is;
  • de rolbeslissing d.d. 10 november 2021 waarin aan [verwerende partij] te kennen gegeven is dat de zitting op 24 november 2021 conform de planning doorgang zou vinden;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 24 november 2021, waar [verwerende partij] noch [naam onderbewindgestelde] zich alsnog aangemeld heeft om verweer te voeren, zodat tegen de niet-verschenen [verwerende partij] verstek verleend is.
1.2.
Na een korte behandeling ter zitting is beschikking bepaald, zodat vandaag uitspraak gedaan wordt.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] is per 1 juni 2021 krachtens arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur (een jaar) in dienst getreden van [verzoekende partij] in de functie van ‘ [functienaam] ’ tegen een bruto loon van € 2.500,00 per maand bij een arbeidsomvang van 40 uur per week.
2.2.
Op 28 juni 2021 heeft [naam onderbewindgestelde] zich bij zijn werkgeefster [verzoekende partij] ziekgemeld.
2.3.
[verzoekende partij] heeft vervolgens meermaals contact gezocht met [naam onderbewindgestelde] via WhatsApp (zie berichten in bijlage 4), welke berichten door [naam onderbewindgestelde] blijkens de twee daarin genoteerde blauwe vinkjes ontvangen en geopend (volgens [verzoekende partij] zelfs: gelezen) zijn zonder dat daarop enige reactie van [naam onderbewindgestelde] gevolgd is.
2.4.
De door [verzoekende partij] na de ziekmelding ingeschakelde bedrijfsarts heeft [naam onderbewindgestelde] opgeroepen voor een bezoek aan het spreekuur op 9 juli 2021 om 16:00 uur, maar [naam onderbewindgestelde] is zonder bericht niet verschenen (bijlage 5).
2.5.
Bij brief van 12 juli 2021 (bijlage 6) heeft [verzoekende partij] aan [naam onderbewindgestelde] het navolgende te kennen gegeven:

Geachte heer [naam onderbewindgestelde] ,
Op 9 juli j.l. heeft de bedrijfsarts contact met je proberen op te nemen, echter zonder resultaat.
Daarom zal je salaris per 10 juli 2021 worden opgeschorst. Wens je dat er geen schorsing van je
salaris plaats vindt, dien je zo spoedig mogelijk contact met de bedrijfsarts op te nemen. Dit kan op
telefoonnummer (…).”
Ook op dit bericht heeft [naam onderbewindgestelde] niet gereageerd. [verzoekende partij] verzond hierna op 21 juli 2021 een brief aan [naam onderbewindgestelde] met de volgende inhoud:

Geachte heer [naam onderbewindgestelde] ,
Per 28 juni 2021 heb je jezelf ziekgemeld. Helaas heb je tot op heden geen gehoor gegeven aan de
oproepen bij de bedrijfsarts.
In verband met je afwezigheid wensen wij onze spullen terug te ontvangen, zijnde:
- Laptop (inclusief bijbehorende materialen)
- Sleutel kantoor [plaats 1]
- Druppel kantoor [plaats 1]
Je kunt deze inleveren bij kantoor [plaats 1] .
Graag zien we deze spullen terug vóór dinsdag 27juli 2021 - 17.00 uur.
Zodra je weer beter/aanwezig bent krijg je uiteraard de spullen terug.”
Wederom is een reactie van [naam onderbewindgestelde] uitgebleven.
2.6.
Vervolgens heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] op 25 augustus 2021 zowel aan [naam onderbewindgestelde] als aan [verwerende partij] te kennen gegeven dat [verzoekende partij] haar opdracht gegeven had in rechte aan te dringen op ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verwerende partij] noch [naam onderbewindgestelde] heeft het nodig geacht op deze aankondiging te reageren of anderszins van zich te doen horen.
2.7.
Op 21 september 2021 heeft [verzoekende partij] een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd met betrekking tot de door [naam onderbewindgestelde] ontplooide (wettelijk voorgeschreven) inspanning tot re-integratie. In de brief die het UWV op 8 oktober 2021 in reactie op dit verzoek aan [verzoekende partij] stuurde (bijlage 8), wordt daarover het volgende vermeld:

Geen deskundigenoordeel
Wij kunnen helaas geen deskundigenoordeel geven. Om de situatie te kunnen beoordelen, hebben wij uw werknemer uitgenodigd voor een fysiek gesprek met onze verzekeringsarts.
Wij hebben uw werknemer van tevoren gebeld maar kregen geen gehoor. Vervolgens de
voicemail ingesproken met datum en tijdstip fysiek spreekuur.
Aansluitend nog een aangetekende oproepbrief verzonden.
Ondanks dit alles is uw werknemer niet gekomen op het spreekuur. Hierdoor hebben wij
onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of hij op grond van medische redenen
terecht of onterecht niet meewerkt aan de re-integratie.
2.8.
Ten slotte heeft [verzoekende partij] bij de [gemeente 2] informatie ingewonnen over de vraag of [naam onderbewindgestelde] nog wel ingeschreven stond op het bij haar bekende adres, hetgeen volgens de Gemeentelijke Basisregistratie Personen (bijlage 9) inderdaad het geval was.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder daarbij rekening te houden met de jegens [naam onderbewindgestelde] geldende termijn van opzegging (derhalve per datum direct volgend op die van de beschikking) en tevens te bepalen dat [naam onderbewindgestelde] geen recht heeft op de transitievergoeding (zij het dat subsidiair een transitievergoeding van € 75,00 aangeboden is), een en ander onder verwijzing van [verwerende partij] (in haar hoedanigheid van bewindvoerster) in de op het ontbindingsverzoek betrekking hebbende proceskosten.
3.2.
Volgens [verzoekende partij] is sprake van ernstig verwijtbaar gedrag aan de zijde van [naam onderbewindgestelde] , doordat hij op geen enkele wijze meewerkt aan de op hem rustende verplichtingen om zich te laten beoordelen door een bedrijfsarts en mee te werken aan zijn re-integratie (art. 7:669 lid 1 en lid 3 sub e BW iuncto art. 7:658a BW).
3.3.
[verwerende partij] heeft (namens [naam onderbewindgestelde] ) geen inhoudelijk verweer gevoerd. In de namens haar aan de kantonrechter gerichte brief d.d. 8 november 2021, heeft zij slechts te kennen gegeven ‘zich te kunnen vinden’ in een transitievergoeding van 75,00 bruto.

4.De beoordeling

4.1.
Onweersproken staat vast dat [naam onderbewindgestelde] sinds zijn ziekmelding op 28 juni 2021 op geen enkele wijze gereageerd heeft op berichten van zijn werkgeefster, de bedrijfsarts en het UWV. Bijgevolg is het niet mogelijk geweest langs de daarvoor geldende lijnen vast te stellen of de arbeidsverhindering van [naam onderbewindgestelde] verband hield met enige door hem gepretendeerde ziekte (arbeidsongeschiktheid) en of, aan wiens kant en welke inspanningen tot re-integratie aangewezen waren. De daardoor ontstane impasse in de arbeidsverhouding valt, zoals [verzoekende partij] terecht stelt, aan te merken als het resultaat van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [naam onderbewindgestelde] . Bij gebreke van ook maar enig verweer op dit punt valt daar verder ook niets meer over te zeggen. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan dan ook op de primair gewenste wijze gehonoreerd worden, dat wil zeggen met directe ingang en zonder recht op transitievergoeding.
4.2.
[verwerende partij] wordt in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van [naam onderbewindgestelde] als de geheel in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verzoekende partij] tot de datum van dit vonnis begroot op € 873,00, te weten € 747,00 aan salaris gemachtigde en € 126,00 aan griffierecht.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 26 november 2021 en bepaalt dat [verzoekende partij] aan [naam onderbewindgestelde] geen transitievergoeding verschuldigd is;
5.2.
veroordeelt [verwerende partij] in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van [naam onderbewindgestelde] tot betaling van de proceskosten, welke kosten aan de kant van [verzoekende partij] tot de datum van deze beschikking op een bedrag van € 873,00 bepaald zijn;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
RK