3.1.[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] veroordeelt om binnen 4 weken na betekening van dit vonnis de zijmuur van het bijgebouw, staande en gelegen op het perceel plaatselijk bekend [adres 2] te [woonplaats] Geul, en opgetrokken langs de zijgevel van de aan de woning, gelegen op het perceel, plaatselijk bekend [adres 1] [woonplaats] , aangebouwde garage, te verwijderen. Daarbij te bepalen dat mocht [gedaagde] niet binnen deze termijn zijn overgegaan tot het verwijderen van de muur, [gedaagde] een dwangsom van € 500,- per dag/dagdeel verbeurt, wanneer [gedaagde] niet voldoet aan deze veroordeling, met een maximum van € 10.000,-;
2. [gedaagde] gebiedt om het door hem verwijderde groene draadhekwerk, na de sloop van de zijmuur van het bijgebouw, weer terug te plaatsen langs de zijgevel van de aan de woning, gelegen op het perceel, plaatselijk bekend [adres 1] [woonplaats] , aangebouwde garage. Daarbij te bepalen dat mocht [gedaagde] niet binnen deze termijn zijn overgegaan tot het verwijderen van de muur, [gedaagde] een dwangsom van € 500,- per dag/dagdeel verbeurt, wanneer [gedaagde] niet voldoet aan deze veroordeling, met een maximum van € 1.000,-,
3. [gedaagde] gebiedt om een strook van 0.30 meter gelegen langs en grenzend aan het perceel van [eiser] , kadastraal bekend [kadasternummer 1] , plaatselijk bekend [adres 2] [woonplaats] , vrij te houden van bebouwing en/of betonnen vloerconstructies en/of bestrating. Daarbij te bepalen dat mocht [gedaagde] daar niet aan voldoen, [gedaagde] een dwangsom van € 1.000,- per dag/dagdeel verbeurt, wanneer [gedaagde] niet voldoet aan deze veroordeling, met een maximum van € 50.000,-,
4. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 175,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, te rekenen vanaf de datum van de onderhavige dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,
5. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten van deze procedure, begroot op € 1.370,81
met bepaling dat als deze kosten niet binnen zeven dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd,
6. [gedaagde] veroordeelt in de nakosten als bedoeld in artikel 237, lid v Rv tot een bedrag van maximaal € 100,- indien [gedaagde] aangeschreven dient te worden tot betaling van hetgeen waartoe hij in het in deze te wijzen vonnis wordt veroordeeld, maar er geen betekening van de uitspraak plaatsvindt, dan wel een bedrag van € 68,- indien er wel betekening van de uitspraak plaatsvindt.