ECLI:NL:RBLIM:2021:9767

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
03.196065.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot jeugddetentie en werkstraf wegens verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen

Op 22 december 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 100 uren. De zaak betreft twee slachtoffers: [slachtoffer 1], die op 30 augustus 2020 in Heel door de verdachte werd verkracht, en [slachtoffer 2], die op 15 januari 2020 in Boxtel ontuchtige handelingen onderging. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar was en voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen. De verdachte heeft ontkend dat hij bij [slachtoffer 1] is binnengedrongen, maar de rechtbank achtte dit wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van dwang, aangezien [slachtoffer 1] herhaaldelijk had aangegeven dat ze dit niet wilde. In het geval van [slachtoffer 2] werd de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklachten, maar de rechtbank achtte wel bewezen dat hij ontuchtige handelingen had gepleegd. De rechtbank besloot het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd en de omstandigheden van de verdachte, en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.196065.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2000,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H.E.C. Janssen (waarnemend voor haar kantoorgenoot mr. Dronkers), advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 08 december 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging tenlastelegging, - kort en feitelijk - op neer dat de verdachte:
Feit 1:[slachtoffer 1] heeft verkracht (primair), dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te
verkrachten (subsidiair).
Feit 2:ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2005, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam (primair), dan wel geprobeerd heeft ontuchtige handeling te plegen met [slachtoffer 2] die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam (subsidiair), dan wel ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] (meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde. De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde acht de officier van justitie de door het slachtoffer, [slachtoffer 1] , afgelegde verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, ook voor wat betreft het seksueel binnendringen van het lichaam. Het dossier bevat daarnaast voldoende steunbewijs uit andere bron. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de verklaringen van getuigen [naam 1] en [naam 2] die direct na de aan de verdachte verweten gedragingen contact hebben gehad met het slachtoffer en die de emoties en fysieke toestand van het slachtoffer hebben waargenomen.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigd worden bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd ontuchtige handelingen te plegen die mede bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam. Uit de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte blijkt duidelijk dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsvrouw – zoals opgenomen in de overgelegde pleitnota – het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde ontbreekt wettig en overtuigend bewijs voor het seksueel binnendringen van het lichaam dan wel de poging daartoe. Er hebben op 30 augustus 2020 tussen de verdachte en het slachtoffer intimiteiten plaatsgevonden, maar uit de verklaringen in het dossier valt niet af te leiden dat er sprake was van dwang en/of geweld.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde ontbreekt wettig en overtuigend bewijs voor het plegen van ontuchtige handelingen zoals gespecifieerd in de tenlastelegging. De verklaringen van de verdachte en het slachtoffer lopen op cruciale onderdelen uiteen. Daarnaast zijn de verklaringen die door het slachtoffer zijn afgelegd in de visie van de verdediging onbetrouwbaar en ongeloofwaardig. Tussen de verdachte en slachtoffer heeft weliswaar een intieme ontmoeting plaatsgevonden, maar wat is gebeurd kan niet worden aangemerkt als ontuchtige handeling. Immers, er is geen sprake van een groot leeftijdsverschil, er is ook geen sprake van een afhankelijkheidsrelatie en op basis van het aangetroffen appverkeer kan voorzichtig worden gesteld dat de verdachte en slachtoffer elkaar op dat moment erg leuk vonden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Het juridisch kader
Veel zedenzaken kenmerken zich door de situatie dat er slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de beweerdelijke seksuele handelingen: de persoon die hiervan stelt slachtoffer te zijn geweest en de persoon die het feit zou hebben gepleegd. Dit is ook het geval in deze zaak. Er zijn geen andere personen die uit eigen waarneming kunnen verklaren omtrent de aan de verdachte verweten ontuchtige handelingen.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering en de jurisprudentie van de Hoge Raad daarover, kan de rechter niet uitsluitend op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van een aangifte bewezen verklaren dat een verdachte een aan hem tenlastegelegd feit heeft begaan. Er kan dus niet tot een bewezenverklaring worden gekomen wanneer de feiten en omstandigheden waarover slechts een persoon verklaart onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Aan het vereiste bewijsminimum is evenmin voldaan indien de verschillende getuigenverklaringen uit een dossier alle terug te voeren zijn naar dezelfde bron.
In een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte tegenover elkaar staan – dient de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te beoordelen en daarnaast te bepalen of voor hetgeen het slachtoffer verklaart voldoende steunbewijs uit (een) onafhankelijke bron(nen) in het dossier aanwezig is.
3.3.2
Feit 1 – verkrachting van [slachtoffer 1]
3.3.2.1 De bewijsmiddelen
Verklaring van [naam 1] , groepsbegeleider van [slachtoffer 1] bij Sint Anna in Heel [2]
Ik was op zondag 30 augustus 2020 aan het werk bij Sint Anna te Heel. Omstreeks 20.30 heb ik [slachtoffer 1] nog haar medicatie gegeven. Ik zag dat [naam 3] er niet meer was alleen [verdachte] was er nog. Omstreeks 21.00 uur heb ik mijn dienst afgesloten en ben ik naar huis gegaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] mij een bericht stuurde via mijn zorgverleners pagina op Facebook. Om 21.25 uur kreeg ik dat bericht en toen heb ik haar proberen te bellen via Facebook maar [slachtoffer 1] nam niet op. Toen schreef [slachtoffer 1] dat ze niet kon opnemen omdat [verdachte] er nog was. Toen is [slachtoffer 1] naar de gang gelopen en toen hebben wij een minuut gebeld. Ze vroeg of ik er voor kon zorgen dat [verdachte] wegging. [slachtoffer 1] stuurde toen (een tekstbericht via Facebook) dat ze gebruikt was en veel pijn had. Toen hebben wij video gebeld met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] benoemde dat het fout was gegaan en dat [verdachte] seksuele opmerkingen had gemaakt. En dat [verdachte] haar begon aan te raken. [slachtoffer 1] zei dat ze dit niet wilde. En [slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] haar optilde naar haar bed. Ik zag aan [slachtoffer 1] een rood hoofd en gechoqueerde grote ogen, na 5 minuten kwamen er pas emoties. Ze zei dat ze pijn had met plassen.
Verklaring van [naam 2] , werkzaam bij Sint Anna in Heel [3]
Ik werd op zondagavond 30 augustus 2020 rond 21.15 uur gebeld door [naam 1] . [naam 1] zei aan de telefoon dat er een situatie was met [slachtoffer 1] maar omdat [naam 1] haar dienst al om 21.00 uur was afgelopen was zij al thuis. Ik ben naar haar toe gegaan en was omstreeks 21.30 uur bij haar. Ik ben bij [slachtoffer 1] binnen gelopen en zag een heel verschrikt meisje zitten. Dat zag ik vooral aan haar grote ogen. Je zag dat er iets was gebeurd. Ze was lichamelijk heel onrustig. Ze kon niet goed stil blijven zitten. Ik ben bij haar gaan zitten. Ze zat in de woonkamer en was alleen. Ik ben bij haar op de bank gaan zitten. [slachtoffer 1] zei toen herhaaldelijk tegen mij ‘’ik heb zo’n pijn’’ en ‘’ik wilde dit helemaal niet’’. Vervolgens zei ze weer verschillende keren ‘’ik heb zo’n pijn’’ en ‘’ik wilde het helemaal niet’’. Toen vertelde ze ook kleine stukjes over wat er gebeurd zou zijn. Dat [verdachte] haar van de bank had opgetild en naar haar bed had gebracht. En vervolgens weer "ik heb zo'n pijn" en "ik wilde het helemaal niet". Het schiet me nu te binnen dat [slachtoffer 1] ook aan de telefoon tegen de zedenpolitie heeft verteld dat [verdachte] niet in haar is klaar gekomen maar in zijn handen. Ze vertelde dat [verdachte] samen met een medebewoner op bezoek was bij [slachtoffer 1] . En dat het op dat moment nog heel gezellig was. Toen is die mede cliënt weer vertrokken naar zijn eigen groep en op dat moment zag ze een verandering bij [verdachte] en wilde hij dus seks met haar. [slachtoffer 1] vertelde ook nog op het moment toen [verdachte] bezig was dat ze had aangegeven aan [verdachte] dat ze dit niet wilde en dat [verdachte] toen had gezegd ‘’het duurt nog maar even’’.
Op 31 augustus 2020 heeft er een informatief gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer 1] over de gebeurtenissen op 30 augustus 2020 tussen 21.00 uur en 22.30 uur te Heel. Zij vertelt daar over de gebeurtenissen met [verdachte] . [4] Vervolgens heeft er op 16 september 2020 een studioverhoor plaatsgevonden.
Verklaring van [slachtoffer 1] [5]
Die avond was [naam 3] er ook. Toen was het het nog gewoon gezellig. Toen [naam 3] weg was heeft [verdachte] iets gedaan wat ik niet wilde. Hij ging over de buik aaien en dat vond ik niet fijn en toen begon hij mij te knuffelen. Ik dacht dat dit gewoon vriendschappelijk was. Toen begon hij mij te kussen. Ik zei dat ik dit niet wilde op deze manier. Toen ging hij mij optillen en toen bracht hij mij naar het bed en toen moest ik ook mijn broek uit doen. Dat zei hij tegen mij. Het is gebeurd bij mij thuis tussen 20.45 uur en 21.30 uur. Als hij mij knuffelt heeft hij mij vast met zijn armen om mij heen. Toen begon hij intiem te worden en begon hij mij te kussen. Hij knuffelt mij dan nog steeds. Hij deed zijn tong in mijn mond. Ik zei dat ik het op die manier niet wilde. [verdachte] zei: ‘’Kom effe.’’ Toen tilde hij mij op naar het bed en toen zei hij: ‘’Broek uit’’. Hij tilde mij gewoon op naar het bed. Hij tilde mij op en ik stribbelde een beetje tegen. Hij wees met zijn vinger en zei dat ik mijn broek uit moest doen. Ik dacht laat het maar gebeuren want ik was bang. Hij is ook veel groter en sterker en daar kan ik toch niets tegen beginnen. Hij deed toen zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel en dat deed heel erg pijn. Ik zei: ‘’stop stop’’ en hij ging gewoon door. Toen hij met zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel zat deed hij heel hard in mij en ik zei dat het pijn deed en dat hij moest stoppen. Hij zei: ‘’nog effe.’’ Toen ik stop stop zei en hij nog effe zei toen haalde hij zijn geslachtsdeel eruit en deed hij zijn geslachtsdeel vasthouden en klopte die uit in zijn andere hand. Toen hij mij optilde stribbelde ik tegen door met de heupen en benen te bewegen. Ik kwam niet los. Ik was bang. Ik heb wel gezegd dat hij moest stoppen en dat ik pijn had.
Verklaring van de verdachte [6] Ik ken [slachtoffer 1] eigenlijk al heel lang. Ik heb daar vroeger mee op de groep gezeten in Venlo. Ik was toen 13 of 14 jaar oud. Ik ben in augustus 2020 op St. Anna komen wonen. Zij loopt ook rond op het terrein bij St. Anna. Er is iets gebeurd. In augustus ben ik naar haar toe gegaan. Er zat nog een andere jongen bij, [naam 3] , maar die is eerder weggegaan. Wij zaten op de kamer bij [slachtoffer 1] . Ik drukte mijn piemel tegen haar kut aan maar dat ging niet. Zij zei: ‘’stoppen want het doet pijn’’. Ik ben klaargekomen in mijn handen.
3.3.2.2 Bewijsoverweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster als betrouwbaar is aan te merken. De door haar afgelegde verklaring bij het informatief gesprek en de verklaring die zij later aflegt, waarin zij op vragen van de verbalisanten gedetailleerder vertelt over de gebeurtenis en de handelingen die hebben plaatsgevonden, zijn consistent en ook in lijn met wat zij dezelfde avond aan getuigen [naam 1] en [naam 2] heeft verteld.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verklaring van [slachtoffer 1] steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank vindt dit steunbewijs in de verklaring van de getuige [naam 1] en getuige [naam 2] . Uit de verklaring van getuige [naam 1] volgt dat [slachtoffer 1] direct dan wel kort na het voorval contact met haar heeft opgenomen en tegen haar verteld heeft wat de verdachte met haar heeft gedaan. Via een videogesprek met het slachtoffer zag getuige [naam 1] dat [slachtoffer 1] hevig was ontdaan. Ook getuige [naam 2] heeft waargenomen dat [slachtoffer 1] verschrikt was en onrustig. Beide getuigen verklaren dat [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat ze dit niet wilde en dat zij pijn had.
Binnendringen?
Hoewel de verdachte ontkent dat hij bij [slachtoffer 1] is binnengedrongen, acht de rechtbank dit wel bewezen gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] , die verklaart dat de verdachte met zijn geslachtsdeel in haar geslachtsdeel heel hard deed, en de verklaring van de verdachte waarin hij aangeeft dat hij zijn penis tegen de vagina van het slachtoffer heeft gedrukt en het slachtoffer aangaf dat dit pijn deed. De rechtbank leidt uit voorgaande af dat het niet is gebleven bij het tegen de vagina aandrukken met zijn penis, maar dat er ook seksueel is binnengedrongen.
Dwang?Uit de bewijsmiddelen volgt tevens dat [slachtoffer 1] werd gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen. [slachtoffer 1] heeft van meet af aan in woord en gebaar aan de verdachte kenbaar heeft gemaakt dat zij dit niet wilde. Zij heeft dit gedaan door duidelijk tegen de verdachte te zeggen dat zij dit niet wilde en door naar eigen zeggen tegen te stribbelen toen de verdachte haar optilde. De verdachte heeft signalen van [slachtoffer 1] echter genegeerd en is gewoon doorgegaan. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte door middel van feitelijkheden een situatie heeft gecreëerd waarin het slachtoffer zich niet meer durfde te verzetten of te onttrekken aan de seksuele handelingen van de verdachte en daaraan ook geen weerstand meer kon bieden. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van de dwang. Het verweer van de raadsvrouw, inhoudende dat er geen sprake was van dwang en dat het slachtoffer openstond voor seksuele toenadering, wordt dan ook verworpen.
3.3.2.3 Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3
Feit 2 – ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2]
3.3.3.1 De bewijsmiddelen
Informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum] 2005 [7]
Op 16 januari 2020 heeft er een informatief gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer 2] over de gebeurtenissen met [verdachte] tussen woensdag 15 januari 2020 om 13.30 uur en 15.00 uur in Boxtel. Vervolgens heeft er op 10 maart 2020 een studioverhoor plaatsgevonden.
Verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd tijdens het studioverhoor bij de politie [8]
Het gaat over [verdachte] . Ik ging een rondje lopen en het terrein af. [verdachte] wilde een rondje meelopen. [verdachte] stond achter mij en ging met zijn handen om mijn middel. [verdachte] deed mijn broek omlaag. Voordat ik wist gebeurde het. Ineens pakte hij mij vast en stopte hij hem erin. Hij duwde hem in mijn vagina.
Verklaring van de verdachte [9]
Ik ken [slachtoffer 2] van het voetballen op het terrein van La Salle. Er is alleen seks geweest tussen mij en [slachtoffer 2] met de hand. Ik heb gevoeld aan haar kut. Ik heb haar blote vagina aangeraakt aan de zijkant, de schaamlippen. Ik ben niet met mijn piemel in haar kut geweest, wel erover heen maar niet erin. Zij stond tegen mij aan met haar billen. Mijn broek en onderbroek waren tot helft omlaag en die van haar ook. Ik ben met mijn piemel over haar vagina en billen gegaan.
3.3.3.2 Bewijsoverweging van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte handelingen heeft gepleegd die mede bestaan uit het seksueel binnendringen of een poging daartoe. Hoewel [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte is binnengedrongen ontbreekt in het dossier daarvoor het steunbewijs. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte acht de rechtbank wel het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het door de verdediging gevoerde verweer betreffende het ontuchtige karakter van de handelingen overweegt de rechtbank als volgt. Het ontuchtig karakter kan ontbreken bij seksueel contact met een minderjarige als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben (HR 24 juni 1997,
NJ1997/676). Naar het oordeel van de rechtbank is van een dergelijke situatie in onderhavig geval geen sprake.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primairop 30 augustus 2020 te Heel, door een feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en bestaande die feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] naar zich toe heeft getrokken en
- die [slachtoffer 1] heeft gezoend en (daarbij) zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en
- die [slachtoffer 1] heeft opgetild en op het bed heeft gelegd en
- (dwingend) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar broek uit moest doen en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gebracht en
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet van die [slachtoffer 1] en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "nog ff", en
- een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer 1] zich niet (meer) kon en/of durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan de seksuele handelingen van verdachte en/of daaraan geen weerstand (meer) kon en durfde te bieden;
Feit 2 meer subsidiair
op 15 januari 2020 in Boxtel, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten en aanraken van de vagina van die [slachtoffer 2] en
- het duwen en bewegen van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en de billen van die [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:verkrachting;
feit 2 meer subsidiair: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd – met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht – aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 160 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering. De officier van justitie heeft verder gevorderd aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie, op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank, bij bewezenverklaring, verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en te volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het sanctierecht voor volwassenen of jeugdigen toegepast dient te worden. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht is het mogelijk om het jeugdstrafrecht toe te passen op jongeren in de leeftijd van achttien tot drieëntwintig jaar als de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De reclassering adviseert in het rapport van 2 december 2021 om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau. De verdachte is niet goed in staat situaties te overzien en vertoont kinderlijker gedrag dan men – gezien zijn kalenderleeftijd – zou verwachten. Verder heeft de verdachte een groepsgericht leefklimaat nodig en is hij ontvankelijk voor sturing en begeleiding van volwassenen. Er worden geen contra-indicaties gevonden voor het toepassen van jeugdstrafrecht. De rechtbank volgt dit advies en zal het jeugdstrafrecht toepassen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal zedendelicten. Zowel de slachtoffers als de verdachte verbleven ten tijde van het strafbare feiten in een instelling voor jongeren met een licht verstandelijke beperking.
Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van beide meisjes. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog lang last van en de herinnering eraan belemmert hen in hun dagelijks bestaan. [slachtoffer 2] geeft aan dat ze zich waardeloos voelde na het gebeuren met [verdachte] en dat voorkomen moet worden dat dit met andere meiden gebeurt. [slachtoffer 1] geeft aan dat ze hoopt dat [verdachte] geen straf krijgt, maar een behandeling waarin hij leert met meisjes om te gaan.
Teneinde het recidiverisico in te perken acht de reclassering een verplicht kader van behandeling en begeleiding geïndiceerd. De verdachte reageert door zijn cognitieve en sociaal emotionele achterstand soms impulsief en is niet altijd goed in staat signalen van anderen te herkennen en hier adequaat op te reageren. Daarnaast is er sprake van fors middelengebruik waarvan in algemene zin bekend is dat dit ontremmend werkt. Er is er nog weinig zicht op de seksualiteitsbeleving van de verdachte. De verdachte is woonachtig in een beschermde woongroep en krijgt 24 uurs zorg. Uit het contact met de regiebehandelaar blijkt dat hij soms moeite heeft met nakomen van afspraken met de begeleiding. In geval van een veroordeling acht zij een jeugdreclasseringstoezicht van toegevoegde waarde, omdat dit ervoor kan zorgen dat de verdachte zich beter aan de afspraken binnen zijn begeleid wonen omgeving houdt en zal zorgen voor structuur en stabiliteit in zijn leven. De reclassering acht de bijzondere voorwaarden: begeleiding door de jeugdreclassering, een ambulante behandeling, verplicht begeleid wonen, het meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs en meewerken aan dagbesteding geïndiceerd.
Verder is gebleken dat de verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend. Met de voorwaardelijke jeugddetentie wordt niet alleen de ernst van de feiten benadrukt, maar wordt ook beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie verbindt de rechtbank bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstaf in de vorm van een werkstraf op voor de duur van 100 uren, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 8.727,- ter zake van feit 2, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De vordering bestaat uit een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade en
€ 727,- aan materiële schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ter zake de materiële schade onvoldoende is onderbouwd en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dient te worden afgewezen. De officier van justitie heeft verzocht de vordering voor zover die ziet op vergoeding van immateriële schade te matigen.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verdachte volgens hem van de feiten dient te worden vrijgesproken. Mocht het tot een bewezenverklaring komen dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering in zijn geheel niet is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen vast te staan dat aan de benadeelde [slachtoffer 2] (feit 2 meer subsidiair) door het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde reiskosten van € 222,- heeft gemaakt en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Deze schadepost zal daarom worden toegewezen.
Met betrekking tot de posten vervangende telefoon en abonnementskosten is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat deze schadeposten een rechtstreeks verband houden met het bewezen verklaarde feit. De gevorderde vergoeding voor twee verlofdagen is vooralsnog onvoldoende onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen die de benadeelde recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Artikel 6:106, sub b BW bepaalt onder meer dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde op andere wijze in haar persoon is aangetast.
De verdachte heeft ontucht gepleegd met een meisje jonger dan 16 jaar. Kinderen van die leeftijd zijn nog niet zo ver in hun seksuele ontwikkeling dat zij in alle gevallen hun wil daarin vrij kunnen bepalen en hun handelen daarop kunnen afstemmen. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het naar het oordeel van de rechtbank een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt
De rechtbank zal de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid toewijzen tot het bedrag van € 500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor de overige gevorderde immateriële schade in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank komt aldus tot toewijzing van de schadevergoedingsvordering tot een bedrag van € 722,- bestaande uit € 222,- materiële schade en € 500,- immateriële schade, onder vermeerdering van de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 15 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Nu de verdachte ter zake het hiervoor bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 242, 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder
feit 2 primair en subsidiairten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten opleveren zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de onder
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de William Schrikker Stichting Jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
veroordeelde laat zich behandelen door het FACT team van STEVIG of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
veroordeelde verblijft in St Anna of een andere instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Veroordeelde maakt zijn middelengebruik bespreekbaar;
veroordeelde werkt mee aan dagbesteding en houdt zich aan de afspraken die de dagbesteding/werkgever samen met St Anna en de reclassering met hem maken.
  • geeft aan voornoemde jeugdreclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
1. ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
2. medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • veroordeelt de verdachte voor de onder
  • beveelt dat indien de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij voor de meer of anders gevorderde schade niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , een bedrag van € 722,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 15 januari 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Hermanides, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. W. Loof rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H.M. Meisen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2021.
Buiten staat
Mr. Loof is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat

1.hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Heel, in de gemeente Maasgouw door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,- die [slachtoffer 1] onverhoeds naar zich toe heeft getrokken en/of- die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft gezoend en/of (daarbij) zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of- die [slachtoffer 1] heeft opgetild en/of op het bed heeft gelegd en/of- (dwingend) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar broek uit moest doen en/of- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gebracht en/of- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of onwil en/of pijn van die [slachtoffer 1] en/of- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "nog ff", althans woorden van gelijke strekking en/of- een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer 1] zich niet (meer) kon en/of durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan de seksuele handelingen van verdachte en/of daaraan geen weerstand (meer) kon en/of durfde te bieden;

subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Heel, in de gemeente Maasgouw ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , met voornoemd oogmerk
- die [slachtoffer 1] onverhoeds naar zich toe heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft gezoend en/of (daarbij) zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer 1] heeft opgetild en/of op het bed heeft gelegd en/of
- (dwingend) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar broek uit moest doen
en/of
- zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] , althans tegen het onderlichaam van die [slachtoffer 1] , heeft geduwd en/of bewogen en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of onwil
en/of pijn van die [slachtoffer 1] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "nog ff", althans woorden van gelijke strekking
en/of
- een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer 1] zich niet (meer) kon en/of durfde te verzetten tegen en/of onttrekken aan de seksuele handelingen van verdachte en/of daaraan geen weerstand (meer) kon en/of durfde te bieden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij op of omstreeks 15 januari 2020 in de gemeente Boxtel, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of het betasten en/of aanraken van de vagina van die [slachtoffer 2] ;

subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2020 in de gemeente Boxtel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , met voornoemd oogmerk
- de vagina van die [slachtoffer 2] heeft betast en/of aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of de billen, althans tegen het onderlichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2020 in de gemeente Boxtel, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten en/of aanraken van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of de billen, althans tegen het onderlichaam, van die [slachtoffer 2] .

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche, afdeling zeden, proces-verbaalnummer 2020139725, gesloten d.d. 19 juli 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 251.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 14 september 2020, pg. 58-62.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 10 september 2020, pg. 53-57.
4.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, d.d. 31 augustus 202, pg. 31-32.
5.Het proces-verbaal uitwerking studioverhoor van [slachtoffer 1] d.d. 16 september 2020, pg. 72-75.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 december 2020, pg. 15-22.
7.Het proces-verbaal informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2] d.d. 16 januari 2020, pg. 76-79.
8.Het proces-verbaal van bevindingen studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 26 november 2020, pg. 107-111.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 december 2020, pg. 23-30.