ECLI:NL:RBLIM:2021:9798

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
C/03/298886 / KG ZA 21-430
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 28 juli 2021, waarin hij was veroordeeld tot betaling aan [gedaagde]. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, waarbij hij de maatstaf van de Hoge Raad van 20 december 2019 in acht heeft genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde] een executoriale titel heeft en dat [eiser] niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een restitutierisico. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangenafweging in het nadeel van [eiser] uitvalt, omdat hij niet heeft onderbouwd dat de betalingsmoraal van [gedaagde] in het verleden een risico vormt. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/298886 / KG ZA 21-430
Vonnis in kort geding van 21 december 2021
in de zaak van
[eiser],
voorheen h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. W.B.M. Vondenhoff te Heerlen,
tegen
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] , Kroatië,
gedaagde,
advocaat mr. T. Bezmalinovic te Rotterdam.
Partijen zullen hierna “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 december 2020 met tien producties
  • de door [eiser] nagezonden productie 5
  • de conclusie van antwoord in kort geding
  • de mondelinge behandeling op 14 december 2021
  • de pleitnota van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in het verleden een eenmanszaak gedreven onder de naam [handelsnaam] . Die onderneming is later ingebracht in [naam B.V. 1] De aandelen van [naam B.V. 1] worden gehouden door [naam B.V. 2] [eiser] is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam B.V. 2]
2.2.
Bij vonnis van 28 juli 2021 (zaaknr. C/03/266405 / HA ZA 19-369) (productie 1 dagvaarding) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, in een geschil tussen enerzijds [gedaagde] en anderzijds [eiser] , handelend als eenmanszaak [handelsnaam] en mede als vennoot van [bedrijfsnaam] en VOF [bedrijfsnaam] (hierna: [bedrijfsnaam] ), onder meer het volgende beslist:

(…)
5.2.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 20.115,09(twintigduizend honderdvijftien euro en negentien eurocent), vermeerderd met de Kroatische handelsrente over het toegewezen bedrag met ingang van de vervaldata van de verschillende facturen tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] en [bedrijfsnaam] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 16.536,72(zestienduizend vijfhonderd zesendertig euro en tweeënzeventig eurocent), vermeerderd met de Kroatische handelsrente over het toegewezen bedrag met ingang van de vervaldata van de verschillende facturen tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eiser] en [bedrijfsnaam] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.141,52 ter zake buitengerechtelijke incassokosten.
5.5.
veroordeelt [eiser] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de een betaald ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.187,06,(…)
2.3.
Het vonnis van 28 juli 2021 is op 3 augustus 2021 aan [eiser] betekend. [eiser] heeft niet binnen de aangezegde termijn van twee dagen na betekening van dat vonnis aan het vonnis voldaan. Daarna heeft [gedaagde] executoriaal beslag gelegd op het woonhuis van [eiser] en op de aan hem in eigendom toebehorende aandelen in [naam B.V. 2] De processen-verbaal van beslaglegging zijn op 11 augustus 2021 aan [eiser] betekend. [gedaagde] heeft op 13 september 2021 een verzoekschrift ex artikel 474 g Rv bij de rechtbank ingediend.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te verbieden om uitvoering te geven aan het vonnis van de Rechtbank Limburg van 28 juli 2021 met zaaknummer C/03/266405 / HA ZA 19-369, in het bijzonder:
a. [gedaagde] te verbieden de aangezegde executies van de aandelen op naam en de onroerende zaak voort te zetten althans haar te gelasten die te staken, dan wel schorsing van de executie ex artikel 438 lid 2 Rv te gelasten,
en
b. opheffing van het executoriale beslag op aandelen te bevelen conform artikel 438 lid 2 Rv derde volzin;
2. een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of per gedeelte van een dag dat [eiser] met zijn verplichtingen in gebreke is gebleven tot een maximum van € 20.000,00;
3. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.1.1.
[eiser] stelt dat, doordat de executie van zijn aandelen in [naam B.V. 2] en zijn onroerende zaak dreigt, hij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
3.1.2.
[eiser] stelt voorts dat het vonnis van 28 juli 2021 in hoger beroep geen stand zal houden, doordat - samengevat - sprake is van twee misslagen. De rechtbank heeft allereerst de rechtsrelatie tussen [bedrijfsnaam] en [gedaagde] van 20 april 2018 (productie 3 dagvaarding) ten onrechte gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst die vooral geschillen uit eerdere koopovereenkomsten beëindigt. Volgens [eiser] is sprake van gemengde distributie agentuurovereenkomsten. Ten tweede heeft de rechtbank ook de rechtsrelatie tussen [eiser] ( [handelsnaam] ) en [gedaagde] verkeerd gekwalificeerd. Er was geen sprake van een koopovereenkomst maar van een distrubitieovereenkomst. Het gevolg van deze foute kwalificaties is dat de rechtbank ten onrechte Kroatisch recht toegepast heeft. Dat had in de verhouding [bedrijfsnaam] en [gedaagde] Belgisch recht moeten zijn en in de verhouding [eiser] ( [handelsnaam] ) en [gedaagde] Nederlands recht. Als de rechtbank het juiste recht had toegepast zou het inhoudelijke oordeel over het geschil tussen partijen anders zijn uitgevallen.
3.1.3.
Tenuitvoerlegging van het vonnis van 28 juli 2021 is ook ontoelaatbaar omdat [eiser] [gedaagde] een aanbod heeft gedaan om zekerheid te stellen voor € 60.000,00. Ter zitting heeft [eiser] dit aanbod verfijnd, aldus dat hij heeft aangeboden om € 30.000,00 aan [gedaagde] te betalen en € 30.000,00 op derdenrekening van zijn advocaat te storten. [eiser] stelt dat door de lankmoedige betalingsmoraal van [gedaagde] in het verleden er een resitutierisico bestaat voor hem als hij zou moeten betalen voordat is beslist in hoger beroep.
3.2.
[gedaagde] betwist gemotiveerd dat het vonnis van 28 juli 2021 op een kennelijke misslag berust. Volgens haar heeft [eiser] in eerste aanleg niet gesproken over een distributieovereenkomst en evenmin een beroep gedaan op Belgisch recht. Ook voor het overige voert zij verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
[gedaagde] heeft uit hoofde van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 28 juli 2021 (zie r.o. 2.2) een executoriale titel jegens [eiser] .
Omdat [eiser] niet aan de betreffende veroordeling heeft voldaan, is [gedaagde] in beginsel gerechtigd tot executie over te gaan. [eiser] vordert - kort gezegd - de executie te verbieden of te staken. De voorzieningenrechter oordeelt over deze vordering als volgt.
Maatstaf
4.3.
De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) de maatstaf voor de beoordeling in een kort geding van een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging, indien tegen de ten uitvoer te leggen uitspraak een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld, geformuleerd.
4.3.1.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen
dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist of
diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
4.3.2.
Bij de toepassing van de hiervoor genoemde maatstaf in een kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
4.3.3.
In het geval de rechter in de uitspraak waarvan beroep geen, dan wel een niet gemotiveerde, beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad, moet worden aangenomen dat nog geen afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden aan de hand van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden. De rechter in kort geding moet deze afweging dan alsnog maken.
Kennelijke misslagen?
4.4.
De rechtbank heeft in r.o. 4.7.5. van het vonnis van 28 juli 2021 geoordeeld dat in de vaststellingsovereenkomst geschillen uit eerdere overeenkomsten worden geregeld. Die overeenkomsten betreffen volgens de rechtbank grotendeels koopovereenkomsten - meer specifiek spreekt de rechtbank over koopovereenkomsten voor roerende zaken - en voor een kleiner deel een agentuurovereenkomst. De rechtbank is in het licht daarvan en als gevolg van de accessoire aanknoping van oordeel dat Kroatisch recht van toepassing is ten zien van de vaststellingsovereenkomst.
4.5.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de rechtbank tegen de achtergrond van de feiten die vastgesteld zijn in r.o. 2.2. en 2.3. van het vonnis van 28 juli 2021 ( [eiser] koopt producten bij [gedaagde] , [bedrijfsnaam] had verplichting op zich genomen tot exclusieve vertegenwoordiging en promotie van de producten in de Benelux en later zijn er geschillen gerezen over onbetaalde facturen, ondeugdelijk werk, onvolledige leveringen en niet betaalde provisie) in het kader van de accessoire aanknoping tot de kwalificatie ‘koopovereenkomsten en voor een kleiner deel agentuurovereenkomst’ gekomen is. Dat oordeel is toereikend gemotiveerd en daarom kan van kennelijke misslagen geen sprake zijn. [eiser] heeft overigens niet bestreden dat in eerste aanleg niet is gesproken over een distributieovereenkomst en ook geen beroep is gedaan op Belgisch recht.
Belangenafweging
4.6.
Ter zitting heeft [gedaagde] aangevoerd niet bereid te zijn om mee te werken aan welke vorm van zekerheidstelling door [eiser] dan ook. Zij wil het vonnis, dat uitvoer bij voorraad is verklaard, kunnen executeren. [eiser] vordert dat [gedaagde] verboden wordt te executeren, juist vanwege de zekerheid die hij bereid is te bieden en het restitutierisico dat hij loopt als hij nu betaalt en in hoger beroep gelijk krijgt. [gedaagde] heeft betwist dat er sprake is van een restitutierisico.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de rechtbank de beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet gemotiveerd heeft. Gelet op de bovenstaande maatstaf (r.o. 4.3.3.) betekent dit dat alsnog beoordeeld moet worden of er omstandigheden zijn die meebrengen dat het belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis.
4.8.
De belangen die [eiser] noemt zijn het voorkomen van de executoriale verkoop van het onroerend goed en de aandelen op naam die executoriaal in beslag genomen, bij niet-betaling en het voorkomen van een restitutierisico bij betaling. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] echter aangevoerd dat als zijn vorderingen in kort geding worden afgewezen, hij gevolg zal geven aan de veroordelingen in het vonnis van de rechtbank. Dat betekent dat het gevaar dat daadwerkelijk geëxecuteerd zal worden en hij als gevolg daarvan schade zal lijden, zich niet zal voordoen als hij die toezegging nakomt. Het enige te beoordelen belang dat dan nog overblijft, betreft het restitutierisico. Ter onderbouwing van dat restitutierisico heeft [eiser] alleen gewezen op de betalingsmoraal van [gedaagde] uit het verleden die hij omschrijft als lankmoedig. [gedaagde] heeft het restitutierisico betwist en daarbij verder gewezen op de omvang van haar onderneming (de grootste op het gebied van keukens in Kroatië). De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] het gestelde restitutierisico in het licht van het verweer door [gedaagde] niet toereikend onderbouwd heeft. Dat betekent dat de belangenafweging in het nadeel van [eiser] uitvalt.
4.9.
Gelet op al het vorenoverwogene worden de vorderingen afgewezen.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat €
1.016,00
totaal € 1.683,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.683,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van beslissing 5.2.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM